ECLI:NL:RBOVE:2018:4089

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
08-950344-17 en 08-770207-18 (ttz gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en mishandeling

Op 30 oktober 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 46-jarige man veroordeeld tot 16 maanden gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje en het mishandelen van een ex-vriendin. De zaak betreft twee parketnummers: 08-950344-17 en 08-770207-18. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 25 tot en met 26 juli 2017 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, die op dat moment 15 jaar oud was. De verdachte heeft verklaard dat hij met het slachtoffer seks heeft gehad, wat werd ondersteund door DNA-bewijs. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van een andere vrouw, waarbij hij haar in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en de verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf van 16 maanden op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer van de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-950344-17 en 08-770207-18 (ttz gevoegd) (P)
Datum vonnis: 30 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1972 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres [woonplaats]
, nu verblijvende in de PI Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging van 16 oktober 2018 in de zaak met parketnummer 08-950344-17, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer: 08-950344-17:
feit 1: met [slachtoffer 1] , die ouder was dan twaalf jaren maar jonger dan zestien jaren, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
in de zaak met parketnummer: 08-770207-18:
feit 1: [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 2: de bril van [slachtoffer 2] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
in de zaak met parketnummer 08-950344-17:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2017 tot
en met 26 juli 2017 te Enschede, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het één of meermalen:
- duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of
mond van die [slachtoffer 1] en/of
- betasten van en/of voelen aan en/of over de vagina en/of borsten van die [slachtoffer 1]
;
in de zaak met parketnummer 08-770207-18:
1.
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Enschede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] krachtig één of meermalen in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk
een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het in de zaak met parketnummer 08-950344-17 tenlastegelegde wettig en overtuigd bewezen. De verklaring van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) vindt steun in de resultaten uit het DNA onderzoek en de verklaring van getuige [getuige] .
Ook acht de officier van justitie beide feiten die in de zaak met parketnummer 08-770207-18 zijn tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de verdachte dat hij per ongeluk op de bril van aangeefster is gaan staan acht de officier van justitie niet aannemelijk, gelet op de verklaring van aangeefster en het feit dat de hele bril fors is beschadigd, zoals is te zien op pagina 20 van het proces-verbaal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat in de zaak met parketnummer 08-950344-17 alleen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] verdachte heeft gepijpt. Dit heeft verdachte bekend. Van het overige tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat de verklaring van [slachtoffer 1] op deze punten niet wordt ondersteund door ander bewijs. De raadsman geeft aan dat er kan worden getwijfeld aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Een getuige in het dossier heeft verklaard dat [slachtoffer 1] zwanger wil worden. Het is daarom niet uitgesloten dat [slachtoffer 1] – nadat verdachte op haar buik was klaargekomen – het sperma van verdachte bij zichzelf heeft binnengebracht. Dat zou het aangetroffen DNA van verdachte in de vagina van [slachtoffer 1] kunnen verklaren.
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 08-770207-18 tenlastegelegde mishandeling (feit 1) heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van de tenlastegelegde vernieling (feit 2) heeft de raadsman betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, omdat hij per ongeluk op de bril van aangeefster is gaan staan. Omdat verdachte een grote, zware man is en op dat moment werkschoenen droeg, kan op basis van de foto van de beschadigde bril niet worden vastgesteld dat er sprake is van opzet op de vernieling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer: 08-950344-17 [1]
Bewijsmiddelen
In een informatief gesprek [2] dat [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, met gecertificeerde zedenrechercheurs heeft gevoerd, heeft zij onder meer verklaard dat zij op dinsdag 25 juli 2017 samen met haar vriendin [getuige] naar verdachte is gegaan. Hij woont aan de [straat] (de rechtbank begrijpt, gelet op de verklaring van verdachte in zijn verhoor bij de politie [3] : de [straat] in Enschede). [4] Daar raakte verdachte [slachtoffer 1] aan over haar borsten. [5] Even later, toen [getuige] naar de wc was, ging verdachte met zijn penis in haar vagina. [6] Na middernacht, dus op 26 juli 2017, nadat [getuige] was weggegaan, ging verdachte met zijn vinger in haar vagina en even later met zijn geslachtsdeel. [7] Die nacht hebben ze ongeveer vier á vijf keer seks gehad. [8]
[getuige] heeft verklaard [9] dat zij op 25 juli 2018 met [slachtoffer 1] bij verdachte was en dat verdachte aan de borsten van [slachtoffer 1] zat.
Op 27 juli 2017 is bij [slachtoffer 1] een forensisch medisch onderzoek uitgevoerd, waarbij een aantal sporen zijn veilig gesteld. [10] Van deze zogenaamde zedenkit zijn de bemonsteringen van de buitenste schaamlippen, de binnenste schaamlippen, diep vaginaal en wand vaginaal door het Maastricht Forensic Institute [11] microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van spermakoppen. In de bemonstering van de buitenste schaamlippen is een gering aantal spermakoppen waargenomen, in de bemonstering van de binnenste schaamlippen zijn meerdere spermakoppen waargenomen en in de bemonstering diep vaginaal en wand vaginaal is een groot aantal spermakoppen waargenomen. Op de buitenste schaamlippen, de binnenste schaamlippen, diep vaginaal en op de wand vaginaal is DNA aangetroffen waarbij het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 25 op 26 juli 2017 met zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] is geweest. [13]
Bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en het feit dat [slachtoffer 1] ten tijde van het plegen van de misdrijven 15 jaar oud was, acht de rechtbank het tenlastegelegde, voor zover het ziet op dinsdag 25 en woensdag 26 juli 2017, wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar, geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] en de resultaten van het forensisch DNA-onderzoek. Van een situatie dat er geen steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 1] is dan ook geen sprake. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De verdediging heeft aangevoerd dat het sperma van verdachte dat in de vagina van [slachtoffer 1] is aangetroffen (waaronder dus ook het grote aantal spermakoppen dat diep vaginaal bij [slachtoffer 1] is aangetroffen) kan worden verklaard doordat [slachtoffer 1] dit, nadat verdachte op haar buik was klaargekomen, op een later moment wellicht bij zichzelf heeft ingebracht omdat zij zwanger wilde worden. Dit alternatieve scenario – dat geen enkele steun vindt in het dossier, ook niet in de verklaring van verdachte – stelt de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde, zodat dit geen nadere weerlegging behoeft.
Dat verdachte ook op zondag 23 juli 2017 sex heeft gehad met [slachtoffer 1] , zoals [slachtoffer 1] in het informatieve gesprek met de politie heeft verklaard, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit ontkend en het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank op dit onderdeel onvoldoende ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] .
In de zaak met parketnummer: 08-770207-18 [14]
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina’s 7 en 8;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 oktober 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Feit 2
De rechtbank acht niet wettig bewezen dat verdachte opzettelijk de bril van aangeefster heeft vernield. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om dat (voorwaardelijk) opzet op de vernieling te kunnen bewijzen. Aangeefster heeft weliswaar verklaard dat zij zag dat verdachte op haar bril begon te stampen, maar verdachte heeft dit ontkend en heeft verklaard dat hij per ongeluk op de bril van aangeefster is gaan staan. Op de foto op pagina 20 van het proces-verbaal is weliswaar te zien dat de bril in meerdere stukken is gebroken, maar niet kan worden uitgesloten dat dit is gebeurd doordat verdachte (per ongeluk) op de bril is gaan staan. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
in de zaak met parketnummer 08-950344-17:
hij in de periode van 25 juli 2017 tot en met 26 juli 2017 te Enschede, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het:
- duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger en penis in de vagina en mond van die [slachtoffer 1] en
- voelen aan de borsten van die [slachtoffer 1] ;
in de zaak met parketnummer 08-770207-18:
1.
hij op 07 december 2017 te Enschede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] krachtig meermalen in het gezicht te slaan.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 245 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 08-950344-17:
feit 1
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
in de zaak met parketnummer 08-770207-18:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan de tijd die hij al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, al dan niet aangevuld met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf met een behandelverplichting als bijzondere voorwaarde. Volgens de raadsman moet er rekening mee worden gehouden dat [slachtoffer 1] op tweeënhalve maand na zestien jaar was (de leeftijd waardoor verdachte geen verwijt meer had kunnen worden gemaakt op grond van artikel 245 Sr), dat er geen seks tegen de wil van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, dat [slachtoffer 1] het contact met verdachte heeft opgezocht en dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft ontucht gepleegd met een vijftienjarig meisje, van wie hij bovendien wist dat zij – in zijn eigen woorden – ‘een heel eenzaam dametje was met haar probleempjes’ en heeft gezien dat zij aan zelfverminking deed. Ondanks dat is verdachte, die destijds 45 jaar was en zelf kinderen heeft in dezelfde leeftijdscategorie als [slachtoffer 1] , alleen gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen seksuele behoeften. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en waardigheid van [slachtoffer 1] . Voor zover de verdediging heeft betoogd dat [slachtoffer 1] bijna zestien jaar was, ook zelf contact met hem heeft gezocht en dat de handelingen niet hebben plaatsgevonden tegen haar wil, doet dat geen afbreuk aan het strafwaardig handelen van verdachte. De wetgever heeft met artikel 245 Sr immers jongeren tot zestien jaren willen beschermen, mede tegen zichzelf.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van aangeefster [slachtoffer 2] , nadat zij hem te kennen had gegeven hun friends with benefits relatie te beëindigen. In haar eigen woning en in het bijzijn van haar vierjarige zoontje heeft verdachte haar meerdere keren in het gezicht geslagen. Ter zitting heeft verdachte verklaard hiervan geen spijt te hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit verdachtes justitiële documentatie van 19 september 2018, waaruit blijkt dat hij al vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten.
In de zaak met parketnummer 08-950344-17 is door D. Bovendorp een reclasseringsadvies opgesteld over verdachte, gedateerd 28 september 2018. Bij de reclassering heeft verdachte dit feit ontkend.
De reclassering adviseert om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank overweegt, anders dan de raadsman bepleit heeft, dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank merkt verdachte dan ook als volledig toerekeningsvatbaar aan.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd. Reeds daarom kan van een taakstaf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zoals door de raadsman is bepleit, geen sprake zijn. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken als uitgangspunt genomen. Daarin, en rekening houdend met de vrijspraak van de ontuchtige handelingen op 23 juli 2017 en de vernieling op 7 december 2017, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde telefoon (te weten: een Alcatel Onetouch met goednummer [nummer] ), aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.993,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,-- gevorderd en wegens materiële schade wordt een bedrag van € 493,46 gevorderd. Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
- € 109,-- voor de aanschaf van een nieuwe bril;
- € 369,25 voor eigen risico zorgverzekering;
- € 15,21 voor medicatie.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vordering toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr toe te passen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij het niet eens is met de vordering van de benadeelde partij en heeft verklaard dat hij niets zal betalen.
De verdediging heeft aanvullend de gevorderde kosten voor eigen risico en de medische kosten niet inhoudelijk betwist. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de aanschaf van een nieuwe bril moet de benadeelde partij volgens de raadsman niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van de vernieling dient te worden vrijgesproken. Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman, zo begrijpt de rechtbank, primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er geen sprake is van een medisch erkend psychisch ziektebeeld dat is veroorzaakt door het strafbare feit, en subsidiair betoogd dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd tot een bedrag van € 100,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter zitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08-770207-18 onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering voor materiële schade overweegt de rechtbank dat de kosten voor eigen bijdrage zorgverzekering en medische kosten niet inhoudelijk zijn betwist en aannemelijk zijn. Dit deel van de vordering (€ 384,46) zal de rechtbank daarom toewijzen. Wat betreft de materiële schade vanwege de aanschaf van een nieuwe bril heeft de vordering blijkens het voegingsformulier betrekking op de in de zaak met parketnummer 08-770207-18 onder 2 tenlastegelegde vernieling. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van haar vordering.
Ten aanzien van de vordering voor immateriële schade overweegt de rechtbank dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Anders dan door de raadsman betoogd, heeft een benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als deze benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag voor immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 500,-- redelijk en billijk, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen voor de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare gevallen aan smartengeld worden toegekend. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal voornoemde bedragen vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 08-770207-18 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-950344-17 en het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 08-770207-18 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 08-950344-17: het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
in de zaak met parketnummer 08-770207-18, feit 1: het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08-950344-17 en het onder 1 in de zaak met parketnummer 08-770207-18 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 884,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-770207-18 onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 884,46,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
17 dagenzal worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de Alcatel Onetouch met goednummer [nummer] aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.
Buiten staat
Mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. J.P. Ponsteen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017350587. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina’s 42 tot en met 45.
3.Pagina 23.
4.Pagina 42, tweede alinea onder ‘feiten en omstandigheden’, tweede regel.
5.Pagina 43, derde alinea, eerste regel.
6.Pagina 43, derde alinea, vijfde regel.
7.Pagina 43, vierde alinea, achtste en elfde regel.
8.Pagina 43, vijfde alinea, eerste en tweede regel.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina’s 97 tot en met 99.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 157 en 158.
11.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van Dr. P.J. Herbergs van 16 maart 2018, pagina’s 169 tot en met 174.
12.Pagina 172.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2018.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018076655. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.