ECLI:NL:RBOVE:2018:4005

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
08-760207-17(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor brandstichting in een vakantiewoning

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 50-jarige vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, voor het veroorzaken van brand in een vakantiewoning. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 november 2017 in Deurningen, waar de vrouw, na een grote hoeveelheid alcohol te hebben gedronken, een sigaret aanstak in een woning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich in een emotionele en fysieke toestand bevond die haar in staat stelde om de gevolgen van haar handelen niet volledig te overzien. Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een zwaardere straf had geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de vrouw niet opzettelijk had gehandeld, maar de rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank concludeerde dat de vrouw, door onder invloed van alcohol te roken in de woning, de brand had veroorzaakt, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de inboedel. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de vrouw en de aanbevelingen van deskundigen, en legde een werkstraf op in plaats van een gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-760207-17(P)
Datum vonnis: 23 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw S. Groothuismink, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 9 oktober 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een vakantiewoning dan wel zich zo onvoorzichtig heeft gedragen dat er als gevolg van haar schuld brand is ontstaan in een vakantiewoning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 12 november 2017 te Deurningen, gemeente Oldenzaal,
opzettelijk
brand heeft gesticht in een (bij/door haar -verdachte- in gebruik
zijnde/gehuurde) (vakantie)woning(gelegen aan de [adres 2] door de
vlam van een aansteker en/of een lucifer, althans open vuur, in aanraking te
brengen met de inboedel/huisraad van voornoemde (vakantie) woning ,
althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemde
(vakantie)woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde (vakantie)woning en/of
de zich in die woning bevindende inboedel/huisraad, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, dat
zij op of omstreeks 12 november 2017 te Deurningen, gemeente Oldenzaal,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam in een (vakantie)woning (gelegen aan de [adres 2] )
- een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank heeft gedronken, (wetende dat zij hierdoor emotioneel wordt, black outs krijgt en moe wordt) en/of
- ( vervolgens) (ondanks een verbod) binnen een sigaret heeft aangestoken en/of
- op de bank heeft plaatsgenomen, (wetende dat zij eerder die dag op de bank in slaap is gevallen),
waarbij een brandende/smeulende sigaret en/of gloeiende as van die sigaret op de bank, althans op een brandbare stof is gevallen, ten gevolgen waarvan het aan haar schuld te wijten is geweest, dat (inboedel in) eerder genoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elke geval brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor het zich in die woning bevindende meubilair en/of voor die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, ontstond.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie baseert dat op diverse bewijsmiddelen, waaronder de tot twee keer toe door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat zij de brand heeft gesticht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte niet opzettelijk brand heeft gesticht. Weliswaar heeft verdachte bij de politie verklaard dat zij de brand had gesticht maar aan deze verklaringen kan geen waarde worden gehecht omdat verdachte tijdens het afleggen van de verklaringen ernstig net uit een “detox” kwam, onder invloed van alcohol en medicijnen was, niet had gegeten en onderkoelingsverschijnselen had.
Dat de brand is ontstaan door de schuld van verdachte kan volgens de verdediging evenmin worden bewezen. Niet kan worden uitgesloten dat verdachte geen schuld had omdat zij volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De verdediging heeft bepleit dat verdacht van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken moet worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 12 november 2017 wordt een melding ontvangen van een brand in een vakantiewoning aan de [adres 2] in Deurningen. Als verbalisant [verbalisant 1] daar aankomt, ziet hij dat in de bewuste bungalow een hevige brand woedt en treft hij op ongeveer vier meter van het pand, in de bosjes verdachte aan. Hij ruikt dat haar adem naar alcohol ruikt. Verdachte zegt tegen hem dat zij de brand heeft aangestoken omdat niemand haar wilde helpen. Zij wordt naar het ziekenhuis gebracht, onder andere in verband met onderkoelingsverschijnselen (blz. 34).
In het ziekenhuis, op diezelfde dag, vertelt verdachte aan verbalisant [verbalisant 2] dat zij die dag meermalen met de hulplijn van de politie contact heeft gehad. Zij is hevig geëmotioneerd en huilt. Ze zegt niet meer te weten wat ze moet, ze zegt dat ze ontzettend wanhopig is en dat ze de brand heeft aangestoken om hulp te krijgen (blz. 44).
Als verdachte op 16 november 2017 wordt verhoord, verklaart ze opnieuw dat ze die bewuste 12e november om hulp heeft gebeld, hulp bij haar verdriet, en dat ze dronken was en emotioneel. Ook verklaart ze dat ze, als ze dronken is, ‘het’ heel gauw niet meer weet, een black-out krijgt. Verder vertelt ze dat zij die dag op de bank in de woonkamer heeft gerookt, dat ze ineens een heel hard, heel scherp geluid hoorde en het huisje is uitgelopen. Ze ontkent de brand met opzet te hebben gesticht (blz. 64 t/m 70).
In de woning was een rookmelder aanwezig (54). De rechtbank concludeert dat het scherpe geluid dat verdachte gehoord heeft, waarschijnlijk van die rookmelder afkomstig is geweest.
4.3.2
Het primair tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar onmiddellijk nadat zij bij de brandende woning was aangetroffen en daarna in het ziekenhuis, heeft verklaard dat zij de brand had gesticht, maar de rechtbank is van oordeel dat verdachte zich toen in een dusdanige fysieke en emotionele toestand bevond dat deze verklaringen niet voldoende betrouwbaar zijn om daarop de conclusie te baseren dat zij opzettelijk brand heeft gesticht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
4.3.3
Het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
In aanvulling op wat de rechtbank hiervoor bij wijze van inleiding al heeft vastgesteld, stelt zij verder vast dat uit het sporenonderzoek van 13 november 2018 blijkt dat het het meest aannemelijk is dat de brand is ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en of achterlaten van vuur in enigerlei vorm in of nabij de bank midden in de woonkamer en dat op de begane grond, woonkamer en open keuken, nagenoeg alles was aangetast door rookontwikkeling en of vuur.
Verdachte heeft terwijl zij dronken was, in de woning op de bank gerookt. Verdachte heeft, door in de toestand waarin zij verkeerde ondanks een rookverbod een sigaret op te steken en te gaan roken, zich aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat zij vermoedelijk in slaap is gevallen of anderszins geen controle heeft gehad over haar rookwaar en dat daardoor de brand is ontstaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 november 2017 te Deurningen, aanmerkelijk onvoorzichtig in een vakantiewoning (gelegen aan de [adres 2] ,)
- een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank heeft gedronken, wetende dat zij hierdoor emotioneel wordt, black outs krijgt en moe wordt en
- vervolgens ondanks een verbod binnen een sigaret heeft aangestoken en
- op de bank heeft plaatsgenomen, waarbij een brandende/smeulende sigaret en/of gloeiende as van die sigaret op de bank, althans op een brandbare stof is gevallen, ten gevolge waarvan het aan haar schuld te wijten is geweest, dat brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor het zich in die woning bevindende meubilair en/of voor die woning, ontstond.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: het aan haar schuld te wijten zijn van brand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zicht meldt bij de reclassering en zich ambulant laat behandelen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Door de schuld van verdachte is brand ontstaan in een vakantiewoning als gevolg waarvan schade is ontstaan aan de vakantiewoning en de zich daarin bevindende inboedel. De eigenaar van de vakantiewoning heeft hierdoor schade geleden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf die aan verdachte moet worden opgelegd rekening gehouden met het door dr. D.J. Burck, GZ-psycholoog, over verdachte opgemaakte rapport van 15 januari 2018. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstige depressieve stoornis in recidive die optrad in het verlengde van een chronisch depressief toestandsbeeld. Verdachte was tevens lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Beide stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Het vermogen van verdachte om ten tijde van het ten laste gelegde haar situatie te beoordelen en handelingsalternatieven te overzien zal als gevolg van die stoornissen beperkt zijn geweest. Burck adviseert verdachte voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Verder schrijft Burck dat verdachte baat zou kunnen hebben bij een voorzetting en intensivering van de huidige behandeling gericht op de alcoholverslaving en de behandeling gericht op de onderliggende problematiek in de vorm van schematherapie welke behandelingen op ambulante basis zouden kunnen plaatsvinden.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het door reclasseringswerker [naam 1] over verdachte uitgebrachte rapport van 3 oktober 2018 waarin wordt geadviseerd een deels voorwaardelijk straf op te legen en daaraan de voorwaarden te verbinden dat verdachte zich bij de reclassering meldt en meewerkt aan een ambulante behandeling.
Ook die conclusie neemt de rechtbank over.
De rechtbank heeft ook in het uittreksel justitiële documentatie van 31 augustus 2018 gezien dat verdachte niet eerder veroordeeld is.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat kan worden volstaan met een werkstraf van na te noemen duur. De rechtbank zal een deel van de werkstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
aan haar schuld brand te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde :
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 te Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Mediant of soortgelijke ambulante forensische zorg, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H.W. Teekman, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven (blz.34):
Op 12 november 2017 werd zag ik dat in een vakantiebungalow op het park [naam 2] , gelegen aan de [adres 2] te Deurningen gemeente Oldenzaal hevig brand woedde.
Ik zag dat er een vrouw in de bosjes lag.
Bij aanspreken van die persoon merkte ik dat haar adem rook naar alcoholgebruik. Desgevraagd gaf zij mij op te zijn: [verdachte] . Zij is geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] .
2.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 november 2016, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergeven (blz. 61):
V: Waar rookte u in het huisje?
A: ja op de bank in de woonkamer.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2018, voor zover inhoudende het uitgewerkte audiobestand van de verklaring van verdachte zoals afgelegd op 16 november 2017, zakelijk weergegeven (blz.65):
S: Vraag/opmerking van verbalisant [verbalisant 3]
M: Vraag/opmerking van verbalisant [verbalisant 4]
V: antwoord van verdachte [verdachte]
M: Kun jij je de laatste toestand herinneren die dag ( de rechtbank begrijpt: 12 november 2017), hoe je was hoe je voelde. Weet je er nog wat van.
V: Dronken.
S: Wat gebeurt er met jou als je dronken wordt?
V: Dan word ik emotioneel.
S: En merk je ook wat het fysiek met je doet?
V: Ik krijg heel gauw dat ik het niet meer weet. Dan krijg ik een black out.
4.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 16 november 2017, z voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven (blz. 50 t/m 52):
Door mij werd onderzoek verricht naar sporen in verband met een brandstichting op 12 november 2017 aan de [adres 2] in Deurningen. Op de begane grond van de woning zag ik dat nagenoeg alles was aangetast door rookontwikkeling en of vuur. De vloer en het plafond hadden hier in het midden van de woonkamer een zware vuurbelasting ondergaan. Vloertegels waren door warmte-inwerking gebroken en het stucwerk van het plafond was deels weggebrand. De ruiten van de woonkamer hadden breuken welke passen bij warmte-inwerking op glas.
Het meest aannemelijk was dat de brand was ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en of achterlaten van vuur in enigerlei vorm in of nabij een bank midden in de woonkamer.