ECLI:NL:RBOVE:2018:4007

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
08/730434-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor diefstal in vereniging met een voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 20 maart 2017, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte probeerde een agent van het leven te beroven door met een bestelbus op hem in te rijden. Dit feit werd niet bewezen verklaard, maar de verdachte werd wel schuldig bevonden aan de diefstal van kentekenplaten van een auto. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte een taakstraf zou krijgen, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf meer passend was, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze betrekking had op het feit waarvan de verdachte werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Almelo, en de zaak is behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de openbare terechtzitting op 9 oktober 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/730434-17 (P)
Datum vonnis: 23 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van hetgeen door de raadsman mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander heeft geprobeerd verbalisant [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een bestelbus op die verbalisant in te rijden dan wel die verbalisant heeft bedreigd door met een bestelbus op die verbalisant in te rijden;
feit 2:samen met een ander kentekenplaten heeft gestolen dan wel heeft geheeld;
feit 3:een slijptol heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (werkzaam als (hoofd)agent bij de politie Twente-midden) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een (bestel)auto (Ford Transit) (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer] is afgereden/ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer] (werkzaam als (hoofd)agent bij de politie Twente-midden), gedurende en/of terzake de rechtmatige uitoefening van haar bediening, opzetteijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (bestel)auto (Ford Transit) (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer] is afgereden/ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te Beckum, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] (werkzaam als (hoofd)agent bij de politie Twente-midden) heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, immers is verdachte (met haar mededader) opzettelijk dreigend met een door haar, verdachte, bestuurde (bestel)auto (Ford Transit) (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer] afgereden/ingereden;
2.
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf] . en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een of meer kentekenpl(a)t(en) ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een slijptol heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Feit 1
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.2
Feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gezien bij het wegnemen van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] in Hengelo. Vervolgens wordt deze gestolen kentekenplaat uit de Ford Transit gegooid waarin verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op dat moment rijden. Op de Ford Transit zitten de gestolen kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . Gelet op het feit dat deze kentekenplaten kort daarvoor zijn gestolen acht de officier van justitie ook deze diefstal tezamen en in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het stelen van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] omdat in de tenlastelegging een aantal letters in het kenteken is verwisseld. De raadsman is van mening dat deze verwisseling van letters niet kan worden afgedaan als een kennelijke verschrijving nu bij dit kenteken ook een andere auto hoort. Daarnaast roept de aangifte vragen op nu de kentekenplaten gestolen lijken te zijn van een Opel Corsa en niet van een Ford Transit. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende is voor medeplegen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verbalisant [verbalisant 1] stond op 20 maart 2017 op de parkeerplaats van een Peugeot dealer aan de [adres 2] te Hengelo. Omstreeks 21.25 uur zag hij een witte Ford Transit de parkeerplaats oprijden. Hij zag dat een man aan de bestuurderszijde en een vrouw aan de bijrijderszijde uitstapte. Verbalisant zag dat de vrouw in de richting liep van een andere witte bestelbus. Hij zag dat de vrouw op haar hurken aan de voorzijde ter hoogte van de kentekenplaat zat. Hij zag dat de man naar de vrouw liep. Verbalisant [verbalisant 1] heeft zijn waarnemingen doorgegeven aan zijn collega’s. Hij zag, terwijl zijn collega’s de parkeerplaats opreden, dat de man in de witte bestelbus stapte. Hij zag dat de vrouw op de brijrijdersplek instapte. De bus reed weg. Verbalisant zag dat van de geparkeerde bestelbus de kentekenplaat aan de rechterzijde omgebogen was. Omstreeks 21.27 uur zag verbalisant [verbalisant 1] dat de witte Ford Transit terug kwam en opnieuw de parkeerplaats van de Peugeot dealer op kwam rijden. Hij zag dat de Ford Transit naast een andere witte bestelbus werd geparkeerd met de neuzen naar elkaar toe. Hij hoorde dat er twee personen uit de witte Ford Transit stapten. Na enkele seconden zag verbalisant dat de personen weer in de Ford Transit stapten en wegreden. Verbalisant zag dat de kentekenplaat aan de voorzijde van de achtergebleven bus was weggenomen. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 1] samen met zijn collega’s de achtervolging ingezet. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] zat op 20 maart 2017 samen met collega [verbalisant 3] in een onopvallend dienstvoertuig. Omstreeks 21.25 uur hoorden zij collega [verbalisant 1] zeggen dat er sprake was van een verdachte situatie bij een autodealer aan de [adres 2] te Hengelo. Verbalisanten reden het terrein op van deze autodealer. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een vrouw naar de bus rende en instapte aan de bijrijderskant. Zij zag dat de witte bus het terrein verliet en de [adres 2] opdraaide. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] volgden de witte bestelbus met kenteken [kenteken 2] . Zij zagen dat het voertuig tweemaal om de rotonde reed en vervolgens terugreed naar de [adres 2] . De bus reed wederom het bedrijfsterrein op van de autodealer. Zij hoorde collega [verbalisant 1] vervolgens zeggen dat hij de man en de vrouw bij een andere witte bestelbus zag staan en breekgeluiden hoorde. Zij hoorden collega [verbalisant 1] vervolgens zeggen dat de bus het terrein afreed en wederom de [adres 2] opreed. [3] [4]
Aangever [naam 2] heeft namens de benadeelde [bedrijf] op 21 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van een kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] te Hengelo. [5]
Aangever [naam 1] heeft op 20 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . Deze kentekenplaten zijn gestolen tussen 20 maart 2017 om 17:50 uur en 21 maart 2018 om 7.15 uur te Almelo. [6]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 20 maart 2017 in een Ford Transit heeft gereden. Voorts heeft zij verklaard dat zij de kentekenplaten die op de Ford Transit zaten heeft weggenomen. Ook heeft zij bekend de kentekenplaten bij een autodealer te hebben gestolen. [7]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte op 20 maart 2017 in een witte Ford Transit vanuit Amsterdam naar Twente is gekomen. [8]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de kentekenplaten met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gestolen en aldus sprake was van diefstal tezamen en in vereniging met een ander.
De rechtbank overweegt dat, om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, sprake dient te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Uit voornoemde bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt voorafgaand aan en ten tijde van de diefstal van de kentekenplaten [kenteken 1] op het parkeerterrein in Hengelo. Verdachte en de medeverdachte zijn tezamen in een gehuurde Ford Transit vanuit Amsterdam naar Hengelo gekomen. Zij zijn tezamen tot tweemaal toe op een parkeerplaats van een autodealer gezien door een verbalisant. Vervolgens zijn zij samen in de gehuurde Ford Transit met kenteken [kenteken 2] gevlucht. Tijdens de achtervolging is een gestolen kentekenplaat met kenteken
[kenteken 1] uit de auto gegooid. Uit de aangifte van diefstal en uit het proces-verbaal van inbeslagname van [naam 3] concludeert de rechtbank dat de juiste lettervolgorde op de kentekenplaat is geweest: [kenteken 1] . De rechtbank acht, gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachte tezamen en in vereniging de kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] hebben gestolen. Het verweer van de raadsman dat in de tenlastelegging een ander kenteken staat vermeld omdat letters zijn verwisseld ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving nu uit de aangifte en het genoemde proces-verbaal is gebleken dat het om de kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] gaat.
Ten aanzien van de diefstal van de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] overweegt de rechtbank als volgt. Uit de aangifte blijkt dat de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] zijn weggenomen tussen 20 maart 2017 om 17:50 uur en 21 maart 2018 om 7.15 uur te Almelo. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 20 maart 2017 omstreeks 21.25 uur in een Ford Transit met kenteken [kenteken 2] heeft gereden. Verdachte heeft bekend dat zij deze kentekenplaten heeft gestolen. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de ontdekking van de diefstal op 20 maart 2017 om 17:50 uur van de kentekenplaten en het moment waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de Ford Transit met daarop het kenteken [kenteken 2] voorhanden hebben en de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte van Amsterdam naar Twente is gekomen op 20 maart 2017, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] heeft weggenomen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Feit 3
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde nu verdachte ontkent geweten te hebben dat het goed van misdrijf afkomstig was.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde nu niet kan worden bewezen dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de slijptol van misdrijf afkomstig was. De rechtbank merkt in dit verband op dat er sprake is van een ruim tijdsverloop tussen het moment waarop de slijptol is gestolen en het moment van aantreffen bij verdachte, terwijl er uit het dossier (ook) overigens geen omstandigheden zijn gebleken die voor verdachte aanleiding hadden moeten zijn om te twijfelen aan de legale herkomst van de slijptol.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
zij op 20 maart 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kentekenplaten [kenteken 1] , toebehorende aan [bedrijf] . en [kenteken 2] , toebehorende aan [naam 1] ;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals door de reclassering voorgesteld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte voor het onder 2 primair tenlastegelegde een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met daaraan eventueel de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals voorgesteld door de reclassering.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van kentekenplaten in vereniging gepleegd. Dergelijke feiten leveren schade en overlast op voor de slachtoffers. Nadat verdachte en haar mededader op heterdaad waren betrapt, zijn zij op de vlucht geslagen en heeft een achtervolging door de politie plaatsgevonden, waarbij met hoge snelheden is gereden.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van verdachte van 31 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank acht alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schade te vergoeden tot een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu hij vrijspraak heeft gevorderd voor het onder
1 tenlastegelegde.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de vrijspraak die hij heeft bepleit.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1 primair tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 2: het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
15 (vijftien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 21 maart 2017, pagina’s 61 en 62.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 21 maart 2017, pagina’s 54 t/m 56.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 21 maart 2017, pagina’s 63 t/m 67.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens de benadeelde [bedrijf] , van 21 maart 2017, pagina 41.
6.Afschrift van een aangifte van [naam 1] van 21 maart 2017, pagina’s 129 en 130.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 maart 2017, pagina’s 79 en 80.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 maart 2017, pagina 97.