ECLI:NL:RBOVE:2018:402

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
08/770002-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van twee vrouwen in de trein

Op 9 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het aanranden van twee vrouwen in de trein. De zaak betreft twee incidenten die plaatsvonden op 1 november 2016 en 2 oktober 2016. In het eerste geval, tijdens een treinreis van Deventer naar Rijssen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanranden van een visueel beperkte vrouw, aangeduid als slachtoffer 1. Hij heeft haar haren gestreeld, haar omarmd en ongewenste seksuele handelingen verricht, waaronder het kussen op haar wang en het likken aan haar oor. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van verdachte in strijd waren met de sociaal-ethische norm en dat er sprake was van ontuchtige handelingen.

In het tweede geval, op 2 oktober 2016, heeft de verdachte een andere vrouw, aangeduid als slachtoffer 2, aangerand tijdens een treinreis van Amersfoort naar Enschede. Hij heeft haar met zijn elleboog tegen haar lichaam aangeduwd en zijn hand op haar bovenbeen gelegd, wat ook als ontuchtige handelingen werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld op basis van wettig en overtuigend bewijs. Naast de gevangenisstraf is de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan beide slachtoffers, die psychologische hulp en andere kosten hebben gemaakt als gevolg van de aanrandingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770002-17 (P)
Datum vonnis: 9 februari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats 1] ,
wonende in [woonplaats] ,
thans UAH verblijvende in het Detentiecentrum Rotterdam.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. van der Stel, advocaat te Schiedam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 26 januari 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan het aanranden van [slachtoffer 1] ;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan het aanranden van [slachtoffer 2] dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 2] aan te randen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 november 2016, tijdens een treinreis op het traject
Deventer - Rijssen, in de gemeente Deventer, althans in het arrondissement
Oost-Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door:
naast nader te noemen [slachtoffer 1] (visueel beperkt) plaats te nemen en/of
(vervolgens) zich aan die [slachtoffer 1] op te dringen, althans dicht/strak tegen het
lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of (daarbij) een arm om het lichaam
van die [slachtoffer 1] heen te leggen,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds;
- strelen van diens haren en/of
- omarmen van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand op en/of nabij
de borst van die [slachtoffer 1] te leggen en/of (vervolgens)
- één of meermalen kussen op de wang van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- likken in en/of aan het oor van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2016, tijdens een treinreis op het traject Amersfoort-Enschede, in de gemeente Amersfoort, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
naast [slachtoffer 2] plaats te nemen en/of (vervolgens) zich aan die [slachtoffer 2] op te dringen
door zijn, verdachtes, elleboog in/tegen de zijkant van het lichaam van die [slachtoffer 2] te wrijven/drukken/duwen
en/of zijn hand en/of arm op het (boven)been van die [slachtoffer 2] te drukken en/of wrijven,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en/of bevoelen van het (boven)lichaam en/of het bovenbeen van die [slachtoffer 2]
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
hij op of omstreeks 02 oktober 2016, tijdens een treinreis op het traject Amersfoort-Enschede, in de gemeente Amersfoort, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
naast nader te noemen [slachtoffer 2] plaats te nemen en/of (vervolgens) zich aan die [slachtoffer 2] op te dringen door zijn, verdachtes, elleboog op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te drukken/duwen en/of (daarbij) over het lichaam en/of
nabij de borst te wrijven en/of te drukken en/of (vervolgens) zijn hand op het
bovenbeen van die [slachtoffer 2] te leggen en/of (daarbij) wrijvende bewegingen te
maken
[slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds:
- betasten en/of bevoelen van diens (boven)lichaam en/of
- betasten en/of bevoelen van diens bovenbeen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte die wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] en de door aangeefster gemaakte geluidsopnames.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat getuige [getuige 1] alleen heeft gezien dat verdachte naast [slachtoffer 1] heeft gezeten, maar dat dit ook niet wordt betwist. Er is daarnaast geen ander bewijs dat de verklaring van aangeefster ondersteunt.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna als bijlage aangehechte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 november 2016 reisde verdachte met de trein op het traject Deventer-Rijssen. Verdachte heeft plaatsgenomen naast [slachtoffer 1] en is met haar in gesprek gekomen. Verdachte kende [slachtoffer 1] niet. Verdachte is dicht tegen [slachtoffer 1] aan gaan zitten en heeft haar haren gestreeld. Ook heeft hij een arm om haar heen geslagen en zijn hand op de bovenkant van de borst van [slachtoffer 1] gelegd. Verdachte heeft [slachtoffer 1] kussen op haar wang gegeven en aan haar oor gelikt. [slachtoffer 1] heeft meermalen geprobeerd duidelijk te maken dat ze niet wilde dat verdachte aan haar zat, door hem van zich af te duwen en door te zeggen “No wait” en te vragen “What do you want?”.
Verdachte heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij naast [slachtoffer 1] is gaan zitten om haar te kunnen helpen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij blijft bij de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, waarin hij zegt dat het klopt dat hij naast [slachtoffer 1] is gaan zitten en dat hij een hand op haar hoofd heeft gelegd. Hij heeft ontkend dat hij een arm om haar heen heeft geslagen, haar borst heeft aangeraakt, haar kussen op haar wang heeft gegeven en aan haar oor heeft gelikt. De rechtbank heeft echter geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende dat verdachte deze handelingen wel heeft verricht. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] , dat zij zag dat verdachte heel strak met zijn armen en benen tegen [slachtoffer 1] aanzat en ze daar gelijk een onbehaaglijk gevoel bij kreeg. Ook de door aangeefster opgenomen geluidsfragmenten en het feit dat verdachte tegen haar heeft gezegd “I will tell you something and you have very beautiful eyes” ondersteunen de verklaring van [slachtoffer 1] . Gelet op de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden is sprake van handelingen van seksuele aard welke in strijd met de sociaal-ethische norm zijn, zodat het bestanddeel ontuchtige handelingen bewezen kan worden.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.2
Feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het relaas van de verbalisanten en de verklaring van getuige [getuige 2] . Aangeefster heeft een uitgebreid signalement gegeven, waaraan verdachte voldoet en verdachte is kort na de ontdekking van het feit aangehouden.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat er geen direct bewijs is dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate ondersteunt. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat de handelingen zoals die zijn omschreven in de tenlastelegging überhaupt niet als ontuchtig zijn te kwalificeren. Daarbij had [slachtoffer 1] eenvoudig weg kunnen gaan en zich kunnen onttrekken aan de situatie.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna als bijlage aangehechte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 oktober 2016 reisde verdachte met de trein op het traject Amersfoort-Enschede. Verdachte heeft plaatsgenomen naast [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zat op de plek aan het raam en verdachte zat op de plek aan het gangpad. Verdachte kende haar niet. Verdachte had zijn tafeltje uitgeklapt en zette zijn tas tussen het tafeltje en zijn buik. Op enig moment begon verdachte met zijn elleboog tegen het lichaam van [slachtoffer 2] aan te wrijven, tussen haar borst en haar heup. Vervolgens heeft hij zijn hand op het bovenbeen van [slachtoffer 2] gedrukt en maakte hij wrijfbewegingen over de knie tot aan de heup van die [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft geprobeerd duidelijk te maken dat ze niet wilde dat verdachte aan haar zat, door zich klein te maken en zich van hem af te keren.
De rechtbank hecht, gelet op het gedetailleerde signalement van [slachtoffer 2] en getuige [getuige 2] alsook het feit dat verdachte kort na ontdekking is aangehouden in het bezit van treinkaartjes afgestempeld op 2 oktober 2016 en betrekking hebbend op treintrajecten Amsterdam CS – Den Haag CS en Schiphol – Amsterdam geen geloof aan de ontkenning van verdachte dat hij in de betreffende trein naast [slachtoffer 2] heeft gezeten.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de handelingen van verdachte ontuchtige handelingen betreffen. Onder ontuchtige handelingen wordt verstaan handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of de handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder die handelingen zijn verricht.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen gelet op de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden ontuchtige handelingen zijn als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte en [slachtoffer 2] kenden elkaar niet. Verdachte heeft uitdrukkelijk wrijvende bewegingen gemaakt met zijn elleboog in de zij van [slachtoffer 2] en met zijn hand over haar been. Dit zijn geen normale vluchtige aanrakingen waar in een trein soms sprake van kan zijn, maar opzettelijke aanrakingen op zodanige plekken van het lichaam en onder zodanige omstandigheden dat de lichamelijke integriteit geschonden wordt. Aldus is sprake van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 1 november 2016, tijdens een treinreis op het traject Deventer - Rijssen, in het arrondissement Oost-Nederland, door een feitelijkheid, te weten door:
naast nader te noemen [slachtoffer 1] (visueel beperkt) plaats te nemen en vervolgens zich aan die [slachtoffer 1] op te dringen en daarbij een arm om het lichaam van die [slachtoffer 1] heen te leggen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds;
- strelen van haar haren en
- omarmen van die [slachtoffer 1] en daarbij leggen van zijn, verdachtes, hand op de borst van die [slachtoffer 1] en
- kussen op de wang van die [slachtoffer 1] en
- likken aan het oor van die [slachtoffer 1] ;
2. primair.
hij op 2 oktober 2016, tijdens een treinreis op het traject Amersfoort-Enschede, in Nederland, door een feitelijkheid, te weten door naast [slachtoffer 2] plaats te nemen en vervolgens zich aan die [slachtoffer 2] op te dringen door zijn, verdachtes, elleboog tegen de zijkant van het lichaam van die [slachtoffer 2] te wrijven/duwen en zijn hand op het bovenbeen van die [slachtoffer 2] te drukken en te wrijven, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van het bovenlichaam en het bovenbeen van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2 primair
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake beide feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat geen inhoudelijk standpunt ingenomen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het aanranden van een vrouw in de trein. Op 2 oktober 2016 is verdachte naast [slachtoffer 2] gaan zitten, terwijl hij haar niet kende en heeft hij haar betast door met zijn elleboog tegen haar zij en heup aan te wrijven. Op 1 november 2016 is hij in de trein naast [slachtoffer 1] gaan zitten en heeft hij haar haren gestreeld, kusjes op haar wang gegeven en aan haar oor gelikt. Ook haar kende verdachte niet. [slachtoffer 1] is blind en het feit heeft dan ook een extra grote impact op haar gehad, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die vrouwen en feiten als de onderhavige roepen ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging op.
Door het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) zijn voor de onderhavige feiten geen specifieke oriëntatiepunten vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in soortgelijke zaken in de overwegingen heeft betrokken.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 december 2017 reeds meerdere malen met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft daarbij, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, eerdere veroordelingen van verdachte in rekening gebracht, te weten:
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2017, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 200,00;
  • het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2017, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 16 december 2016, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden dient te worden opgelegd.

8.De schade van benadeelden

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.284,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- psychologische hulp € 485,00;
- openbaar vervoer € 83,76;
- reiskosten € 107,19;
- opname verlofuren € 108,96.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 60,32.
8.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie merkt daarbij op dat zij het gevorderde bedrag aan immateriële schade reëel en redelijk acht, gelet op de aard, omstandigheden en de impact die het feit heeft gehad. Ten aanzien van de post “opname verlofuren” merkt zij op dat deze wellicht normaliter niet voor toewijzing in aanmerking zou komen, maar in de onderhavige zaak, gelet op de persoon van aangeefster, haar leeftijd en de zorgtaak van de ouders wel moeten worden toegewezen.
8.1.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu het schade toebrengende feit volgens hem niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de kosten voor de psycholoog niet kunnen worden toegewezen omdat [slachtoffer 1] al onder behandeling stond van een psycholoog en niet duidelijk is welke behandelingen het gevolg van het onderhavige incident zijn.
8.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De immateriële schade is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld moet worden op € 1.500,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de posten “openbaar vervoer” en “reiskosten” opgevoerde schade zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een totaalbedrag van € 190,95, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Met betrekking tot de onder de post “psychologische hulp” opgevoerde kosten overweegt de rechtbank dat hoewel de causaliteit tussen het bewezenverklaarde en de psychologische hulp wordt betwist, zij deze schade voldoende onderbouwd en aannemelijk acht. De rechtbank acht het gelet op de omstandigheden en de impact van het feit aannemelijk dat [slachtoffer 1] door het incident extra behandelsessies bij haar psycholoog heeft moeten ondergaan, hetgeen tevens blijkt uit bijlage 6 bij de vordering. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 485,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Met betrekking tot de post “opname verlofuren” overweegt de rechtbank dat deze in dit specifieke geval kan worden toegewezen, gelet op de persoon van aangeefster en de zorgtaak die ouders hebben. Zij acht deze schade overigens voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 108,96, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast zal de rechtbank ter zake proceskosten een bedrag van € 60,32 toewijzen.
8.1.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht. De rechtbank zal deze maatregel niet opleggen voor de gevorderde proceskosten nu deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde strafbare feit.
8.2.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit bedrag wordt wegens immateriële schade gevorderd.
8.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu het schade toebrengende feit volgens hem niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
8.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid kan worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en het primair onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2 primair
het misdrijf:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en het primair onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 2.284,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 60,32, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde onder 1 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.284,91,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
32 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van
€ 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde onder 2 primair tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 200,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
4 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. den Dulk, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.
Buiten staat
Mr. Den Dulk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met nummer PL0600-2016538999. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 1 november 2016, pagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben vandaag, 1 november 2016, naar school geweest en ben in de trein van 18:36 uur vanaf Utrecht vertrokken. Ik heb toen met de overstap hulp van de NS gewacht op de volgende trein. Die ging om 19:51 uur van Apeldoorn naar Rijssen. Dat was de sprinter. Ik zat in de trein volgens mij vrij achterin. De trein was een dubbeldekker. Ik ben niet naar boven of beneden gegaan maar ben in het tussenstuk gaan zitten op een klapstoeltje. Er zijn
daar twee of drie klapstoeltjes. Ik had mijn stok links van mij neergezet. Ik had mijn tas, mijn rugzak, rechts van mij staan. Volgens mij is die blauw maar die kan ook zwart zijn. De tas stond op de grond tegen mijn rechterbeen aan. Ik had nog een kleine leren tas om. Die hing kruislinks vanaf mijn linkerschouder naar mijn rechterheup. Volgens mij is deze tas bruin. Ik had een blauwe jas aan en had airmax Nike schoenen aan, blauw, roze, grijs en wit en ik droeg een blauwe spijkerbroek. De trein reed weg. Tot Colmschate. Ik weet dat omdat later, toen de conductrice was de machinist aan het waarschuwen was en de machinist riep om dat bij station Holten alleen de derde deur open ging. Vandaar dat ik weet dat het bij de halte daarvoor moet zijn geweest en dat was Colmschate. Er kwam een man naast mij zitten en hij begon tegen mij te praten. Ik stelde hem de vraag: “waar zijn we”. De man zei: “I will help you, it’s oke”. Hij begreep volgens mij niet wat ik bedoelde. Ik dacht oké. De man zat rechts naast mij. Ik voelde dat de man tegen mij aan ging hangen. Hij ging leunen en ik voelde zijn linkerarm om mijn schouders. Ik voelde dat hij mij met diezelfde hand door mijn haar ging strelen. Ik zei tegen hem: “What do you want”. Hij zei: “It’s good for you”. Hij bleef mij strelen door mijn haar en zei: “I will tell you something”. Toen dacht ik volgens mij is het niet helemaal goed. Zijn hoofd kwam dichtbij. Ik heb hem toen met mijn schouders een beetje weggeduwd en gezegd: “No, wait”. Ik heb toen de opname van mijn telefoon aangezet. Hij kwam toen weer dichterbij en zei: “I will tell you something en you have beautiful eyes”. Ik heb dat opgenomen en de geluidsopname net jaar jullie gemaild. Toen voelde ik dat hij met zijn tong in mijn rechteroor ging. Heel vies. Hij bleef een beetje mijn oor zoenen en daarna op mijn rechterwang. Ik heb hem toen weer geprobeerd van mij weg te duwen maar hij hing tegen mij aan. Ik kon ruiken dat de man alcohol had gedronken. Ik dacht wat stinkt hij naar bier. Ook vond ik zijn handen naar shag of sigaretten ruiken. Dat kon ik ruiken omdat hij met zijn handen aan mij haar en mijn gezicht zat. Ik voelde dat hij met zijn linkerhand die hij om mijn schouder had naar beneden ging richting mijn linkerborst. Ik voelde dat hij met zijn hand aan het wrijven was vlak boven mijn borst, vlak boven de bh lijn, daar waar de verdikking van mijn borst begint. Dat was over mijn jas. Hij ging toen weer met zijn hand terug naar mijn schouder. Ik zei toen een paar keer: “What do you want”. “No nothing” zei hij. Dat heb ik ook opgenomen en gemaild naar u. Toen kwam volgens mij de conductrice. Zij kwam kaartjes controleren. Ze had zijn kaartje al gepakt. Ik zei tegen de conductrice: “Kunt u mij a.u.b. meenemen naar de andere coupe”. Ik moest op dat moment een beetje huilen. Ze zei toen: “ja ik neem je mee”. Ze gaf hem toen zijn kaartje terug, althans dat denk ik want hij zei met een zwaar buitenlands accent ‘dankjewel’. De conductrice liep met mij weg en zei tegen mij: “hoort hij bij jou?”. Ik zei: “Nee, hij hoort niet bij mij”. Ze heeft mij toen naar beneden gebracht. Daar zaten twee meisjes, één jongen en twee wat oudere dames. Ik kon dat horen aan de stemmen en het was ook tegen mij gezegd dat daar meerdere mensen zaten. Ik vind het heel naar. Ik ben heel erg geschrokken. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 1 november 2016, pagina 25, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik ben hoofdconducteur bij de NS. Vanavond liep ik de ronde door de trein toen ik achterin de trein bij het laatste balkon aankwam. Dit betreft geen coupe, maar de klapstoeltjes bij de in en uitgang van de trein. Ik riep in het algemeen rond dat ik voor de kaartjes kwam. Ik zag op het genoemde balkon een meisje in de hoek zitten met naast haar een man. Ik zag dat de man strak tegen haar aanzat, zijn arm raakte haar arm en zijn been raakten haar been. Ik had meteen een onbehaaglijk gevoel bij deze situatie, ik vond het zeer ongepast hoe hij tegen haar aan zat. Mijn intuïtie zei meteen dat dit niet klopte. Op het moment dat ik bij hen stond hoorde ik het meisje zeggen: “Haal me hier weg, zet me in een coupe. Hij heeft me aangerand, ik voel me zo vies. Het is zo smerig wat hij heeft gedaan”. Ik begeleidde het meisje naar een coupe en zette haar bij een oude dame neer. Op dat moment zag en hoorde ik dat het meisje hysterisch begon te huilen. Toen ik alles in werking had gezet zag ik dat de man van het genoemde balkon was verdwenen. De man heb ik later voorin de trein aangetroffen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 november 2016, pagina 24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Tijdens het opnemen van de aangifte op dinsdag 1 november 2016 stuurde aangeefster mij, verbalisant, via de mail twee korte geluidsopnames. Ik, verbalisant, heb deze bestanden afgeluisterd en hoorde het volgende:
Anne: “What do you want?”
Verdachte: “Nothing”
Anne: What do you want”
Verdachte: “Nothing
4.
Het proces-verbaal van de zitting van 26 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik op 1 november 2016 in de trein naast een blinde vrouw ben gaan zitten. Ook klopt het dat ik heb verklaard dat ik op enig moment mijn hand op haar hoofd heb gelegd. Ik blijf bij deze verklaring.
Ten aanzien van feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal, dan zijn dit processen-verbaal uit bijlage 1 van het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met nummer PL0600-2016538999.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 3 oktober 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik was het weekend thuis bij mijn ouders in [plaats 1] . Ik studeer in [plaats 2] . Om 18:08 ben ik in de trein gestapt. We moeten omrijden vanwege problemen op het traject. Ik ging via Amersfoort, Apeldoorn, Deventer, Zwolle naar Groningen. Ik moest overstappen in Deventer en Zwolle. Vanaf Amersfoort was het druk in de trein, mijn koffer stond rechts op de grond. Ik wilde deze bovenin het rek stoppen zodat een onbekende man naast mij kon zitten. Deze man hielp mij met de koffer. Toen begon de trein te rijden. Na 5 minuten, begon hij te duwden, ik dacht ben je nu te dik of breed, ik vond het vreemd. Hij had zijn tafeltje uitgeklapt en had zijn tas tussen buik en tafeltje, dit vond ik ook al raar, achteraf gezien. Met zijn linker elleboog begon hij eerst tegen mij aan te duwen, hij begon met zijn elleboog te wrijven op mijn lichaam, tussen mijn borst en bovenbeen/heup. Hij ging op en neer en heeft best een tijdje met zijn elleboog op mijn voorzijde van mijn heup gedrukt, hij duwde hem er echt in zeg maar. Ik maakte mezelf al kleiner door tegen liet raam aan de gaan zitten. Vervolgens begon hij zijn linker arm op mijn rechter bovenbeen te leggen, dit duurde even en hij drukte er ook op. Hij maakte wrijf bewegingen van mijn knie tot aan de buitenkant
van mijn rechter heup. Ik dacht, als het raarder wordt dan sta ik op. Dit alles duurde ongeveer 10 à 15 minuten. Ik vond het genoeg geweest en ik sloeg met mijn elleboog in zijn ribben. Ik stond op en ik moest hem voorbij lopen, hij keek me raar aan met een glimlach, maar hij zei niks. Ik heb mijn spullen gepakt uit het rek erboven en ben toen verderop naast iemand anders gaan zitten in de coupe. Ik was in shock en ik begon te huilen toen ik mijn verhaal tegen haar deed. De onbekende man had een zwarte Adidas tas met witte letters ‘ADIDAS’. Het was een klein gezette man. Ik ben zelf 1.65 m lang en ik denk dat hij iets langer dan mij was, ongeveer 1.68 m. Hij had een flinke buik, een Indiaas uiterlijk, kort zwart haar achterover gekamd met inhammen. Hij droeg een sweater met groen/blauwe strepen en een spijkerbroek. Hij was redelijk behaard op zijn armen. Hij had stoppels op zijn gezicht, je zag wel dat hij een flinke baardgroei zou kunnen hebben. Op het moment dat ik naast het meisjes ging zitten begon te huilen stond hij op en ging hij weg. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en [verbalisant] van 2 oktober 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op zondag 2 oktober 2016 omstreeks 18:53 uur, waren wij verbalisanten belast met de
incidentenafhandeling in Apeldoorn. Wij kregen op vernoemd tijdstip de opdracht van het Operationeel Centrum Apeldoorn om naar spoor 4 te rijden op het NS station in Apeldoorn in verband met een aanrandings-incident wat gebeurd was in de trein waarbij verdachte en slachtoffer nog in de trein zaten. Toen wij omstreeks 19:00 uur ter plekke waren hoorden wij van personeel van de NS dat de verdachte even daarvoor de trein uit gevlucht was en weggerend was over het spoor in de richting van het busstation. Wij werden door personeel van de NS naar het slachtoffer gebracht die boven in de kantine van de Albert Heijn to go zat met de getuige. Wij zagen dat het slachtoffer gehuild had. Wij hoorden, nadat ik, verbalisant [verbalisant] , aan haar vroeg wat er gebeurd was, dat ze zei dat een haar onbekende man aan haar had gezeten in de trein vanuit de richting Amersfoort gaande richting Enschede. Ik, verbalisant [verbalisant] , vroeg naar een omschrijving van de man om zo snel mogelijk het signalement te verspreiden onder de collega’s in Apeldoorn zodat er nog uitgekeken kon worden in de omgeving naar deze man. Ik hoorde dat het slachtoffer het volgende signalement op gaf:
Man
Indonesisch uiterlijk
38/39 jaar oud
kort zwart haar met inhammen
Stoppeltjesbaard
Groen/blauwe trui
Spijkerbroek
Zwarte rugtas met een wit Adidas logo
Ik, verbalisant [verbalisant] , gaf dit signalement onmiddellijk middels de portofoon door
aan het Operationeel Centrum Apeldoorn die dit onder de aandacht bracht van de overige politie-eenheden in Apeldoorn. Het slachtoffer gaf op te zijn [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 2] -1993 te [geboorteplaats 2] en wonende te [adres 1] . Ze vertelde dat zij in Amersfoort in de trein was gestapt en dat ze in eerste
instantie alleen op een bank zat en haar koffer naast haar had staan. Dat zij zag dat er meer mensen de treincoupe inliepen en zij daarom haar koffer boven in het bagagerek legde waarna er vrij snel een haar onbekende man naast haar kwam zitten. Na een korte tijd voelde zij dat de man een aantal keren met zijn elleboog tegen haar ribben aanwreef. Zij vertelde dat ze zich hier heel ongemakkelijk bij voelde en dat hij daarna zijn hand op haar bovenbeen legde en over haar bovenbeen wreef. Wij hoorde dat [slachtoffer 2] zei dat ze de man hierop een duw gaf en opstond en wegliep en een plek achterin de coupe zocht. Daar kwam zij naast de getuige te zitten vertelde het slachtoffer. Wij zagen dat het slachtoffer erg ontdaan was van wat haar overkomen was.
De getuige gaf op te zijn [getuige 2] , geboren [geboortedatum 3] -1991 te [geboorteplaats 3] , wonende [adres 2] . Getuige vertelde het slachtoffer niet te kennen en dat zij ineens bij haar kwam zitten en vertelde dat ze aangerand was. Wij hoorden dat de getuige zei dat ze de man
voorbij had zien lopen de coupe uit. Wij hoorden dat ze de man die volgens het slachtoffer haar aan had gerand goed gezien had en zij bevestigde het opgegeven signalement.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 oktober 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op zondag 2 oktober 2016 was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met een incidentenafhandeling dienst in Amersfoort. Omstreeks 19:47 uur waren wij ter plaatse op het treinstation Amersfoort centraal. Na een aantal minuten zagen wij dat de betreffende trein perron 7 kwam binnen gereden. Wij zijn naar de voorste coupe gelopen en zagen daar een conducteur staan. De conducteur opende op ons teken de treindeur. Nadat de deuren waren geopend zag ik dat er een licht getinte man achter de conducteur stond. Ik hoorde dat de conducteur aangaf dat dit de verdachte van de aanranding was. De verdachte stapte uit en werd door ons staande gehouden. Ik hoorde dat de conducteur het volgende verklaarde: Ik ben hoofdconducteur namens de NS. Ik moest vandaag zondag 2 oktober 2016 omstreeks 19:18 uur, werken op het traject Deventer-Apeldoorn-Amersfoort. Op het traject hoorde ik dat mijn telefoon afging. Ik hoorde dat er een burgernet melding in was gesproken. Ik woon zelf in Apeldoorn en luisterde het gesprek af. Ik hoorde dat er in de omgeving van Apeldoorn een aanranding was gepleegd en hoorde dat de stem op het bandje het signalement van de mogelijke verdachte opgaf. In Apeldoorn aangekomen kwam een collega van mij op de trein. Deze collega genaamd [verbalisant] gaf aan dat hij in de trein van Amersfoort naar Apeldoorn aan was gesproken door een jonge vrouw die aan had gegeven dat zij in de trein aangerand was door een Indisch uitziende man. Wij reden omstreeks 19:30 uur weg uit Apeldoorn in de richting van Amersfoort. Ik ben mijn werkzaamheden als conducteur gaan doen en liep hiervoor door alle coupes om kaartjes te controleren van treinpassagiers. Ik liep een coupe in en zat dat de trein coupe voor de helft gevuld was met passagiers. Ik controleerde verschillende kaartjes. Ik kwam vervolgens bij een tweezitter waar ik een jonge vrouw zag zitten en een Indisch uitziende man. De jonge vrouw zat aan de raamzijde en de Indische man aan de zijde van het gangpad. Ik keek de vrouw aan en zag dat de vrouw angstig uit haar ogen keek. Ik vertrouwde het niet en vroeg of er iets was gebeurd. De vrouw zei dat er niks was gebeurd, maar dat de man haar een snoepje aan had geboden. Ik keek nogmaals naar de man en besefte mij dat de man aan het opgegeven signalement voldeed van de mogelijke aanrander.