ECLI:NL:RBOVE:2018:3978

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
08-730605-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van gehuurde goederen door verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van verduistering van gehuurde goederen. De verdachte had in de periode van 25 juni 2015 tot en met 1 februari 2017 verschillende goederen, waaronder een graafmachine, een aanhanger, een zaagtafel en een rolsteiger, gehuurd van verschillende bedrijven en deze niet teruggebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 240 uur op, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €724,92 aan de benadeelde partij, [bedrijf 2] B.V. uit Enschede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten, die onder de artikelen 47 en 321 van het Wetboek van Strafrecht vallen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730605-17 (P)
Datum vonnis: 22 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen namens verdachte door de raadsman mr. G.B. Meijer, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte bij verschillende bedrijven goederen heeft verduisterd, dan wel dat hij hierbij behulpzaam is geweest.:
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2015
tot en met 13 juli 2015 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, opzettelijk een
graafmachine en/of een aanhanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., in elk geval aan een ander of andere(n)
dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), en welk goed verdachte en/of
zijn/haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder(s),
onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair
medeverdachte [medeverdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 25 juni 2015 tot en met 13 juli 2015 te Enschede, in elk geval in
Nederland, opzettelijk een graafmachine en/of een aanhanger, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., in elk
geval aan een ander of andere(n) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte en
welk goed medeverdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder
zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2015 tot en met 13 juli
2015 te Enschede, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk behulpzaam
is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft door de huur van de/het goed(eren) (telefonisch) te
bevestigen en/of (vervolgens) het huurcontract op zijn naam (te laten) zetten
en/of (vervolgens) (nadat de/het goed(eren) zijn teruggevraagd door [bedrijf 1]
B.V.) [bedrijf 1] B.V. voor te houden dat de/het goed(eren) is/zijn
gestolen en derhalve niet terug gegeven kan/kunnen worden;
2
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 oktober 2016
tot en met 20 oktober 2016 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, opzettelijk een
zaagtafel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een ander of andere(n) dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), en welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten als huurder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk
zich heeft toegeëigend;
Subsidiair
medeverdachte [medeverdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 7 oktober 2016 tot en met 20 oktober 2016 te Enschede, in elk geval in
Nederland, opzettelijk een zaagtafel, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een ander of andere(n)
dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte en welk goed medeverdachte anders
dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 oktober 2016 tot en met 20
oktober 2016 te Enschede, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door de (voor de verhuur noodzakelijke)
waarborgsom (van 200,-) (contant) te betalen/af te rekenen;
3
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 december
2016 tot en met 1 februari 2017 te Almelo en/of te Enschede, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
opzettelijk een rolsteiger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 3] B.V., in elk geval aan een ander of
andere(n) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk goed verdachte
en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder(s),
onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair
medeverdachte [medeverdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 28 december 2016 tot en met 1 februari 2017 te Almelo en/of te Enschede,
in elk geval in Nederland, opzettelijk een rolsteiger, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] B.V., in elk geval
aan een ander of andere(n) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte en welk
goed medeverdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 december 2016 tot en met 1
februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door de (voor de verhuur noodzakelijke)
waarborgsom (van 350,-) (contant) te betalen/af te rekenen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie was er telkens sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er is sprake was van dezelfde modus operandi en waarbij verdachte zowel als [medeverdachte] een significante rol vervulde. In alle gevallen is er sprake van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat geen waarde moet worden gehecht aan de verklaring van [medeverdachte] , die de schuld op verdachte probeert af te schuiven. Verdachte heeft slechts een telefonische reservering gedaan omdat hij de firma [bedrijf 1] kent, [medeverdachte] is degene die de klus klaarde. Verdachte heeft aan dit feit geen strafrechtelijk te duiden bijdrage geleverd.
Wat de feiten 2 en 3 betreft refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 primair en 3 primair heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
In de week voor 25 juni 2005 is [verdachte] bij [bedrijf 1] in de zaak geweest om te informeren naar de huur van een graafmachine en een aanhanger. Verdachte wilde deze graafmachine en aanhanger van 25 tot en met 29 juni huren. Op 24 juni heeft verdachte de huur telefonisch bevestigd [2] en vertelde daarbij dat [medeverdachte] de goederen op 25 juni zou ophalen. Op 25 juni 2015 kwam [medeverdachte] in de zaak en heeft de huurovereenkomst, welke gesloten was met verdachte, getekend. [3] [4] De borg werd door [medeverdachte] betaald. Op 29 juni 2015 moesten de graafmachine en de aanhanger om 16:00 uur terug zijn bij [bedrijf 1] , de spullen zijn niet teruggegaan naar [bedrijf 1] . Nadat een werknemer vervolgens telefonisch contact met [verdachte] had opgenomen, zei [verdachte] dat de aanhanger met machine gestolen was. Hij deelde mede dat [medeverdachte] aangifte van diefstal zou doen. [5]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij handelde in opdracht van [verdachte] en dat [verdachte] hem het geld voor de borg had gegeven. [medeverdachte] was op dat moment aan het werk voor [verdachte] . [6] De verklaring van verdachte dat hij [medeverdachte] niet persoonlijk kent en dat hij slechts met [bedrijf 1] heeft gebeld omdat [medeverdachte] een graafmachine en aanhanger nodig had is ongeloofwaardig.
Feit 2
[bedrijf 2] te Enschede heeft aangifte gedaan van de verduistering van een zaagtafel, die op 7 oktober 2016 was gehuurd [7] door iemand die zich legitimeerde als [medeverdachte] : hij was volgens aangever in het gezelschap van verdachte. Aangever kende verdachte omdat hij op de zwarte lijst staat in verband met een eerder onbetaalde huursom: hij mocht daar niets huren. Verdachte heeft contact gezocht met [medeverdachte] om een zaagtafel voor verdachte te huren. Samen zijn zij naar [bedrijf 2] gegaan. Het contract voor de huur stond op naam van [medeverdachte] en verdachte heeft de borg betaald. [8] Een baliemedewerker van [bedrijf 2] Enschede bevestigde dat op 7 oktober twee mannen in de winkel kwamen, dat [medeverdachte] overlegde met een andere, grote man en dat laatstgenoemde zei dat [medeverdachte] de zaagtafel moest huren. De grote man gaf de borg aan [medeverdachte] . [medeverdachte] ondertekende het contract. De baliemedewerker herkende de grote man als iemand die op een zware lijst staat aangezien hij eerder iets had gehuurd en niet had betaald. [9] Nadat de zaagtafel niet werd tijdig geretourneerd, probeerde een medewerker van [bedrijf 2] tevergeefs telefonisch en schriftelijk contact te leggen met [medeverdachte] . [10]
Feit 3
Op 1 februari 2017 deed een medewerker van verhuurbedrijf [bedrijf 3] te Almelo aangifte van verduistering van een rolsteiger. Deze was gehuurd door iemand die zich identificeerde als [medeverdachte] . Hij was in het gezelschap van iemand die de waarborgsom betaalde en die met [medeverdachte] in een auto met aanhanger, waarin de rolsteiger, wegreed. De rolsteiger kwam niet meer terug en uiteindelijk was [medeverdachte] niet meer bereikbaar. [11] [12] De getuige [getuige 1] , die de bewuste rolsteiger aan [medeverdachte] heeft verhuurd, herkende op een foto de man die de waarborgsom betaalde en die volgens [bedrijf 4] en een collega van [getuige 1] [verdachte] heet. [13]
Naar het oordeel van de rechtbank was met betrekking tot alle voornoemde feiten sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] , dat “medeplegen” wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij in de periode van 25 juni 2015
tot en met 13 juli 2015 in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander opzettelijk een
graafmachine en een aanhanger, toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., en welk goed verdachte en
zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als huurders,
onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2 primair
hij in de periode van 7 oktober 2016
tot en met 20 oktober 2016 in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander, opzettelijk een
zaagtafel, toebehorende aan
[bedrijf 2] B.V., en welk goed verdachte en zijn mededaders anders dan
door misdrijf, te weten als huurders
(s), onder zich hadden, wederrechtelijk
zich heeft toegeëigend;
3 primair
hij in de periode van 28 december
2016 tot en met 1 februari 2017 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een rolsteiger, toebehorende aan [bedrijf 3] B.V., en welk goed verdachte
en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als huurders,
onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair
telkens het misdrijf: medeplegen van verduistering.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat, rekening houdend met het aanzienlijke tijdverloop en het geringe strafblad van verdachte, kan worden volstaan met taakstraf waarvan een deel voorwaardelijk en een proeftijd van 1 jaar.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft met een ander diverse, deels behoorlijk kostbare, zaken gehuurd en deze niet teruggebracht, waardoor bedrijven voor aanzienlijke bedragen zijn gedupeerd. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten bijgedragen aan het creëren van een afzetmarkt voor verduisterde goederen hetgeen het plegen van soortgelijke misdrijven bevordert en schade toebrengt aan de slachtoffers.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de verdediging genoemde tijdverloop als volgt. De bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd tussen juni 2015 en februari 2017, derhalve niet heel recent. Er zijn echter tussen het moment waarop verdachte de eerste keer is verhoord (5 augustus 2016) en de datum van de eerste zitting (2 juli 2018) nog geen twee jaren verstreken. Op 2 juli 2018 is de zaak aangehouden op verzoek van de verdediging. Gelet op die feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak afgedaan zou moeten worden..
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte in 2016 in Duitsland twee keer is veroordeeld voor fraude met inbegrip van zwendel, telkens tot een geldboete. Recentelijk is verdachte niet voor vermogensdelicten veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren alsmede – teneinde recidive te voorkomen – een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 2] BV, gevestigd te Enschede, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 724,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- huursom € 150,00;
- waarde zaagtafel € 600,00;
- verzekering schade-afkoopregeling € 14,40;
- BTW 21% € 16,52.
Op deze posten is de betaalde borg van € 200,-- in mindering gebracht.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier is de vordering geheel toewijsbaar.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is eveneens van mening dat de vordering toewijsbaar is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair
telkens het misdrijf: medeplegen van verduistering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] BV, gevestigd te Enschede, van een bedrag van € 724,92 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2016) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 724,92,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. B. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2017.
Buiten staat
Mr. Maresch-Evers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2017492640. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 5 augustus 2016, pagina 58, tweede alinea.
3.Het proces-verbaal aangifte d.d. 13 juli 2015 (pagina 44 laatste alinea; pagina 45, eerste tot en met vijfde alinea). Een contract op naam van verdachte betreffende de huur van een graafmachine (pagina 48) en een graafmachinetransporter (pagina 49) d.d. 25 juni 2015.
4.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [medeverdachte] d.d. 6 juni 2016, pagina 59 en 60, eerste 7 zinnen.
5.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2015, pagina 45.
6.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [medeverdachte] d.d. 6 juni 2017, pagina 60.
7.Het proces-verbaal aangifte d.d. 20 oktober 2016, pagina 8, één na laatste alinea. Een huurcontract betreffende een zaagtafel op naam van [medeverdachte] d.d. 7 oktober 2015 (pagina 10).
8.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [medeverdachte] d.d. 6 juni 2016, pagina 37, eerste alinea.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 november 2018 (pagina 16, eerste drie alinea’s. Pagina 17 , eerste en tweede alinea).
10.Het proces-verbaal aangifte d.d. 20 oktober 2016, pagina 9 tweede alinea. Een huurcontract betreffende een zaagtafel op naam van [medeverdachte] d.d. 7 oktober 2015 (pagina 10).
11.Het proces-verbaal aangifte d.d. 1 februari 2018 (pagina 87 laatste twee alinea’s, pagina 88 eerste twee alinea’s).
12.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [medeverdachte] d.d. 6 juni 2016, pagina 82, eerste alinea.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (pagina 95, vanaf midden pagina; pagina 96, tweede tot en met de vijfde alinea).