ECLI:NL:RBOVE:2018:4011

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
08-950271-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man wegens ontuchtige handelingen met een minderjarige in Enschede

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 22-jarige man uit Rotterdam, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de nacht van 24 op 25 juni 2018 in Enschede ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft het meisje meegenomen naar een hotelkamer, waar hij seksuele handelingen met haar heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen, evenals de onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut die de verklaring van het slachtoffer bevestigen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft bekend en er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder de verplichting om zich te melden bij de reclassering en behandeling voor zijn gedragsstoornis.

De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de schade onvoldoende is onderbouwd en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-950271-18 (P)
Datum vonnis: 23 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats],
ter zitting genoemd postadres [woonplaats 1],
nu verblijvende in PI Overijssel HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een meisje jonger dan zestien jaren en dat die ontuchtige handelingen ook bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 juni 2018 te Enschede,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd
van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], te weten het:
- likken aan en/of betasten van de ontblote borst(en) van die [slachtoffer]
en/of
- duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer].

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden. De officier van justitie heeft daarvoor als bewijsmiddelen genoemd, de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer, [slachtoffer], heeft meegenomen naar een hotelkamer, de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] en de onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) die de verklaring van [slachtoffer] bevestigen
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden. Wel heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte meermalen naar de leeftijd van aangeefster heeft gevraagd maar dat aangeefster daarop geen antwoord wilde geven en dat de ontuchtige handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 oktober 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] van 27 juni 2018;
  • een door dr. S. van Soest, NFI-deskundige en gerechtelijk deskundige, opgemaakt rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte zedendelict gepleegd in Enschede op 24 juni 2018” van 13 september 2018.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij omstreeks de nacht van 24 op 25 juni 2018 te Enschede, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het:
- likken aan en betasten van de ontblote borsten van die [slachtoffer]
en
- duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich laat behandelen voor zijn stoornis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het door verdachte ondergane voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden zoals die door de reclassering en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) zijn geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een meisje van veertien jaar meegenomen naar zijn hotelkamer en heeft daar de seksuele handelingen met haar verricht die in de bewezenverklaring beschreven zijn. Het meest vergaande seksuele contact is geweest dat hij zijn penis in haar vagina heeft geduwd, volgens het slachtoffer twee keer. Hij heeft daarbij geen condoom gebruikt. Voor het slachtoffer was dit een ingrijpende gebeurtenis. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het slachtoffer nog maar veertien jaar oud was en ook dat hij haar niet gedwongen heeft. Dat is voor de strafwaardigheid van zijn gedrag niet van belang. De wetgever heeft deze vorm van seks met iemand die jonger is dan zestien jaar willen verbieden, of de verdachte nu wist van die leeftijd of niet. Overigens is onbetwist dat het slachtoffer heeft verteld dat zij in de brugklas zat. Verdachte is daar te makkelijk overheen gestapt. De vraag of verdachte het slachtoffer wel of niet gedwongen heeft voor dit strafbare feit is niet van belang.
Drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog, heeft verdachte onderzocht en van dat onderzoek een rapport van 5 september 2018 uitgebracht.
Uit deze rapportage blijkt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en van zwakbegaafdheid. Verdachte handelde door ontbrekende remming en dat was weer het gevolg van een gering schuld- en schaamtegevoel. Zijn handelen werd verder bepaald door een gebrek aan empathie, het vooropstellen van eigenbelang en onverschilligheid voor de beleving van de ander. De psycholoog adviseert daarom het eventueel bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog komt verder tot de conclusie dat er gevaar bestaat dat verdachte opnieuw een feit als dit zal plegen. Het recidiverisico is matig tot hoog. Verdachte is weinig bereid tot verandering van zijn gedrag. De psycholoog adviseert daarom een straf op te leggen waarbij sprake zal zijn van dwingende externe sturing en van monitoring waarbij structurerende en steunende interventie op praktisch terrein is aangewezen en toezicht dient te worden uitgeoefend op de levenswandel van verdachte.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsrapport van B.J.M. Eijssink, reclasseringswerker, van 19 september 2018. De reclassering onderschrijft het advies van de psycholoog en adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan de voorwaarden te verbinden dat verdachte zich dient te melden bij de reclassering, zich laat behandelen voor zijn gedragsstoornis en geen contact mag hebben met het slachtoffer.
De rechtbank neemt ook dat advies over maar zal geen contactverbod opleggen, hetgeen ook niet door de officier van justitie is geëist.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 31 augustus 2018.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om als ‘voorlopig voorschot’ op de schadevergoeding voor immateriële schade een bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de kosten van € 90,00 voor het opvragen van medische informatie.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel zou moeten opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, kort weergegeven, zich op het standpunt gesteld dat bij het vaststellen van de schadevergoeding zou moeten meewegen dat het contact tussen verdachte en het slachtoffer vrijwillig is geweest.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Immers er is ook sprake van andere problematiek die zich al voor het feit voordeed bij het slachtoffer en die kennelijk ook wordt betrokken in therapie, zodat het moeilijk is om de schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit vast te stellen. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14 d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij een forensisch kliniek of een soortgelijke instelling van ambulante forensische zorg, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [woonplaats 2] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018278990. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.