In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man dat de vrouw onvoorwaardelijke medewerking verleent aan de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De vrouw en de man zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest en zijn sinds de echtscheiding in 2016 nog steeds gezamenlijk eigenaar van de woning. De man stelt dat hij financieel klem zit en dat de woning snel verkocht moet worden, terwijl de vrouw verzoekt om uitstel van de verkoop tot augustus 2020, zodat zij en hun minderjarige kind in de woning kunnen blijven wonen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat het belang van het kind zwaarder weegt dan het belang van de man bij een snelle verkoop. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man toe, inclusief de medewerking van de vrouw aan de verkoop en de wijziging van de nabestaandenverzekering. De vrouw wordt veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking aan de verkoopopdracht aan de makelaar en aan de wijziging van de verzekering, met de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaringen van de vrouw indien zij niet meewerkt. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.