Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen
[eiseres] te [woonplaats] verzoekster,
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 5.296,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, werkzaam als medior penitentiair inrichtingswerker, en de minister van Veiligheid en Justitie. De verzoekster had een verzoek ingediend om schadevergoeding na een ongeval dat plaatsvond op 5 juni 2015, waarbij zij ten val kwam door de riem van een drugshond in de cel van de penitentiaire inrichting Almelo. De verzoekster stelde dat zij door deze val ernstig letsel had opgelopen en dat de minister aansprakelijk was voor de geleden schade.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 12 oktober 2016 aansprakelijkheid had geweigerd. Tijdens de zitting op 21 september 2018 is de verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de minister vertegenwoordigd was door meerdere personen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het ongeval onderzocht, inclusief de rol van de drugshond en de zorgplicht van de werkgever.
De rechtbank concludeerde dat de minister niet aansprakelijk was voor de schade van de verzoekster. De rechtbank oordeelde dat de zorgplicht van de werkgever niet zo ver gaat dat elk denkbaar risico moet worden uitgesloten. De aanwezigheid van de drugshond en de riem op de grond vormden geen onredelijk risico waarvoor de werkgever specifieke instructies had moeten geven. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat niet was aangetoond dat de werkgever zijn zorgplicht had geschonden of dat het ongeval het gevolg was van een onrechtmatige daad van de werkgever.