ECLI:NL:RBOVE:2018:4010

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
08/730433-17 (P) en 23/001924-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag en diefstal in vereniging met ontzegging van rijbevoegdheid

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor poging tot doodslag en diefstal in vereniging. De man heeft samen met een medeverdachte kentekenplaten gestolen. Tijdens de vlucht voor de politie negeerde hij een politieblokkade en reed hij in op een politieagente, die ternauwernood kon ontsnappen. De rechtbank legde ook een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor 24 maanden en bepaalde dat de man een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden moet uitzitten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op de dood van de agente heeft aanvaard door met hoge snelheid op haar in te rijden. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, evenals de diefstal van de kentekenplaten. De verdachte werd vrijgesproken van een derde tenlastegelegde feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De benadeelde partij, de politieagente, heeft een schadevergoeding van €400,00 toegewezen gekregen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730433-17 (P) en 23/001924-14 (tul)
Datum vonnis: 23 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 juni 2018 en 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander heeft geprobeerd verbalisant [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een bestelbus op die verbalisant in te rijden dan wel die verbalisant heeft bedreigd door met een bestelbus op die verbalisant in te rijden;
feit 2:samen met een ander kentekenplaten heeft gestolen dan wel heeft geheeld;
feit 3:een slijptol heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (werkzaam als (hoofd)agent bij de politie Twente-Midden) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een (bestel)auto (Ford Transit) (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer] is afgereden/ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer] (werkzaam als (hoofd)agent bij de politie Twente-Midden), gedurende en/of terzake de rechtmatige uitoefening van haar bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (bestel)auto (Ford Transit) (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer] is afgereden/ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] (werkzaam als (hoofd)agent bij de politie Twente-midden) heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, immers is verdachte (met zijn mededader) opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto (Ford Transit) (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer] afgereden/ingereden;
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf] . en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een of meer kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een slijptol heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
feiten 1 en 2
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gezien bij het wegnemen van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] in Hengelo. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vluchten in een Ford Transit bestelbus waarbij op dat moment verdachte de bestuurder is. Vervolgens vindt er een achtervolging plaats. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen mogelijkheden zijn geweest voor een wissel vóórdat met de bestelbus is ingereden op verbalisant [slachtoffer] . Daarmee heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het verdachte is geweest die heeft ingereden op verbalisant [slachtoffer] . Verdachte had de keus om te stoppen maar is op verbalisant [slachtoffer] ingereden. Verdachte heeft door zijn gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisant op de koop toegenomen. Vervolgens wordt de gestolen kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] uit de Ford Transit gegooid. Op de Ford Transit zitten gestolen kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . Gelet op het feit dat deze kentekenplaten kort daarvoor zijn gestolen acht de officier van justitie ook deze diefstal tezamen en in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het stelen van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] omdat in de tenlastelegging letters in het kenteken zijn verwisseld. De raadsman is van mening dat deze verwisseling van letters niet kan worden afgedaan als een kennelijke verschrijving nu bij dit kenteken ook een andere auto hoort. Daarnaast roept de aangifte vragen op nu de kentekenplaten gestolen lijken te zijn van een Opel Corsa en niet van een Ford Transit. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu uit het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wie de bestuurder was tijdens de bijna aanrijding met verbalisant [slachtoffer] . Anders dan in het zogenaamde scooterarrest zijn de rollen van beide verdachten niet inwisselbaar en dus is er geen sprake van medeplegen. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat de bestuurder de agent niet of te laat kon zien. Hiermee valt de opzet weg, ook in voorwaardelijke vorm. De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat met een zodanige snelheid is gereden, dat de kans op het overlijden van verbalisant [slachtoffer] aanmerkelijk is geweest.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verbalisant [verbalisant 1] stond op 20 maart 2017 op de parkeerplaats van een Peugeot dealer aan de [adres 2] te Hengelo. Omstreeks 21.25 uur zag hij een witte Ford Transit de parkeerplaats oprijden. Hij zag dat een man aan de bestuurderszijde en een vrouw aan de bijrijderszijde uitstapte. Verbalisant zag dat de vrouw in de richting liep van een andere witte bestelbus. Hij zag dat de vrouw op haar hurken aan de voorzijde ter hoogte van de kentekenplaat zat. Hij zag dat de man naar de vrouw liep. Verbalisant [verbalisant 1] heeft zijn waarnemingen doorgegeven aan zijn collega’s. Hij zag dat, terwijl zijn collega’s de parkeerplaats opreden, de man in de witte bestelbus stapte. Hij zag dat de vrouw op de bijrijdersplek instapte. De bus reed weg. Verbalisant zag dat van de andere geparkeerde bestelbus de kentekenplaat aan de rechterzijde omgebogen was. Omstreeks 21.27 uur zag verbalisant [verbalisant 1] dat de witte Ford Transit terugkwam en opnieuw de parkeerplaats van de Peugeot dealer op kwam rijden. Hij zag dat de Ford Transit naast een andere witte bestelbus werd geparkeerd met de neuzen naar elkaar toe. Hij hoorde dat er twee personen uit de witte Ford Transit stapten. Na enkele seconden zag verbalisant dat de personen weer in de Ford Transit stapten en wegreden. Verbalisant zag dat de kentekenplaat aan de voorzijde van de achtergebleven bus was weggenomen. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 1] samen met zijn collega’s de achtervolging ingezet. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] zat op 20 maart 2017 samen met collega [verbalisant 3] in een onopvallend dienstvoertuig. Omstreeks 21.25 uur hoorden zij collega [verbalisant 1] zeggen dat er sprake was van een verdachte situatie bij een autodealer aan de [adres 2] te Hengelo. Verbalisanten reden het bedrijventerrein op van de autodealer. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een vrouw naar de bus rende en instapte aan de bijrijderskant. Zij zag dat de witte bus het terrein verliet en de [adres 2] opdraaide. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] volgden de witte bestelbus met kenteken [kenteken 2] . Zij zagen dat het voertuig tweemaal om de rotonde reed en vervolgens terugreed naar de [adres 2] . De bus reed wederom het bedrijventerrein op van de autodealer. Zij hoorde collega [verbalisant 1] vervolgens zeggen dat hij de man en de vrouw bij een andere witte bestelbus zag staan en breekgeluiden hoorde. Zij hoorden collega [verbalisant 1] vervolgens zeggen dat de bus het terrein afreed en wederom de [adres 2] opreed. Hierop besloten verbalisanten de bus opnieuw te volgen. Zij zagen dat collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het voertuig blokten. Hierop zagen zij dat het voertuig keerde en de parkeerplaats afreed waarna een achtervolging begon. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] reden als eerste voertuig achter de witte bus in de richting van Beckum. Zij zagen dat er snelheden tot 130 km/u werden gehaald alwaar 80 km/u is toegestaan. Ook zagen zij dat er meerdere keren een rood verkeerslicht werd genegeerd. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bus de bebouwde kom van Beckum inreed. Zij zag dat de bus werd gehinderd door een vrachtwagen die voor hem reed. In de verte zag verbalisant [verbalisant 2] blauwe optische lichten knipperen van een dienstvoertuig. De politieauto blokkeerde het linkerdeel van de weg. Zij had het vermoeden dat men de bus wilde stoppen ter hoogte van de middengeleider. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een vrouwelijke collega een stopteken gaf. Verbalisant [verbalisant 3] herkende direct collega [slachtoffer] omdat zij zich volledig in het licht van de bus bevond.
Verbalisanten zagen dat de bus ineens naar links zwenkte en zich tussen de vrachtwagen en de middengeleider door wist te wurmen. Zij zagen dat de bus volledig in de richting reed van collega [slachtoffer] . Zij zagen dat collega [slachtoffer] met al haar lichaamskracht ternauwernood opzij kon springen. Zij zagen dat [slachtoffer] de bus op nog geen halve meter had gemist. Zij zagen dat het voertuig vervolgens verder reed over de Haaksbergerstraat zonder te stoppen. Op de Tormentil te Haaksbergen zagen verbalisanten dat de bus remde en vervolgens stopte. Verbalisant [verbalisant 3] drukte het dienstvoertuig tegen het bestuurdersportier van de witte bus. Via de portofoon hoorden zij dat een man aan de bijrijderskant het voertuig had verlaten en vervolgens was weggerend. Zij zagen dat de bus vervolgens verder reed. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat de bestuurder een kentekenplaat uit het raam gooide. Zij zagen dat de bus vervolgens vaart minderde en dat het voertuig stopte. Zij zagen dat een vrouw werd aangehouden. [3] [4]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] stonden in verband met een verdachte situatie op het bedrijventerrein [adres 2] 10 te Hengelo. Zij hoorden van verbalisant [verbalisant 1] dat er kentekenplaten waren weggenomen door de inzittenden van een witte bedrijfsbus. Verbalisanten zagen een bedrijfsbus, een witte Ford Transit passeren. Verbalisanten zagen dat er twee personen in het voertuig zaten. Verbalisanten besloten om de bedrijfsbus klem te rijden. Zij zagen dat de bestuurder een man was met een licht getint kaal, groot en dik hoofd. Verbalisant [verbalisant 4] stapte uit en maakte handgebaren naar de bestuurder dat hij uit het voertuig moest stappen. Verbalisanten zagen dat de bestuurder handelingen verrichtte om zijn voertuig in de achteruit te zetten. De bedrijfsbus reed hierop weg waarna er een achtervolging ontstond. Verbalisanten zagen dat in Beckum de linker weghelft door een politieauto werd afgeblokt. Verbalisten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] zagen dat op de rechter weghelft een vrouwelijke collega stond en een stopteken gaf middels haar handen. Zij zagen dat de witte Ford Transit inreed op de collega. Zij zagen dat de collega alles op alles zette om te voorkomen dat zij werd aangereden. De Ford Transit reed vervolgens verder zonder te stoppen in de richting van Haaksbergen. [5]
Verbalisant [slachtoffer] reed op 20 maart 2017 samen met collega [verbalisant 6] tussen Haaksbergen en Beckum toen zij over de porto hoorden dat een bestuurder van een witte bestelbus als een dolle reed. Zij begrepen dat de bestelbus hun kant op kwam rijden. Zij hebben toen het plan opgevat om het verkeer tot stilstand te brengen ter hoogte van een middengeleider. Verbalisant [slachtoffer] is uitgestapt om de auto’s te doen stoppen. Ineens zag zij de witte bestelbus. Zij zag dat de bestelbus over de middengeleider stuurde en in haar richting kwam rijden. Zij gebaarde de bestuurder te stoppen. Zij zag dat de bestuurder niet stopte. Zij gebaarde nogmaals dat de bestuurder moest stoppen. Toen zij de auto bijna kon aanraken, raakte zij zich ervan bewust dat zij moest reageren. Zij is naar rechts gesprongen. De auto reed verder. Verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant 6] zijn weer in het dienstvoertuig gesprongen en hebben de achtervolging ingezet. Zij zagen dat de witte bestelbus in Haaksbergen tot stilstand kwam. Zij zagen dat een politieauto naast de bestelbus stond aan de bestuurderszijde. Verbalisant [slachtoffer] zag dat een man uit het rechterportier van de bestelbus stapte. Vervolgens reed de bestuurder van de witte bestelbus verder en stopte. Zij zag even later dat de aangehouden bestuurder een vrouw was. [6]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een computerprogramma een simulatie gemaakt. Bij een acceleratie van 2,8 m/s² bleek het mogelijk de Ford Transit rond het eindpunt van de midden geleider 40 km/u te laten rijden. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] op 20 maart 2017 in een witte Ford Transit vanuit Amsterdam naar Twente is gekomen. [8]
feit 1
Verdachte heeft ontkend dat hij de bestuurder van de Ford Transit was gedurende de gehele rit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bestuurder van de Ford Transit is op het moment dat hij in Hengelo wordt gesignaleerd op de parkeerplaats van een autodealer. Medeverdachte [medeverdachte] is op dat moment de bijrijder. Even later zien verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] een Ford Transit passeren. Zij zien dat verdachte de bestuurder is. Zij rijden verdachte klem maar verdachte negeert het stopteken en ontkomt. Er ontstaat een achtervolging waarbij door de bestuurder van de Ford Transit is geprobeerd verbalisant [slachtoffer] van het leven te beroven door met een bestelbus op haar in te rijden. Vervolgens gaat de achtervolging verder. In Haaksbergen wordt de Ford Transit door de bestuurder tot stilstand gebracht. Verbalisant [verbalisant 3] rijdt de Ford Transit klem door met de politieauto tegen de bestuurderszijde te drukken. Op dat moment verlaat verdachte via de bijrijderszijde de Ford Transit.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de bestuurder is geweest van de Ford Transit, ook op het moment dat de bus is ingereden op verbalisant [slachtoffer] . Verdachte heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan tot een andere conclusie zou moeten worden gekomen. Ook komen nergens in het dossier feiten en omstandigheden naar voren die er op duiden dat er een moment zou zijn geweest waarop verdachte en de medeverdachte van plaats hebben gewisseld voordat hij is uitgestapt. De snelheid bleef onverminderd hoog en de rijstijl veranderde gedurende de achtervolging niet. Verdachte heeft ook in Hengelo al een stopteken genegeerd en geprobeerd aan de politie te ontkomen. Verdachte is op het moment dat de Ford Transit tot stilstand is gebracht aan de bijrijderszijde uitgestapt. De bestuurderszijde werd op dat moment afgeblokt door een politieauto, waardoor er geen mogelijkheid voor de verdachte was om aan de bestuurderszijde uit te stappen. Voorts is de rechtbank uit de foto’s van de binnenzijde van de Ford Transit gebleken dat daar voldoende ruimte is om in korte tijd van plek te wisselen nu er een middenconsole ontbreekt. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat zij de gehele rit de bestuurder was acht de rechtbank ongeloofwaardig nu uit de bewijsmiddelen anders blijkt.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte het zicht werd ontnomen op de politieagente waardoor er geen sprake kan zijn van opzet op de dood van de verbalisant [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke vorm.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomst aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen – en gelet op al hetgeen hiervoor reeds is overwogen – is komen vast te staan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de Ford Transit heeft gezeten en dat het verdachte is geweest die de Ford Transit heeft bestuurd.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat zij gedurende de achtervolging direct achter de Ford Transit reden. Verbalisanten zagen dat de linkerzijde van de weg werd geblokkeerd met een politieauto met blauwe zwaailichten. Zij zagen, terwijl zij achter de Ford Transit reden, een in uniform geklede vrouwelijke collega, te weten [slachtoffer] , een stopteken geven. Verbalisanten herkenden haar direct omdat de verlichting van de Ford Transit recht in haar gezicht scheen. Verbalisant [slachtoffer] zag dat de witte Ford Transit in haar richting kwam rijden. De bestuurder reageerde niet op het stopteken. Toen verbalisant [slachtoffer] de Ford Transit bijna kon aanraken is zij weggesprongen. Het verweer van de raadsman dat de bestuurder de agente niet kon zien dan wel te laat zag gaat dan ook niet op nu verbalisant [slachtoffer] de witte Ford Transit recht op haar af zag komen en de verbalisanten die achter de Ford Transit reden verbalisant [slachtoffer] konden waarnemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van opzet en wel in voorwaardelijke vorm.
Daarnaast heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat met een zodanige snelheid is gereden dat de kans op het overlijden van verbalisant [slachtoffer] aanmerkelijk is geweest.
De rechtbank overweegt dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van een aanrijding van een voetganger door een bestelbus in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van de bestelbus. Uit het proces-verbaal van onderzoek kan worden vastgesteld dat de Ford Transit rond het eindpunt van de middengeleider, dus daar waar verbalisant [slachtoffer] stond, circa 40 kilometer per uur heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat de Ford Transit met een zodanige snelheid heeft gereden dat, indien verbalisant [slachtoffer] niet was weggesprongen, de kans op haar overlijden aanmerkelijk is geweest. De rechtbank acht de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
Aangever [naam 2] heeft namens de benadeelde [bedrijf] op 21 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] te Hengelo. [9]
Verbalisant [verbalisant 8] zag ter hoogte van de Tormentil een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] in het gras liggen. Verbalisant heeft de kentekenplaat voor nader onderzoek in beslag genomen en veilig gesteld. [10]
Aangever [naam 1] heeft op 20 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . Deze kentekenplaten zijn gestolen tussen 20 maart 2017 om 17:50 uur en 21 maart 2018 om 7.15 uur te Almelo. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met verdachte op 20 maart 2017 in een witte Ford Transit vanuit Amsterdam naar Twente is gekomen. [12]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 20 maart 2017 de kentekenplaten die op de Ford Transit zaten heeft weggenomen. Ook heeft zij bekend de kentekenplaten bij een autodealer te hebben gestolen. [13]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de kentekenplaten met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gestolen en aldus sprake was van diefstal tezamen en in vereniging met een ander.
De rechtbank overweegt dat, om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, sprake dient te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Uit voornoemde bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt voorafgaand aan en ten tijde van de diefstal van de kentekenplaten [kenteken 1] op het parkeerterrein in Hengelo. Verdachte en de medeverdachte zijn tezamen in een gehuurde Ford Transit vanuit Amsterdam naar Hengelo gekomen. Zij zijn tezamen tot tweemaal toe op een parkeerplaats van een autodealer gezien door een verbalisant. Vervolgens zijn zij samen in de gehuurde Ford Transit met kenteken [kenteken 2] gevlucht. Tijdens de achtervolging is een gestolen kentekenplaat met kenteken
[kenteken 1] uit de auto gegooid. Uit de aangifte van diefstal en uit het proces-verbaal van inbeslagname van [verbalisant 8] concludeert de rechtbank dat de juiste lettervolgorde op de kentekenplaat is geweest: [kenteken 1] . De rechtbank acht, gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachte tezamen en in vereniging de kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] hebben gestolen. Het verweer van de raadsman dat in de tenlastelegging een ander kenteken staat vermeld omdat letters zijn verwisseld ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving nu uit de aangifte en het genoemde proces-verbaal is gebleken dat het om de kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] gaat.
Ten aanzien van de diefstal van de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] overweegt de rechtbank als volgt. Uit de aangifte blijkt dat de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] zijn weggenomen tussen 20 maart 2017 om 17:50 uur en 21 maart 2018 om 7.15 uur te Almelo. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 20 maart 2017 omstreeks 21.25 uur in een Ford Transit met kenteken [kenteken 2] heeft gereden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat zij deze kentekenplaten heeft gestolen. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de ontdekking van de diefstal op 20 maart 2017 om 17:50 uur van de kentekenplaten en het moment waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de Ford Transit met daarop het kenteken [kenteken 2] voorhanden hebben en de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachte van Amsterdam naar Twente is gekomen op 20 maart 2017, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] heeft weggenomen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Feit 3
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , werkzaam als hoofdagent bij de politie Twente-Midden, opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een bestelauto (Ford Transit) met aanmerkelijke snelheid op die [slachtoffer] is afgereden/ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kentekenplaten [kenteken 1] toebehorende aan [bedrijf] . en [kenteken 2] , toebehorende aan [naam 1] .
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: poging doodslag;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een taakstraf aan verdachte op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan diefstal van kentekenplaten in vereniging gepleegd. Een dergelijk feit levert schade en overlast op voor de slachtoffers. Nadat verdachte en zijn mededader op heterdaad waren betrapt, zijn zij op de vlucht geslagen voor de politie. Verdachte heeft gedurende de achtervolging een politieblokkade genegeerd en is daarbij op de zich aldaar op de weg bevindende verbalisant ingereden en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op verbalisant [slachtoffer] , die op dat moment in de rechtmatige uitoefening van haar bediening werkzaam was. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden. Dat het handelen van verdachte nog steeds een enorme impact heeft op de verbalisant [slachtoffer] blijkt ook uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het feit dat verbalisant [slachtoffer] niet is overleden, is louter te danken aan de tegenwoordigheid van geest van de verbalisant om nog net op tijd weg te springen, en is zeker niet te danken aan enig handelen van verdachte. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van verdachte van 31 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens gelet op de inhoud van het rapport dat de reclassering op 24 mei 2018 heeft opgemaakt over verdachte.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Beide feiten geven vanwege hun ernst en het misbruik dat is gemaakt van rijbevoegdheid ook aanleiding tot het opleggen van een langdurige ontzegging van die rijbevoegdheid.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schade te vergoeden tot een totaalbedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, met toewijzing en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring refereert de raadsman zich ten aanzien van de hoogte van de vordering van de benadeelde partij.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 oktober 2014 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden moet worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank ter terechtzitting verzocht de vordering af te wijzen gelet op de persoonlijke omstandigheden zoals die in het reclasseringsrapport naar voren zijn gebracht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 oktober 2014 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, ten uitvoer dient te worden gelegd nu gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr en 179a Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf: poging doodslag;
feit 2: het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot een
ontzeggingvan de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 primair tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 400,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 8 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van het gerechtshof Amsterdam van
23 oktober 2014 met parketnummer 23/001924-14 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
21 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. F.H.W. Teekman rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 21 maart 2017, pagina’s 61 en 62.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 21 maart 2017, pagina’s 54 t/m 56.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 21 maart 2017, pagina’s 63 t/m 67.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , van 23 maart 2017, pagina 59.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] van 21 maart 2017, pagina’s 48 en 49.
7.Het proces-verbaal van onderzoek van verbalisant [verbalisant 7] , van 6 november 2017, pagina 122.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 maart 2017, pagina 97.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens de benadeelde [bedrijf] , van 21 maart 2017, pagina 41.
10.Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 8] van 21 maart 2017, pagina’s 30 t/m 32.
11.Afschrift van een aangifte van [naam 1] van 21 maart 2017, pagina’s 129 en 130.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 maart 2017, pagina 97.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 maart 2017, pagina’s 79 en 80.