ECLI:NL:RBOVE:2018:409

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
08/994522-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een werkgever wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet met ernstige gevolgen voor een jeugdige werknemer

Op 12 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man, die als werkgever werd beschuldigd van het in gevaar brengen van een 14-jarige werkneemster door haar te laten werken met een onveilige mechanische gehaktmolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in strijd heeft gehandeld met de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet, doordat hij geen risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) had opgesteld en onvoldoende toezicht hield op de werkzaamheden van de jeugdige werknemer. Tijdens het werk op 7 januari 2017 raakte de werkneemster ernstig gewond, waarbij meerdere vingers van haar linkerhand werden geamputeerd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan opzettelijke overtredingen van de wetgeving, en legde een taakstraf van 100 uren op, alsook vervangende hechtenis van 50 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank benadrukte de verantwoordelijkheid van werkgevers om de veiligheid van hun werknemers, in het bijzonder jeugdige werknemers, te waarborgen en de noodzaak van adequate veiligheidsmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/994522-17 (P)
Datum vonnis: 12 februari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.F. van Drumpt en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft gehandeld door zijn op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] werkzaamheden te laten verrichten waardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die [slachtoffer] ontstond of was te verwachten;
feit 2:aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest door zijn op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] te laten werken met een mechanische gehaktmolen die niet was voorzien van een beveiligde vleesinvoer, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 3:in strijd met de Arbeidstijdenwet heeft gehandeld door zijn op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] zonder nadrukkelijk toezicht vlees te laten verwerken met een niet deugdelijk beveiligde mechanische gehaktmolen, terwijl die [slachtoffer] bij het verrichten van dat werk ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
verdachte op of omstreeks 7 januari 2017, in de gemeente Ede,
als werkgever zoals daaronder wordt verstaan in de ‘Arbeidsomstandighedenwet’,
al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten in
strijd met de ‘Arbeidsomstandighedenwet’ en/of de daarop berustende bepalingen
in het ‘Arbeidsomstandighedenbesluit’,
door zijn op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] werkzaamheden te
laten verrichten met een arbeidsmiddel in de zin van de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, bestaande uit het verwerken van vlees in/met een mechanische gehaktmolen (merk MOBBA), in verdachtes slagerij / catering- / poeliers-bedrijf gelegen aan of nabij de [adres] , zijnde in/op een arbeidsplaats als bedoeld in de ‘Arbeidsomstandighedenwet’,
terwijl
- bij de keuze van dat door verdachte ter beschikking gestelde arbeidsmiddel
geen rekening was gehouden met de uit een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), bedoeld in artikel 5 van de ‘Arbeidsomstandighedenwet’,
gebleken specifieke kenmerken van die arbeid, met de omstandigheden
waaronder deze wordt verricht, met de op de arbeidsplaats al bestaande
gevaren en/of met de gevaren die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd
door het gebruik van het desbetreffende arbeidsmiddel, immers beschikte
verdachte in het geheel niet over een RI&E zoals bedoeld in artikel 5,
eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet waarin het werken met machines
met aandacht voor de bewegende delen en de eis van een beveiligde
vleesinvoer waren opgenomen;
en/of
- niet zodanige maatregelen waren getroffen dat de gevaren bij het gebruik van
dat ter beschikking gestelde arbeidsmiddel zoveel mogelijk werden beperkt,
immers ontbrak bij die gebezigde gehaktmachine een invoerbak of een
dergelijke beveiligde vleesinvoer, waardoor de draaiende delen van dat
apparaat met de hand bereikbaar waren en/of bestond de werkinstructie
slechts uit de mededeling dat het vlees boven de invoer losgelaten diende te
worden;
en/of
- de bewegende delen van dat ter beschikking gestelde arbeidsmiddel die gevaar
opleverden niet van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen waren
voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen, immers was de
vulopening van het gebezigde apparaat zo groot en was de vulpijp zo kort dat
een (volwassen) hand hierin paste en aldus tijdens het gebruik de bewegende
delen bereikbaar werden;
en/of
- in dat bedrijf of die inrichting waar die jeugdige werknemer [slachtoffer]
arbeid verrichtte, op die arbeid niet adequaat deskundig toezicht werd
uitgeoefend, immers bevond verdachte zich ten tijde van die door [slachtoffer]
verrichte werkzaamheden zich in een andere ruimte zonder afdoende zicht
te hebben of te houden op die door haar verrichte arbeid;
en/of
- verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een
inventarisatie en evaluatie (RI&E) schriftelijk had vast gelegd welke
risico’s de/die arbeid voor zijn werknemers met zich bracht, immers
beschikte verdachte in het geheel niet over een RI&E zoals bedoeld in
artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet waarin het werken met
machines door jeugdigen was vastgelegd;
en/of
- in verdachtes bedrijf of inrichting waar een of meer jeugdige werknemers
werkzaam waren, niet in een risico-inventarisatie en —evaluatie, bedoeld in
artikel 5 van de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, in het bijzonder aandacht was
besteed aan:
de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van
een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en
het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
de jeugdige werknemer;
en/of
de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke
beschermingsmiddelen;
en/of
het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven
voorlichting,
immers kon verdachte geen document tonen waaruit bleek dat aan die
verplichting was voldaan;
waardoor, naar verdachte wist of rede]ijkerwijs moest weten, levensgevaar of
ernstige schade aan de gezondheid van genoemde werkneemster [slachtoffer]
(van wie bij die werkzaamheden de pink, ring-, middel- en/of wijsvinger van
haar linkerhand - deels -werden geamputeerd) ontstond of te verwachten was;
2.
verdachte in de uitoefening van het beroep van slager/poelier/cateraar
op of omstreeks 7 januari 2017 in de gemeente Ede,
in zijn slagerij/catering-/poeliers-bedrijf gelegen aan of nabij de [adres]
,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
zijn op dat moment 14-jarige medewerkster [slachtoffer] vlees heeft laten
verwerken met behulp van een mechanische gehaktmolen (merk MOBBA), die niet
was voorzien van een beveiligde vleesinvoer, althans niet was voorzien van
zodanige schermen en/of beveiligingsinrichtingen om te voorkomen dat tijdens
het gebruik de bewegende delen knel-, plet- en snijgevaar opleverden, zonder
deugdelijke voorlichting of instructie en/of (persoonlijke) begeleiding,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat genoemde [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel t- deels - geamputeerde pink, ring-, middel- en/of
wijsvinger van haar linkerhand) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk
letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van
haar (toekomstige) ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan;
3.
verdachte op of omstreeks 7 januari 2017 in de gemeente Ede,
in zijn slagerij/ catering-/poeliers-bedrijf gelegen aan of nabij de [adres]
,
al dan niet opzettelijk,
de op dat moment 14-jarigo werkneemster [slachtoffer] zelfstandig en/of zonder
nadrukkelijk toezicht arbeid heeft laten verrichten,
bestaande uit het verwerken van vlees in/met een niet deugdelijk beveiligde
en/of van afschermingen voorziene mechanische gehaktmolen (merk NOBBA),
waaraan een onacceptabel veiligheidsrisico als bedoeld in de ‘Nadere regeling
kinderarbeid’ voor dat kind was verbonden,
- hetgeen niet is te beschouwen als “niet-industriële (hulp-)arbeid van lichte
aard” als bedoeld in de ‘Nadere regeling kinderarbeid’ -
en aldus als de verantwoordelijke persoon (werkgever) er al dan niet
opzettelijk niet voor heeft gezorgd, dat de op dat moment 14-jarige
werkneemster [slachtoffer] , zijnde een kind als bedoeld in de
‘Arbeidstijdenwet’, geen arbeid verrichtte,
althans als verantwoordelijke persoon (werkgever) al dan niet opzettelijk de
nadere regels bedoeld in het derde lid van artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet
niet heeft nageleefd,
zulks terwijl die [slachtoffer] bij het verrichten van die arbeid een ongeval is
overkomen dat ernstig lichamelijk letsel ten gevolge had (- deels -
geamputeerde pink, ring-, middel- en/of wijsvinger van haar linkerhand),
althans redelijkerwijs te verwachten was dat de hiervoor genoemde gevolgen aan
het verrichten van die arbeid waren verbonden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft haar standpunt – kort samengevat – gebaseerd op de verklaringen van verdachte, de benadeelde [slachtoffer] en de werkneemsters [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , alsmede de processen-verbaal van bevindingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat er volgens de verdediging geen levensgevaar te duchten was en verdachte de overtredingen niet opzettelijk heeft begaan. Verdachte was er namelijk niet mee bekend dat de gehaktmolen met een invoerbak uitgerust had moeten zijn, noch dat hij de risico’s beter schriftelijk had moeten vastleggen.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van aanmerkelijke of grove onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of nalatigheid. Volgens de verdediging had verdachte niet kunnen voorzien dat de gehakmolen uitgerust had moeten zijn met een invoerbak, noch dat de benadeelde, mede gelet op de duidelijke instructies, tijdens het draaien van gehakt met haar vingers in de gehaktmolen terecht zou komen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Inleiding
Verdachte heeft in 2006 het catering/poeliersbedrijf van zijn vader in [adres] overgenomen en deze onderneming drijft hij als een eenmanszaak. Verdachte werkt zelf in de onderneming en heeft een aantal uitzendkrachten in dienst. Naast de uitzendkrachten werkte sinds augustus 2016 de 14-jarige [slachtoffer] (hierna: de benadeelde) een aantal uren in de week in de onderneming van verdachte.
Op 7 januari 2017 heeft verdachte de benadeelde opdracht gegeven om kippendijfilets tot gehakt te malen met behulp van een gehaktmachine. Tijdens deze werkzaamheden is benadeelde met haar vingers in aanraking gekomen met de draaiende delen, te weten de worm(as), van de gehaktmachine. Als gevolg hiervan zijn haar pink-, ring-, middel- en wijsvinger gedeeltelijk geamputeerd.
Verdachte bevond zich ten tijde van het ongeval in een andere ruimte en had geen zicht op de benadeelde. De benadeelde had eerder met de gehaktmachine gewerkt en verdachte heeft de benadeelde bij eerdere gelegenheden gezegd dat ze het vlees in de vulopening moest laten vallen en niet met haar vingers in de vulpijp moest gaan.
Verdachte beschikte niet over een risico-inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E) zoals bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet). De bij het ongeval betrokken gehaktmachine is door de vorige eigenaar van het bedrijf, te weten de vader van verdachte, ongeveer 25 á 30 jaar geleden gekocht. Op de gehaktmachine zat geen zogenoemde vleesinvoerbak, waardoor de bewegende delen, te weten de worm(as), bereikbaar waren vanuit de vulopening.
4.3.2
Feiten 1 en 2
Verdachte is onderworpen aan de veiligheidsregels zoals die onder meer voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit). De rechtbank stelt vast dat op de plaats van het ongeval sprake was van een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder g, van de Arbowet, dat de mechanische gehaktmachine een arbeidsmiddel was in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder h, van de Arbowet en voorts dat er sprake was van een werkgever en een werknemer in de zin van artikel 1, tweede lid onder a en b, van de Arbowet, aangezien verdachte de benadeelde onder zijn gezag arbeid deed verrichten. De rechtbank stelt ten slotte vast dat de benadeelde op 7 januari 2017 gelet op haar leeftijd een kind was in de zin van de Arbeidstijdenwet en een jeugdige werknemer in de zin van het Arbobesluit.
Verdachte was als werkgever verplicht om met betrekking tot de werkzaamheden in zijn bedrijf een RI&E op te maken, waarin tevens, nu bij verdachte jeugdige werknemers werkzaam waren, aan een aantal zaken specifiek aandacht werd besteed. Verdachte heeft nagelaten een dergelijke RI&E op te stellen en heeft daarmee in strijd gehandeld met de Arbowet en het Arbobesluit.
Verdacht heeft voorts in strijd met artikel 1.37, artikel 7.3 eerste en vier lid en artikel 7.7 van het Arbobesluit gehandeld door, zonder adequaat toezicht te houden, de benadeelde te laten werken met een mechanische gehaktmachine die niet was voorzien van een beveiligde vleesinvoer, waardoor de bewegende delen van het apparaat met de hand bereikbaar waren en de gevaren van het werken met dit arbeidsmiddel niet zo veel mogelijk waren beperkt.
Het verweer van de verdediging dat verdachte deze overtredingen niet opzettelijk heeft begaan, omdat hij niet wist dat hij verplicht was om een RI&E op te stellen en dat de gehaktmachine uitgerust had moeten zijn met een vleesinvoerbak wordt door de rechtbank op grond van de volgende overwegingen verworpen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient de term ‘opzettelijk’ in het economisch strafrecht te worden uitgelegd als ‘kleurloos’ opzet. Dat betekent dat verdachtes opzet slechts gericht hoefde te zijn op de gedraging (te weten het laten werken van de benadeelde met de mechanische gehaktmolen) en niet op de wederrechtelijkheid van die gedraging. Niet vereist is dat het opzet van verdachte ook gericht is geweest op het niet naleven van de op de hem rustende wettelijke verplichtingen. De door verdachte gestelde ontbrekende kennis van de regelgeving staat aan het bewijs van het opzet niet in de weg. Van verdachte wordt verwacht dat hij op de hoogte is van de voor hem van toepassing zijnde regelgeving. Van een ondernemer mag bovendien een zekere deskundigheid worden verwacht van het terrein waarop hij zich begeeft.
Uit de verklaring van verdachte dat hij zijn werkneemsters duidelijk waarschuwde dat zij hun vingers niet in de vulopening van de gehakmachine moesten steken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist dat het werken met de gehaktmachine op deze manier ernstige schade aan de gezondheid op kon leveren.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde in de opzettelijke variant wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is gelet op voorgaande overwegingen tevens van oordeel dat het ernstige letsel van de benadeelde aan de schuld van verdachte is te wijten. Verdachte was immers op de hoogte van de gevaren die waren verbonden aan het werken met de gehaktmachine, te weten de mogelijkheid dat werkneemsters met hun vingers in de bewegende delen van de machine konden komen, en had ter voorkoming hiervan afdoende maatregelen moeten en kunnen treffen.
Het verweer van de verdediging dat de vleesinvoerbak ten tijde van de aanschaf van de gehaktmachine al ontbrak en dat verdachte ook niet wist dat de machine met een dergelijke bak uitgerust had moeten zijn verwerpt de rechtbank. Gelet op zijn jarenlange ervaring in de vleesbranche behoorde verdachte naar het oordeel van de rechtbank te weten dat er een beveiligde vleesinvoer op de gehaktmachine moest zitten teneinde knel, plet- en snijgevaar te voorkomen, temeer nu verdachte, zoals reeds overwogen, bekend was met deze gevaren. Verdachte is derhalve in ernstige mate tekort geschoten in het zoveel mogelijk beperken van gevaar voor zijn werknemers en heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank grovelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig gehandeld.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.3.4
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 48.
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 januari 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
verdachte op 7 januari 2017, in de gemeente Ede,
als werkgever zoals daaronder wordt verstaan in de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, opzettelijk handelingen heeft verricht en heeft nagelaten in strijd met de ‘Arbeidsomstandighedenwet’ en de daarop berustende bepalingen in het ‘Arbeidsomstandighedenbesluit’,
door zijn op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] werkzaamheden te
laten verrichten met een arbeidsmiddel in de zin van de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, bestaande uit het verwerken van vlees in/met een mechanische gehaktmolen (merk MOBBA), in verdachtes catering-/poeliers-bedrijf gelegen aan de [adres] , zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, terwijl
- bij de keuze van dat door verdachte ter beschikking gestelde arbeidsmiddel geen rekening was gehouden met de uit een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), bedoeld in artikel 5 van de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, gebleken specifieke kenmerken van die arbeid, met de omstandigheden waaronder deze wordt verricht, met de op de arbeidsplaats al bestaande
gevaren en/of met de gevaren die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van het desbetreffende arbeidsmiddel, immers beschikte verdachte in het geheel niet over een RI&E zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet waarin het werken met machines met aandacht voor de bewegende delen en de eis van een beveiligde
vleesinvoer waren opgenomen;
en
- niet zodanige maatregelen waren getroffen dat de gevaren bij het gebruik van dat ter beschikking gestelde arbeidsmiddel zoveel mogelijk werden beperkt, immers ontbrak bij die gebezigde gehaktmachine een invoerbak of een dergelijke beveiligde vleesinvoer, waardoor de draaiende delen van dat apparaat met de hand bereikbaar waren;
en
- de bewegende delen van dat ter beschikking gestelde arbeidsmiddel die gevaar opleverden niet van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen waren voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen, immers was de vulopening van het gebezigde apparaat zo groot en was de vulpijp zo kort dat een (volwassen) hand hierin paste en aldus tijdens het gebruik de bewegende delen bereikbaar werden;
en
- in dat bedrijf waar die jeugdige werknemer [slachtoffer] arbeid verrichtte, op die arbeid niet adequaat deskundig toezicht werd uitgeoefend, immers bevond verdachte zich ten tijde van die door [slachtoffer] verrichte werkzaamheden zich in een andere ruimte zonder afdoende zicht te hebben of te houden op die door haar verrichte arbeid;
en
- verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie (RI&E) schriftelijk had vast gelegd welke risico’s die arbeid voor zijn werknemers met zich bracht, immers beschikte verdachte in het geheel niet over een RI&E zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet waarin het werken met machines door jeugdigen was vastgelegd;
en
- in verdachtes bedrijf jeugdige werknemers werkzaam waren, niet in een risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de ‘Arbeidsomstandighedenwet’, in het bijzonder aandacht was besteed aan: de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer;
en
de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen;
en
het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting,
immers kon verdachte geen document tonen waaruit bleek dat aan die verplichting was voldaan;
waardoor, naar verdachte wist, ernstige schade aan de gezondheid van genoemde werkneemster [slachtoffer] (van wie bij die werkzaamheden de pink, ring-, middel- en wijsvinger van haar linkerhand - deels - werden geamputeerd) te verwachten is;
2.
verdachte in de uitoefening van het beroep van poelier/cateraar op 7 januari 2017 in de gemeente Ede,
in zijn catering- /poeliers-bedrijf gelegen aan de [adres] ,
grovelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig zijn op dat moment 14-jarige medewerkster [slachtoffer] vlees heeft laten verwerken met behulp van een mechanische gehaktmolen (merk MOBBA), die niet was voorzien van een beveiligde vleesinvoer om te voorkomen dat tijdens het gebruik de bewegende delen knel-, plet- en snijgevaar opleverden,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat genoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (- deels - geamputeerde pink, ring-, middel- en wijsvinger van haar linkerhand) heeft bekomen;
3.
verdachte op 7 januari 2017 in de gemeente Ede,
in zijn catering- /poeliers-bedrijf gelegen aan de [adres] ,
opzettelijk de op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] zelfstandig en/of zonder
nadrukkelijk toezicht arbeid heeft laten verrichten, bestaande uit het verwerken van vlees in/met een niet deugdelijk beveiligde en van afschermingen voorziene mechanische gehaktmolen (merk MOBBA), waaraan een onacceptabel veiligheidsrisico als bedoeld in de ‘Nadere regeling kinderarbeid’ voor dat kind was verbonden, - hetgeen niet is te beschouwen als “niet-industriële (hulp-)arbeid van lichte aard” als bedoeld in de ‘Nadere regeling kinderarbeid’- en aldus als de verantwoordelijke persoon (werkgever) er opzettelijk niet voor heeft gezorgd, dat de op dat moment 14-jarige werkneemster [slachtoffer] , zijnde een kind als bedoeld in de ‘Arbeidstijdenwet’, geen arbeid verrichtte,
zulks terwijl die [slachtoffer] bij het verrichten van die arbeid een ongeval is overkomen dat ernstig lichamelijk letsel ten gevolge had (- deels - geamputeerde pink, ring-, middel- en wijsvinger van haar linkerhand).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 1 van de Wet op de economische delicten, artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 200 uren en een geldboete van € 10.000,-- waarvan € 5.000,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte binnen twee maanden via Arbonet een gekeurde RI&E opstelt. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat het ongeval grote impact op het werk en het leven van verdachte heeft gehad, dat de relatie tussen verdachte en de benadeelde en haar ouders nog steeds goed is, dat de benadeelde na het ongeval graag weer voor verdachte wilde komen werken, dat verdachte na het ongeval direct een nieuwe gehaktmachine heeft aangeschaft en is gestart met het opstellen van een RI&E. De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht om bij een eventuele geldboete rekening te houden met de beperkte financiële middelen van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich niet gehouden aan de in de Arbowet en het Arbobesluit opgenomen bepalingen omtrent de veiligheid van werknemers en heeft schuld aan het ernstige letsel dat de benadeelde is bekomen. Verdachte was als werkgever verplicht om passende en adequate maatregelen te nemen tegen de op de arbeidsplaats aanwezige gevaren. Verdachte heeft dit nagelaten en heeft de benadeelde laten werken met een gehaktmachine die niet was voorzien van een beveiligde vleesinvoer, terwijl hij wist dat de gehaktmachine ernstig gevaar voor de gezondheid opleverde aangezien de bewegende delen van die gehaktmachine met de vingers bereikbaar waren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank realiseert zich dat de enkele vaststelling van schuld aan het ongeval verdachte leed zal toevoegen en dat het ongeval een grote impact op het bedrijf en het leven van verdachte heeft gehad. De rechtbank weegt ook mee de zeer bezorgde en behulpzame houding van verdachte richting de benadeelde en haar familie na het ongeval. Ook de verzekeringskwestie is door verdachte voortvarend opgepakt. Verdachte heeft na het ongeval bovendien direct maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.
De rechtbank weegt tevens mee dat blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld.
Alles overwegende en mede in acht genomen de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd acht de rechtbank passend en geboden een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een geldboete niet passend. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen teneinde verdachte te bewegen tot het opstellen van een RI&E, aangezien verdachte blijkens zijn verklaring ter terechtzitting hier reeds mee bezig is en het bestuursrecht bovendien voldoende mogelijkheden biedt om te handhaven op dit punt.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde gehaktmachine vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien de gehaktmachine van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 57 en 91 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2: het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
feit 3: het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen gehaktmachine.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inspectie SZW met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2
(1)
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
[slachtoffer] was één van de hulpen die ik in dienst had. Ze was 14 jaar oud. Op 7 januari 2017 waren [naam 1] , [naam 3] en [slachtoffer] aan het werk. [naam 1] en [naam 3] vroegen me of het goed was dat [slachtoffer] gehakt ging draaien. Ik heb gezegd dat dat goed is. Het is gebruikelijk dat ik dat soort dingen beslis. Ik had geen RI&E. De gehaktmolen is 25 á 30 jaar geleden tweedehands gekocht. Er zit geen vleesinvoerbak op. Die zat er ook niet op toen we hem kochten. Ik heb al mijn werknemers altijd geïnstrueerd dat ze niet met hun handen in de vulopening moeten gaan. Ik heb [slachtoffer] dat ook altijd gezegd. Ten tijde van het ongeval zat ik op het kantoor en had ik geen direct zicht op [slachtoffer] .
(2)
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 19 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina’s 28 tot en met 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: We tonen je nu foto’s met documentcode D-004, D-004-01 en D-004-2. Deze foto’s zijn van een soortgelijke gehaktmachine. Zoals je ziet is er een metalen bak boven de vulopening van de gehaktmachine. Heb jij een dergelijke metalen bak gezien bij Poelier-Catering [naam 4] ?
A: Nee.
V: Is er is misschien iets anders wat op de vulopening van de gehaktmachine kan worden gezet?
A: Nee.
V: Welke instructies zijn er dan wel gegeven?
A: Hoe het apparaat in elkaar zit en hoe je dijvlees erin… ja het dijvlees laat je zeg maar erboven vallen.
V: Wist je voor het ongeval van [slachtoffer] dat je met de vingers in de machine kon komen?
A: Ja, je kan erin komen.
(3)
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 16 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wist je voor het ongeval dat je met je hand/vingers in aanraking kon komen met de wormas?
A: Ja, dat heeft [verdachte] gezegd dat je uit moest kijken met je hand.
V: Welk letsel heb je en wat zeggen de artsen over het herstel?
A: Ja, mijn vingers van mijn hand zijn eraf. Ze wijst op haar andere hand vier vingers aan tot waar ze er af zijn.
(4)
Het proces-verbaal arbeidsomstandigheden, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Blijvend letsel: Ja, amputatie van pink, ring-, middel- en wijsvinger linkerhand.
(5)
Een kennisgeving van inbeslagneming van 9 januari 2017, pagina’s 34 en 35, voor zover inhoudende:
Beslagene: [naam 4] [adres] ;
Omschrijving in beslag genomen goed: Eén gehaktmachine van het merk Mobba.
(6)
Het proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina’s 47 en 48, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Wij zagen dat de heer [verdachte] voornoemde onderdelen in de gehaktmachine plaatste. Wij zagen dat de worm(as) zich aan de onderzijde van de vulopening bevond. Wij probeerden of onze hand via de vulopening de worm(as) kon aanraken. Wij raakten via de vulopening van de gehaktmachine de worm(as) met onze vingers aan. Wij zagen dat er voldoende ruimte was om met alle vingers van één hand de worm(as) aan te raken (..) Wij zagen dat de bewegende delen van de gehaktmachine, de worm(as), knel-, plet of snijgevaar opleverden in voorwaartse richting. Wij zagen dat de worm(as) niet van zodanig schermen of beveiligingsinrichting was voorzien om dit gevaar zoveel mogelijk te voorkomen. Wij zagen dat bij werkzaamheden met dit mechanische arbeidsmiddel, de gehaktmachine, knel-plet of snijgevaar bestond.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inspectie SZW met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.