Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
rechter-commissaris in deze rechtbank, verder ook te noemen “de rechter-commissaris”.
1.De procedure
12 september 2018 de getuige [getuige] (hierna ook: [getuige] ) gehoord.
rechter-commissaris heeft bij e-mailbericht van 13 september 2018 daarop gereageerd.
28 september 2018. Ter zitting zijn mr. Peek en de rechter-commissaris verschenen.
Mr. Peek en de rechter-commissaris hebben het woord gevoerd, mr. Peek mede aan de hand van een pleitnotitie.
2.Het wrakingsverzoek
- samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd. Er zijn tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris meerdere situaties geweest die getuigen van subjectieve partijdigheid, althans tenminste van een gerechtvaardigde schijn van partijdigheid, bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft mr. Peek niet voldoende ruimte gegeven om zijn vragen te stellen. De verdediging heeft het recht om getuigen à décharge te ondervragen onder dezelfde voorwaarden als het geval is met getuigen à charge. De
rechter-commissaris onderbrak mr. Peek telkens wanneer hij doorvroeg op een onderwerp waarop de getuige nog geen duidelijk antwoord op de eerste vraag had gegeven of wanneer hij in eerste instantie antwoordde dat hij het niet wist. Dat de rechter-commissaris eerst het antwoord van de getuige op de eerste vraag door de griffier in het proces-verbaal wilde laten vastleggen, is geen gegronde, eerlijke en rechtvaardige reden voor de onderbreking. Met deze nodeloze onderbrekingen, die vaker zijn voorgekomen dan in het proces-verbaal van verhoor is opgenomen en is te zien, heeft de rechter-commissaris de ondervraging à décharge structureel en stelselmatig ontregeld. Daarmee zet de rechter-commissaris de raadsman in het bijzijn van de getuige voor schut en steunt zij de getuige in zijn houding van onwetendheid en het zich niet meer kunnen herinneren.
De rechter-commissaris heeft de getuige voorafgaand aan het verhoor ten onrechte erop gewezen dat hij zich kan beroepen op het verschoningsrecht voor zover de getuige uit hoofde van zijn functie tot geheimhouding is verplicht. Met deze mededeling zet de
rechter-commissaris de getuige op het verkeerde been en is dit onmiskenbaar een aansporing aan de getuige om geen antwoord te geven op vragen van de verdediging. Daarmee is deze onjuiste en tenminste zwaar ongenuanceerde mededeling van de rechter-commissaris een uiting van partijdigheid. Voorts heeft de rechter-commissaris voorafgaand aan het verhoor ten onrechte niet gezegd dat de getuige de waarheid moet vertellen. Daarmee heeft de rechter-commissaris wederom onjuiste informatie aan de getuige gegeven, althans juiste informatie onthouden, en hem het gevoel gegeven dat hij de vragen van de verdediging niet serieus hoeft te nemen.
De rechter-commissaris heeft de raadsman ten onrechte direct onderbroken bij zijn vraag aan de getuige of de belastingdienst eerdere fiscale controles bij de verdachte
heeft verricht. Hiermee hindert de rechter-commissaris de verdediging nodeloos en voorbarig in de waarheidsvinding. Zij geeft de getuige de indruk dat dit geen relevante vraag is. De rechter-commissaris had kunnen en moeten afwachten. De onderbreking getuigt ook van desinteresse van de rechter-commissaris voor de context van de ingestelde fiscale controle en de bijdrage die deze controleambtenaar aan het strafdossier heeft geleverd. De rechter-commissaris heeft ook de getuige ten onrechte onderbroken of aangevuld na zijn antwoord dat hij niet zeker weet wanneer hij is begonnen met de fiscale controle bij [verzoeker] . De mededeling van de rechter-commissaris aan de getuige om daar waar hij het niet weet, hij dit kan zeggen en dat het verhoor geen examen is, was in casu een nodeloze aanmoediging aan de getuige om vaker te zeggen dat hij het antwoord niet weet. Zeker in samenhang met hetgeen voorafgaand aan het verhoor was gepasseerd. Ook het beletten van de beantwoording van de vraag of het gebruikelijk was om voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering van de fiscale controle vooroverleg met collega’s te hebben, is een uiting van partijdigheid. De vraagstelling was niet suggestief. De gedragswijze van de rechter-commissaris staat bovendien niet op zichzelf. Ook tijdens het verhoor van een andere getuige heeft zij zich op dezelfde wijze gedragen.
3.Het standpunt van mr. Oude Aarninkhof
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen rust op medewerkers van de belastingdienst een geheimhoudingsverplichting. Gelet op artikel 218 Sv komt hen daarom een verschoningsrecht toe, voor zover zij uit hoofde van hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn. Het is de rechter-commissaris bekend dat er beleid van overheidswege bestaat waarin het is toegestaan in bepaalde omstandigheden om geen beroep te doen op dit verschoningsrecht. Dit doet er niet aan af dat medewerkers van de belastingdienst in beginsel wel een verschoningsrecht toekomt, voor zover het hun werkzaamheden betreft. De rechter-commissaris heeft met de getuige besproken dat zij dit beleid bij hem bekend veronderstelt en dit heeft hij in haar ogen bevestigd.
De rechter-commissaris erkent dat zij verzuimd heeft de getuige voor te houden dat hij de waarheid en niets dan de waarheid moet vertellen. Daarop gewezen heeft zij gezegd dat zij ervan uit ging dat dit de getuige wel duidelijk was, ook zonder dat zij dit had gezegd. De getuige heeft bevestigd dat hem dit duidelijk was. De rechter-commissaris herkent zich niet in de uitspraak van mr. Peek dat het haar niet interesseert dat er al eerdere controles zijn geweest bij [verzoeker] . Zij heeft mr. Peek wel gevraagd om de relevantie van de vraag voor het huidige strafrechtelijke onderzoek toe te lichten.
4.De beoordeling
[verzoeker] is zowel de subjectieve als de objectieve onpartijdigheid in het geding.
proces-verbaal. De rechter-commissaris heeft een grote mate van vrijheid in haar werkwijze, ook wat betreft het (laten) opstellen van het proces-verbaal. De door haar gevolgde werkwijze, inhoudende dat zij na een antwoord op een vraag eerst dit laat vastleggen in het
proces-verbaal via een dictaat, alvorens er (mogelijk) verduidelijkings- of vervolgvragen aan de orde zijn, is geen ongebruikelijke werkwijze. Van een raadsman kan worden verlangd en verwacht dat hij professioneel met de door de rechter-commissaris gehanteerde werkwijze om kan gaan, ondanks dat deze werkwijze kennelijk niet zijn voorkeur heeft. Voor zover mr. Peek heeft willen betogen dat de rechter-commissaris door haar werkwijze de getuige steunt in zijn houding van onwetendheid en het zich niet meer kunnen herinneren en daarmee de waarheidsvinding frustreert, is de wrakingskamer van oordeel dat deze (vooronder)stelling niet wordt gestaafd door de inhoud van het proces-verbaal van het getuigenverhoor. Mr. Peek heeft tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ook erkend dat hem, behoudens bij één vraag, niet is belet om (verduidelijkings)vragen te stellen. De door de rechter-commissaris gevolgde werkwijze tijdens het getuigenverhoor maakt naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook niet dat daaruit (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter-commissaris zou kunnen worden afgeleid dan wel dat [verzoeker] in zijn belangen zou zijn geschaad.
rechter-commissaris te twijfelen of om aan te nemen dat aan het recht van een verdachte op een eerlijk proces tekort wordt gedaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor blijkt dat de rechter-commissaris de omissie op een later moment heeft hersteld. Daarnaast kan [getuige] uit hoofde van zijn functie als een professionele procesdeelnemer worden aangemerkt, zodat het bij hem bekend mag worden verondersteld dat hij de waarheid en niets dan de waarheid dient te verklaren. De getuige heeft, blijkens het proces-verbaal van het getuigenverhoor, ook bevestigd dat hij, ondanks dat hem dit niet eerder was voorgehouden, heeft begrepen dat hij de waarheid en niets dan de waarheid dient te vertellen. Bovendien stond niets eraan in de weg dat mr. Peek als professionele procesdeelnemer en raadsman van de verdediging de rechter-commissaris reeds onmiddellijk na aanvang van het getuigenverhoor attendeerde op haar omissie.
rechter-commissaris om als dat nodig is in het kader van waarheidsvinding de getuige erop te wijzen dat hij alleen dient te verklaren over datgene wat hij weet.
[verzoeker] , zodat deze wrakingsgrond evenmin kan slagen.
rechter-commissaris niet op zichzelf staat, overweegt de wrakingskamer dat uit de bij deze stelling gegeven toelichting met name naar voren komt dat mr. Peek hoofdzakelijk doelt op de werkwijze die de rechter-commissaris volgt ter zake het opstellen van een proces-verbaal en de wijze waarop zij regie voert tijdens een getuigenverhoor. Hiervoor is reeds overwogen dat uit de door de rechter-commissaris gehanteerde werkwijze niet (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter-commissaris kan worden afgeleid dan wel dat [verzoeker] in zijn belangen zou zijn geschaad.