ECLI:NL:RBOVE:2018:3903

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
C/08/220743 / KG ZA 18/219
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van voormalig echtelijke woning in kort geding met betrekking tot medewerking aan verkoop en wijziging van nabestaandenverzekering

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man dat de vrouw onvoorwaardelijke medewerking verleent aan de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De vrouw en de man zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest en zijn sinds de echtscheiding in 2016 nog steeds gezamenlijk eigenaar van de woning. De man stelt dat hij financieel klem zit en dat de woning snel verkocht moet worden, terwijl de vrouw verzoekt om uitstel van de verkoop tot augustus 2020, zodat zij en hun minderjarige kind in de woning kunnen blijven wonen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat het belang van het kind zwaarder weegt dan het belang van de man bij een snelle verkoop. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man toe, inclusief de medewerking van de vrouw aan de verkoop en de wijziging van de nabestaandenverzekering. De vrouw wordt veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking aan de verkoopopdracht aan de makelaar en aan de wijziging van de verzekering, met de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaringen van de vrouw indien zij niet meewerkt. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/220743 / KG ZA 18/219
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2018
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.C. Otten te Bussum,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.J.A. van Es te Steenwijk, procederend op toevoeging, verleend door de Raad voor Rechtsbijstand (afgegeven op 9 augustus 2018, kenmerk 2FS4665),
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met acht producties
  • de brief van 27 augustus 2018 van de man, houdende de overlegging van productie 9
  • de mondelinge behandeling op 28 augustus 2018
  • de pleitaantekeningen van de man
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met dertien - producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vrouw is gehuwd geweest met [A] . Uit het huwelijk is [minderjarige] geboren, op [2002] . [A] is op 7 juli 2009 overleden.
2.2.
Partijen zijn [2013] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Het huwelijk is [2016] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van [2016] in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Partijen zijn op dit moment nog ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de voormalig echtelijke woning aan [adres] te [plaats 1] (hierna te noemen: de woning). Op deze woning rust een hypothecaire schuld aan ABN Amro, waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Aan de hypothecaire geldlening is een nabestaanden-verzekering gekoppeld, afgesloten bij Dazure. Partijen hebben elkaar als begunstigde aangewezen.
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking van [2016] is bepaald dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld tegen betaling van de helft van de overwaarde aan de man (de helft van € 55.470,00).
2.5.
De vrouw is in appel gegaan tegen de echtscheidingsbeschikking. De man heeft incidenteel appel ingesteld. In de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2018 heeft het hof ten aanzien van de echtelijke woning overwogen:
5.4
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de vrouw, gelet op haar financiële situatie, niet in staat is om de voormalige echtelijke woning over te nemen en de man zijn aandeel in de overwaarde te betalen. Partijen zijn het er over eens dat de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot de (overname van de) woning niet in stand kunnen blijven. Tussen partijen is niet in geschil dat de voormalige echtelijke woning alsnog verkocht/geleverd moet worden aan een derde, dat de hypothecaire leningen uit de (netto)verkoopopbrengst betaald zullen worden en dat het resterende deel van de verkoopopbrengst tussen partijen bij helfte kan worden verdeeld. Partijen hebben ter zitting ook ingestemd met vastlegging van de overeengekomen verkoop van de woning als hiervoor bedoeld, en in zoverre hebben zij hun verzoek gewijzigd. Nadere afspraken met betrekking tot de verkoop/levering hebben partijen niet kunnen maken. Het hof zal de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van (overname van de) woning vernietigen en zal de tussen partijen overeengekomen verkoop vastleggen.
Het hof heeft de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank vernietigd en – voor zover hier van belang – beslist:
verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat de voormalige echtelijke woning, staande en gelegen aan [adres] te [plaats 1] , zal worden verkocht en overgedragen aan een derde, dat uit de (netto) verkoopopbrengst de hypothecaire leningen bij ABN AMRO(€ 119.530,0) zullen worden voldaan waarna het resterende deel tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld.
2.6.
Per e-mailbericht van 4 mei 2018 heeft de man voorgesteld De Woudenhof Makelaars in Wolvega opdracht te geven voor de verkoop van de woning. Op dat voorstel heeft de vrouw niet gereageerd. Na een rappel op 16 mei 2018 heeft de man op 25 mei 2018 per e-mailbericht aangekondigd dat De Woudenhof Makelaars voor het verkooptraject contact zal opnemen met de vrouw.
2.7.
De vrouw heeft in een e-mailbericht van 4 juni 2018 te kennen gegeven dat – gegeven een testamentaire bepaling van [A] – de overname van de woning door de vrouw mogelijk toch haalbaar zou zijn, maar dat een en ander nog nadere bestudering zou vergen. De vrouw heeft de voorgestelde makelaar afgewezen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert – kort samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat de vrouw onvoorwaardelijke medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning en dat dit vonnis – voor het geval de vrouw haar medewerking niet verleent – in de plaats treedt van de nodige wilsverklaringen, medewerking en/of handtekening(en) om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken en om de woning te leveren. Verder vordert de man dat de vrouw wordt veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking aan een wijziging van de nabestaandenverzekering bij Dazure en dat de voorzieningenrechter – voor het geval de vrouw nalatig blijft om medewerking te verlenen als hiervoor bedoeld – bepaalt dat het in deze zaak te wijzen vonnis in de plaats treedt van de nodige wilsverklaring, medewerking en/of handtekening(en) om de verzekering te doen wijzigen. Tot slot vordert de man dat de vrouw wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert primair de executie van de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2018 te schorsen voor zover het betreft de beslissing in het dictum – samengevat – dat verstaan is dat partijen zijn overeengekomen de woning te verkopen, althans de man te verbieden nakoming van de genoemde overeenkomst van de vrouw te vorderen tot en met augustus 2020, althans de man te veroordelen om te hengen en te gedogen dat de vrouw met [minderjarige] de woning blijft bewonen tot en met de maand augustus 2020, althans tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum.
Subsidiair vordert de vrouw voorwaardelijk, voor het geval de voorzieningenrechter bepaalt dat er een taxatie van de woning dient plaats te vinden en een verkoopopdracht aan makelaar dient te worden verstrekt, de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan het verlenen van een taxatie-verkoopopdracht aan De Boer + Ten Hoeve Makelaardij in onroerend goed te Steenwijk.
Bij een en ander vordert de vrouw de veroordeling van de man in de kosten van de procedure in reconventie.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Zowel in conventie als in reconventie.

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie, zal de voorzieningenrechter deze vorderingen hierna gezamenlijk beoordelen.
5.2.
Anders dan de vrouw meent, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde medewerking aan de verkoop van de woning. De stelling dat de man (financieel) klem zit, doordat hij geen ander huurhuis of koopwoning kan krijgen zolang hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire lening, acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt in dit kort geding. Daaruit vloeit het spoedeisend belang voort.
5.3.
Aanvankelijk heeft de vrouw geprobeerd de man uit te kopen, zodat zij in de woning kon blijven, maar inmiddels is gebleken dat de vrouw de benodigde financiering definitief niet kan verkrijgen. De woning moet dus verkocht worden. De verkoopopbrengst dient vervolgens bij helfte te worden verdeeld, onder aftrek van de kosten. Ter gelegenheid van de behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is uitdrukkelijk tussen partijen overeengekomen dát de woning verkocht wordt, maar verdere afspraken – zoals per wanneer en met behulp van welke makelaar – zijn niet tot stand gekomen. Dat is nadien ook niet gelukt, ook niet ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit kort geding.
5.4.
Het belangrijkste geschilpunt betreft de vraag of in het kader van de belangenafweging aan de vrouw een periode moet worden gegund (tot augustus 2020) om in de woning te blijven wonen voordat deze in de verkoop wordt gezet.
5.4.1.
De vrouw heeft met stukken onderbouwd toegelicht dat de zorg voor [minderjarige] op dit moment adequaat is geregeld en het maar de vraag is of deze zorg na een verhuizing in stand kan blijven. Gelet op [minderjarige] ’ stoornis in het autismespectrum is een stabiele basis van het grootst mogelijke belang. Een doorbreking van de routines waarbij [minderjarige] thans gebaat is, kan leiden tot verergering van zijn angsten en / of trauma’s. De vrouw verzoekt om uitstel van de verkoop van de woning tot augustus 2020, zodat [minderjarige] in de gelegenheid is zijn middelbareschooldiploma te behalen.
Een tweede belang, zo heeft de vrouw aangevoerd, betreft de nagenoeg ontbrekende mogelijkheid vervangende woonruimte te vinden in de wijde omgeving van [plaats 1] en [plaats 2] , gelet op haar beperkte inkomen en de korte inschrijfduur bij de verschillende woning-bouwverenigingen.
5.4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw niet genoegzaam heeft onderbouwd dat [minderjarige] zoveel verbondenheid heeft met de woning en de directe omgeving daarvan, dat van hem (en dus van de vrouw) niet kan worden gevergd dat hij verhuist. [minderjarige] heeft kennelijk baat bij de goede begeleiding op zijn middelbare school, maar die school bevindt zich op ruim 50 kilometer afstand van de woning, namelijk in Zwolle. Een verhuizing betekent dan ook niet zonder meer dat [minderjarige] van school moet veranderen. Uit een verklaring van Auti-start van 14 mei 2018 blijkt dat [minderjarige] buiten school en Auti-start geen sociale contacten heeft en dat hij het moeilijk vindt van huis te gaan; hij zit het liefst achter de computer. Ook daarin kan geen reden worden gevonden dat [minderjarige] in de woning te [plaats 1] moet blijven wonen. De door de vrouw gevreesde verhuizing en de mogelijk negatieve invloed die het wegvallen van de stabiele basis op [minderjarige] zou kunnen hebben, zijn met zoveel onzekerheden omgeven dat de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding ziet om het belang van [minderjarige] zwaarder te doen wegen dan het belang van de man bij spoedige verkoop van de woning.
5.4.3.
De vrouw heeft toegelicht dat het voor haar moeilijk is om vervangende woonruimte te bemachtigen, maar daarmee is de onmogelijkheid niet gegeven. Vaststaat dat zij de woning niet kan financieren. Er zal dus een moment komen waarop zij elders moet gaan wonen. Gesteld noch gebleken is dat op afzienbare termijn een verandering kan worden verwacht in de financiële situatie van de vrouw. Het heeft dus geen zin om de verkoop enige tijd uit te stellen. De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat partijen meer dan vier jaar feitelijk uit elkaar zijn en de echtscheiding tussen hen al op [2016] is uitgesproken. Inmiddels behoort het belang van de man om uit de onverdeeldheid te geraken te prevaleren boven het belang van de vrouw om met de verkoop te wachten. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in reconventie die er op neer komt dat de vrouw langer de tijd wordt gegund om in de woning te blijven door deze niet in de verkoop te zetten, wordt afgewezen.
5.5.
Partijen zijn het niet eens over welke makelaar de verkoopopdracht moet krijgen. De man heeft De Woudenhof makelaars en rentmeesters uit Wolvega voorgesteld. Dat stuit op het bezwaar van de vrouw dat deze makelaar niet in de [gemeente] is gevestigd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat bezwaar onvoldoende zwaar weegt. Makelaars hebben doorgaans een werkgebied dat niet per se rekening houdt met de gemeentegrenzen. Het enkele feit dat De Woudenhof niet is gevestigd in [gemeente] brengt nog niet mee dat deze makelaar onbekend is met de situatie in [plaats 1] . De woning betreft bovendien geen buitenissig object, dat van de makelaar bijzondere kennis van de lokale markt vergt. Waar de man in het petitum vordert dat de vrouw medewerking verleent aan ‘de makelaar’ begrijpt de voorzieningenrechter dit zo dat bedoeld wordt medewerking te verlenen aan De Woudenhof Makelaars; aldus wordt toegewezen. De voorzieningenrechter zal bovendien bepalen dat indien de vrouw geen medewerking verleent aan het geven van de verkoopopdracht aan De Woudenhof makelaars, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening(en) van de vrouw, die nodig is / zijn om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken respectievelijk de koopovereenkomst te tekenen.
5.6.
De man heeft ter zitting te kennen gegeven dat de vrouw hem geen ongehinderde toegang tot de woning hoeft te verlenen. Hij zal de woning alleen betreden wanneer dat samenvalt met de aanwezigheid van de makelaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man een gerechtvaardigd belang heeft bij het opnemen van de woning waarvan hij mede-eigenaar is, met name voor het beoordelen van de staat waarin de woning zich bevindt, hetgeen van belang is voor het bepalen van de vraagprijs. Aan het bezwaar dat de vrouw niet alleen met de man in de woning wil zijn, wordt gelet op het voorgaande tegemoet gekomen. Beslist wordt daarom zoals in het dictum vermeld.
5.7.
Zoals ter zitting besproken met partijen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de makelaar de vraag- en laatprijs marktconform bepaalt. Enkel voor het geval partijen eensluidend van opvatting zijn dat deze door de makelaar voorgestelde prijs niet acceptabel is, zal van partijen niet gevergd hoeven te worden dat zij de makelaar daarin volgen.
5.8.
De overige vorderingen die zien op de medewerking aan de verkoop zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld, met uitzondering van het volgende. De man vordert dat de vrouw zich voegt naar de adviezen van de makelaar voor zover partijen van mening verschillen en dit in redelijkheid van de man verwacht mag worden. Die vordering is onduidelijk geformuleerd en voegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niets toe aan het verkoopklaar maken van de woning en het zich onthouden van handelingen die de verkoop tegenwerken. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te bepalen dat de man toestemming krijgt om diverse handelingen te verrichten waar de vrouw deze zou nalaten, zoals door de man gevorderd.
5.9.
Tegen de gevorderde medewerking om (de tenaamstelling van) de nabestaanden-verzekering bij Dazure te wijzigen is geen verweer gevoerd. Dat deel van de vordering komt de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal daarom worden toegewezen als hierna vermeld.
5.10.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om – zoals de man heeft verzocht – de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding, nu geen sprake is van een zogenoemd nodeloze procedure. Gelet op de familierechtelijke aard van het geschil, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
6.1.
bepaalt dat de vrouw binnen twee weken na betekening van dit vonnis dient mee te werken aan het verstrekken van een verkoopopdracht aan de makelaar (De Woudenhof Makelaars te Wolvega) ten behoeve van de verkoop van de voormalig echtelijke woning aan [adres] te [plaats 1] tegen een door de makelaar te bepalen marktconforme vraag- en laatprijs, tenzij partijen over de vraag- en laatprijs
eensluidendeen andere opvatting zijn toegedaan;
6.2.
veroordeelt de vrouw haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het verkooptraject met betrekking tot de woning, waaronder – maar niet beperkt tot – in ieder geval:
- het ongehinderd toegang verschaffen aan de makelaar (verbonden aan De Woudenhof Makelaars te Wolvega), aan geïnteresseerde kopers en aan de man mits hij vergezeld wordt door de makelaar;
- het verkoopklaar maken, schoonmaken en -houden van de woning;
- het zich onthouden van handelingen die de verkoop tegenwerken;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, tot een maximum van € 10.000,00;
6.3.
bepaalt dat, indien de vrouw niet voldoet aan het hiervoor onder 6.1 bepaalde, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening(en) van de vrouw die nodig is of zijn om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken, alsmede dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de verkoopovereenkomst, eigendomsoverdracht/levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
6.4.
veroordeelt de vrouw haar medewerking te verlenen aan een wijziging van de nabestaandenverzekering bij Dazure met polisnummer [xxxx] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis en – voor het geval de vrouw nalatig blijft om medewerking te verlenen – bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de wijziging vereiste toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af;
Zowel in conventie als in reconventie
6.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2018. (CT) [1]

Voetnoten

1.type: