4.1.3Het oordeel van de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 1] stond op 20 maart 2017 op de parkeerplaats van een Peugeot dealer aan de [adres 2] te Hengelo. Omstreeks 21.25 uur zag hij een witte Ford Transit de parkeerplaats oprijden. Hij zag dat een man aan de bestuurderszijde en een vrouw aan de bijrijderszijde uitstapte. Verbalisant zag dat de vrouw in de richting liep van een andere witte bestelbus. Hij zag dat de vrouw op haar hurken aan de voorzijde ter hoogte van de kentekenplaat zat. Hij zag dat de man naar de vrouw liep. Verbalisant [verbalisant 1] heeft zijn waarnemingen doorgegeven aan zijn collega’s. Hij zag dat, terwijl zijn collega’s de parkeerplaats opreden, de man in de witte bestelbus stapte. Hij zag dat de vrouw op de bijrijdersplek instapte. De bus reed weg. Verbalisant zag dat van de andere geparkeerde bestelbus de kentekenplaat aan de rechterzijde omgebogen was. Omstreeks 21.27 uur zag verbalisant [verbalisant 1] dat de witte Ford Transit terugkwam en opnieuw de parkeerplaats van de Peugeot dealer op kwam rijden. Hij zag dat de Ford Transit naast een andere witte bestelbus werd geparkeerd met de neuzen naar elkaar toe. Hij hoorde dat er twee personen uit de witte Ford Transit stapten. Na enkele seconden zag verbalisant dat de personen weer in de Ford Transit stapten en wegreden. Verbalisant zag dat de kentekenplaat aan de voorzijde van de achtergebleven bus was weggenomen. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 1] samen met zijn collega’s de achtervolging ingezet.
Verbalisant [verbalisant 2] zat op 20 maart 2017 samen met collega [verbalisant 3] in een onopvallend dienstvoertuig. Omstreeks 21.25 uur hoorden zij collega [verbalisant 1] zeggen dat er sprake was van een verdachte situatie bij een autodealer aan de [adres 2] te Hengelo. Verbalisanten reden het bedrijventerrein op van de autodealer. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een vrouw naar de bus rende en instapte aan de bijrijderskant. Zij zag dat de witte bus het terrein verliet en de [adres 2] opdraaide. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] volgden de witte bestelbus met kenteken [kenteken 2] . Zij zagen dat het voertuig tweemaal om de rotonde reed en vervolgens terugreed naar de [adres 2] . De bus reed wederom het bedrijventerrein op van de autodealer. Zij hoorde collega [verbalisant 1] vervolgens zeggen dat hij de man en de vrouw bij een andere witte bestelbus zag staan en breekgeluiden hoorde. Zij hoorden collega [verbalisant 1] vervolgens zeggen dat de bus het terrein afreed en wederom de [adres 2] opreed. Hierop besloten verbalisanten de bus opnieuw te volgen. Zij zagen dat collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het voertuig blokten. Hierop zagen zij dat het voertuig keerde en de parkeerplaats afreed waarna een achtervolging begon. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] reden als eerste voertuig achter de witte bus in de richting van Beckum. Zij zagen dat er snelheden tot 130 km/u werden gehaald alwaar 80 km/u is toegestaan. Ook zagen zij dat er meerdere keren een rood verkeerslicht werd genegeerd. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bus de bebouwde kom van Beckum inreed. Zij zag dat de bus werd gehinderd door een vrachtwagen die voor hem reed. In de verte zag verbalisant [verbalisant 2] blauwe optische lichten knipperen van een dienstvoertuig. De politieauto blokkeerde het linkerdeel van de weg. Zij had het vermoeden dat men de bus wilde stoppen ter hoogte van de middengeleider. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een vrouwelijke collega een stopteken gaf. Verbalisant [verbalisant 3] herkende direct collega [slachtoffer] omdat zij zich volledig in het licht van de bus bevond.
Verbalisanten zagen dat de bus ineens naar links zwenkte en zich tussen de vrachtwagen en de middengeleider door wist te wurmen. Zij zagen dat de bus volledig in de richting reed van collega [slachtoffer] . Zij zagen dat collega [slachtoffer] met al haar lichaamskracht ternauwernood opzij kon springen. Zij zagen dat [slachtoffer] de bus op nog geen halve meter had gemist. Zij zagen dat het voertuig vervolgens verder reed over de Haaksbergerstraat zonder te stoppen. Op de Tormentil te Haaksbergen zagen verbalisanten dat de bus remde en vervolgens stopte. Verbalisant [verbalisant 3] drukte het dienstvoertuig tegen het bestuurdersportier van de witte bus. Via de portofoon hoorden zij dat een man aan de bijrijderskant het voertuig had verlaten en vervolgens was weggerend. Zij zagen dat de bus vervolgens verder reed. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat de bestuurder een kentekenplaat uit het raam gooide. Zij zagen dat de bus vervolgens vaart minderde en dat het voertuig stopte. Zij zagen dat een vrouw werd aangehouden.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] stonden in verband met een verdachte situatie op het bedrijventerrein [adres 2] 10 te Hengelo. Zij hoorden van verbalisant [verbalisant 1] dat er kentekenplaten waren weggenomen door de inzittenden van een witte bedrijfsbus. Verbalisanten zagen een bedrijfsbus, een witte Ford Transit passeren. Verbalisanten zagen dat er twee personen in het voertuig zaten. Verbalisanten besloten om de bedrijfsbus klem te rijden. Zij zagen dat de bestuurder een man was met een licht getint kaal, groot en dik hoofd. Verbalisant [verbalisant 4] stapte uit en maakte handgebaren naar de bestuurder dat hij uit het voertuig moest stappen. Verbalisanten zagen dat de bestuurder handelingen verrichtte om zijn voertuig in de achteruit te zetten. De bedrijfsbus reed hierop weg waarna er een achtervolging ontstond. Verbalisanten zagen dat in Beckum de linker weghelft door een politieauto werd afgeblokt. Verbalisten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] zagen dat op de rechter weghelft een vrouwelijke collega stond en een stopteken gaf middels haar handen. Zij zagen dat de witte Ford Transit inreed op de collega. Zij zagen dat de collega alles op alles zette om te voorkomen dat zij werd aangereden. De Ford Transit reed vervolgens verder zonder te stoppen in de richting van Haaksbergen.
Verbalisant [slachtoffer] reed op 20 maart 2017 samen met collega [verbalisant 6] tussen Haaksbergen en Beckum toen zij over de porto hoorden dat een bestuurder van een witte bestelbus als een dolle reed. Zij begrepen dat de bestelbus hun kant op kwam rijden. Zij hebben toen het plan opgevat om het verkeer tot stilstand te brengen ter hoogte van een middengeleider. Verbalisant [slachtoffer] is uitgestapt om de auto’s te doen stoppen. Ineens zag zij de witte bestelbus. Zij zag dat de bestelbus over de middengeleider stuurde en in haar richting kwam rijden. Zij gebaarde de bestuurder te stoppen. Zij zag dat de bestuurder niet stopte. Zij gebaarde nogmaals dat de bestuurder moest stoppen. Toen zij de auto bijna kon aanraken, raakte zij zich ervan bewust dat zij moest reageren. Zij is naar rechts gesprongen. De auto reed verder. Verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant 6] zijn weer in het dienstvoertuig gesprongen en hebben de achtervolging ingezet. Zij zagen dat de witte bestelbus in Haaksbergen tot stilstand kwam. Zij zagen dat een politieauto naast de bestelbus stond aan de bestuurderszijde. Verbalisant [slachtoffer] zag dat een man uit het rechterportier van de bestelbus stapte. Vervolgens reed de bestuurder van de witte bestelbus verder en stopte. Zij zag even later dat de aangehouden bestuurder een vrouw was.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een computerprogramma een simulatie gemaakt. Bij een acceleratie van 2,8 m/s² bleek het mogelijk de Ford Transit rond het eindpunt van de midden geleider 40 km/u te laten rijden.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] op 20 maart 2017 in een witte Ford Transit vanuit Amsterdam naar Twente is gekomen.
Verdachte heeft ontkend dat hij de bestuurder van de Ford Transit was gedurende de gehele rit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bestuurder van de Ford Transit is op het moment dat hij in Hengelo wordt gesignaleerd op de parkeerplaats van een autodealer. Medeverdachte [medeverdachte] is op dat moment de bijrijder. Even later zien verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] een Ford Transit passeren. Zij zien dat verdachte de bestuurder is. Zij rijden verdachte klem maar verdachte negeert het stopteken en ontkomt. Er ontstaat een achtervolging waarbij door de bestuurder van de Ford Transit is geprobeerd verbalisant [slachtoffer] van het leven te beroven door met een bestelbus op haar in te rijden. Vervolgens gaat de achtervolging verder. In Haaksbergen wordt de Ford Transit door de bestuurder tot stilstand gebracht. Verbalisant [verbalisant 3] rijdt de Ford Transit klem door met de politieauto tegen de bestuurderszijde te drukken. Op dat moment verlaat verdachte via de bijrijderszijde de Ford Transit.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de bestuurder is geweest van de Ford Transit, ook op het moment dat de bus is ingereden op verbalisant [slachtoffer] . Verdachte heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan tot een andere conclusie zou moeten worden gekomen. Ook komen nergens in het dossier feiten en omstandigheden naar voren die er op duiden dat er een moment zou zijn geweest waarop verdachte en de medeverdachte van plaats hebben gewisseld voordat hij is uitgestapt. De snelheid bleef onverminderd hoog en de rijstijl veranderde gedurende de achtervolging niet. Verdachte heeft ook in Hengelo al een stopteken genegeerd en geprobeerd aan de politie te ontkomen. Verdachte is op het moment dat de Ford Transit tot stilstand is gebracht aan de bijrijderszijde uitgestapt. De bestuurderszijde werd op dat moment afgeblokt door een politieauto, waardoor er geen mogelijkheid voor de verdachte was om aan de bestuurderszijde uit te stappen. Voorts is de rechtbank uit de foto’s van de binnenzijde van de Ford Transit gebleken dat daar voldoende ruimte is om in korte tijd van plek te wisselen nu er een middenconsole ontbreekt. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat zij de gehele rit de bestuurder was acht de rechtbank ongeloofwaardig nu uit de bewijsmiddelen anders blijkt.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte het zicht werd ontnomen op de politieagente waardoor er geen sprake kan zijn van opzet op de dood van de verbalisant [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke vorm.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomst aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen – en gelet op al hetgeen hiervoor reeds is overwogen – is komen vast te staan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de Ford Transit heeft gezeten en dat het verdachte is geweest die de Ford Transit heeft bestuurd.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat zij gedurende de achtervolging direct achter de Ford Transit reden. Verbalisanten zagen dat de linkerzijde van de weg werd geblokkeerd met een politieauto met blauwe zwaailichten. Zij zagen, terwijl zij achter de Ford Transit reden, een in uniform geklede vrouwelijke collega, te weten [slachtoffer] , een stopteken geven. Verbalisanten herkenden haar direct omdat de verlichting van de Ford Transit recht in haar gezicht scheen. Verbalisant [slachtoffer] zag dat de witte Ford Transit in haar richting kwam rijden. De bestuurder reageerde niet op het stopteken. Toen verbalisant [slachtoffer] de Ford Transit bijna kon aanraken is zij weggesprongen. Het verweer van de raadsman dat de bestuurder de agente niet kon zien dan wel te laat zag gaat dan ook niet op nu verbalisant [slachtoffer] de witte Ford Transit recht op haar af zag komen en de verbalisanten die achter de Ford Transit reden verbalisant [slachtoffer] konden waarnemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van opzet en wel in voorwaardelijke vorm.
Daarnaast heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat met een zodanige snelheid is gereden dat de kans op het overlijden van verbalisant [slachtoffer] aanmerkelijk is geweest.
De rechtbank overweegt dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van een aanrijding van een voetganger door een bestelbus in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van de bestelbus. Uit het proces-verbaal van onderzoek kan worden vastgesteld dat de Ford Transit rond het eindpunt van de middengeleider, dus daar waar verbalisant [slachtoffer] stond, circa 40 kilometer per uur heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat de Ford Transit met een zodanige snelheid heeft gereden dat, indien verbalisant [slachtoffer] niet was weggesprongen, de kans op haar overlijden aanmerkelijk is geweest. De rechtbank acht de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
Aangever [naam 2] heeft namens de benadeelde [bedrijf] op 21 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] te Hengelo.
Verbalisant [verbalisant 8] zag ter hoogte van de Tormentil een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] in het gras liggen. Verbalisant heeft de kentekenplaat voor nader onderzoek in beslag genomen en veilig gesteld.
Aangever [naam 1] heeft op 20 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . Deze kentekenplaten zijn gestolen tussen 20 maart 2017 om 17:50 uur en 21 maart 2018 om 7.15 uur te Almelo.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met verdachte op 20 maart 2017 in een witte Ford Transit vanuit Amsterdam naar Twente is gekomen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 20 maart 2017 de kentekenplaten die op de Ford Transit zaten heeft weggenomen. Ook heeft zij bekend de kentekenplaten bij een autodealer te hebben gestolen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de kentekenplaten met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gestolen en aldus sprake was van diefstal tezamen en in vereniging met een ander.
De rechtbank overweegt dat, om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, sprake dient te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Uit voornoemde bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt voorafgaand aan en ten tijde van de diefstal van de kentekenplaten [kenteken 1] op het parkeerterrein in Hengelo. Verdachte en de medeverdachte zijn tezamen in een gehuurde Ford Transit vanuit Amsterdam naar Hengelo gekomen. Zij zijn tezamen tot tweemaal toe op een parkeerplaats van een autodealer gezien door een verbalisant. Vervolgens zijn zij samen in de gehuurde Ford Transit met kenteken [kenteken 2] gevlucht. Tijdens de achtervolging is een gestolen kentekenplaat met kenteken
[kenteken 1] uit de auto gegooid. Uit de aangifte van diefstal en uit het proces-verbaal van inbeslagname van [verbalisant 8] concludeert de rechtbank dat de juiste lettervolgorde op de kentekenplaat is geweest: [kenteken 1] . De rechtbank acht, gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachte tezamen en in vereniging de kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] hebben gestolen. Het verweer van de raadsman dat in de tenlastelegging een ander kenteken staat vermeld omdat letters zijn verwisseld ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving nu uit de aangifte en het genoemde proces-verbaal is gebleken dat het om de kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] gaat.
Ten aanzien van de diefstal van de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] overweegt de rechtbank als volgt. Uit de aangifte blijkt dat de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] zijn weggenomen tussen 20 maart 2017 om 17:50 uur en 21 maart 2018 om 7.15 uur te Almelo. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 20 maart 2017 omstreeks 21.25 uur in een Ford Transit met kenteken [kenteken 2] heeft gereden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat zij deze kentekenplaten heeft gestolen. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de ontdekking van de diefstal op 20 maart 2017 om 17:50 uur van de kentekenplaten en het moment waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de Ford Transit met daarop het kenteken [kenteken 2] voorhanden hebben en de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachte van Amsterdam naar Twente is gekomen op 20 maart 2017, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] heeft weggenomen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.