ECLI:NL:RBOVE:2018:388

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
C/08/204831 / FA RK 17-1719
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie na overlijden moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie door de stiefvader van de minderjarige [B]. Het verzoek werd afgewezen op basis van de wettelijke vereisten voor adoptie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stiefvader niet aan de vereiste voorwaarden voldeed, waaronder de eis dat hij gedurende drie aaneengeschakelde jaren met de moeder van [B] heeft samengewoond. De stiefvader had weliswaar verklaard dat hij in de zomer van 2016 bij de moeder was ingetrokken, maar uit de basisregistratie bleek dat hij pas op 8 juni 2017 op hetzelfde adres stond ingeschreven. Dit betekent dat hij niet voldeed aan de vereiste van drie jaar samenwonen.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de stiefvader niet had voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar, aangezien [B] vanaf 13 februari 2017 in een instelling verbleef en pas na een periode van zorg in een gezinshuis terechtkwam. De rechtbank benadrukte dat de belangen van [B] voorop staan en dat het verzoek van de stiefvader niet in haar belang was, vooral gezien het feit dat de biologische vader openstond voor contact en [B] nieuwsgierig was naar haar vader. De rechtbank concludeerde dat het toewijzen van het verzoek zou leiden tot het doorknippen van de familierechtelijke banden met de biologische vader, wat niet in het belang van [B] werd geacht.

De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek gemotiveerd door te verwijzen naar de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de bijzondere curator, die beiden concludeerden dat de adoptie niet in het belang van [B] was. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken en een afschrift naar de Raad voor de Kinderbescherming gestuurd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/204831 / FA RK 17-1719
beschikking van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 12 januari 2018
[A] ,
verder te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. T. Seker te Enschede,
met betrekking tot de minderjarige:
[B],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [B] ,
dochter van
[C]en
[D].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
Raad voor de Kinderbescherminghierna te noemen de Raad,
gevestigd te Almelo,
Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Almelo,
[D] ,hierna te noemen de vader,
[E], zus van de moeder, die door de moeder bij testament is voorgedragen om met de voogdij over [B] te worden belast
en
mr. M.S. Flokstrain haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige
[B] ,
kantoorhoudende te 7571 BA Oldenzaal aan de Deurningerstraat 37a.
Als informanten worden aangemerkt:
mevrouw [F], vriendin van moeder, die door de moeder bij testament is voorgedragen om met de voogdij over [B] te worden belast.

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 7 augustus 2017:
- het op 10 november 2017 ingekomen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 november 2017;
- het op 20 november 2017 ingekomen verslag van mr. Flokstra;
- het op 30 november 2017 ingekomen e-mailbericht met bijlage van mr. Seker.
Op 1 december 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen:
- de stiefvader, bijgestaan door mr. Seker,
- de bijzondere curator,
- de vader en zijn partner,
- mevrouw [E] , zus van moeder,
- mevrouw [F] , vriendin van moeder en haar partner
- de heer [G] namens de GI,
- de heer [H] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De zaak is gelijktijdig behandeld met zaaknummer C/08/206228 / FA RK 17/1998 (voogdij)
De beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

2.1.
Bij tussenbeschikking van 7 augustus 2017 heeft de rechtbank mr. M.S. Flokstra tot bijzondere curator over de minderjarige benoemd en de beslissing voor het overige aangehouden in afwachting van een door de Raad te verrichten onderzoek en een door de bijzondere curator in te dienen verslag van haar bevindingen. De inhoud van de tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
2.2.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek van stiefvader om [B] te adopteren af te wijzen. De Raad concludeert dat niet aan alle in de wet genoemde voorwaarden is voldaan.
Ten eerste kan stiefvader niet kan aantonen dat hij gedurende een periode van drie jaren heeft samengewoond met de moeder van [B] . Daarnaast acht de Raad de adoptie niet in het belang van [B] aangezien hij onvoldoende zicht heeft op haar problematiek en hierbij onvoldoende kan aansluiten. De Raad is van mening dat stiefvader de belangen van [B] onvoldoende kan behartigen. Voorts staat volgens de Raad niet vast dat [B] in de toekomst niets meer van de andere ouder te verwachten heeft. De vader van [B] geeft te kennen geen family life met haar te hebben, maar wel open te staan voor contact met haar. [B] is nieuwsgierig naar haar biologische vader. De contactopbouw tussen hen beiden zal nader onderzocht en ingevuld moeten worden. Het is daarbij niet uit te sluiten dat vader in de nabije toekomst wellicht meer voor [B] kan en wil betekenen. Evenmin kan worden vastgesteld dat stiefvader [B] gedurende minimaal een jaar heeft verzorgd en opgevoed. Tot slot spreekt de biologische vader van [B] het verzoek van stiefvader tegen.
De Raad concludeert dat het door stiefvader ingediende verzoek niet tegemoet komt aan de belangen van [B] en dat het verzoek derhalve dient te worden afgewezen.
2.3.
Het verslag van de bijzondere curator
De bijzondere curator concludeert dat stiefvader niet heeft voldaan aan de wettelijke termijn voor wat betreft de samenleving met moeder en evenmin aan de verzorgingstermijn met betrekking tot [B] . Bovendien is volgens de bijzondere curator niet voldaan aan het vereiste dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is, dat [B] niets meer van haar vader te verwachten heeft. Thans is immers duidelijk dat [B] nieuwsgierig is naar haar vader en hem zou willen ontmoeten. Ook vader staat open voor contact, waarbij het tempo van [B] leidend is. Tenslotte is de bijzondere curator van mening dat de adoptie niet in het belang van [B] is. Er zijn volgens haar teveel twijfels over de positie van stiefvader en er is sprake van veel weerstand vanuit de familie van [B] . Door de adoptie eindigen de familierechtelijke rechtsbetrekkingen ten opzichte van de biologische vader en overige familieleden. Dit acht de bijzondere curator niet in haar belang, gelet ook op de interesse die [B] heeft in haar biologische vader.
De beoordeling
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De wettelijk voorgeschreven bewijsstukken zijn - voor zover mogelijk - bij het verzoekschrift overgelegd. De rechtbank heeft ook opa (moederzijde) in kennis gesteld van de zitting, maar hij is vanwege gezondheidsproblemen niet aanwezig. Mevrouw [E] en de heer [D] , zijn wel ter zitting verschenen.
2.5.
Verzoeker heeft gesteld dat hij ten minste drie aaneengesloten jaren met de moeder heeft samengeleefd, zodat hij kan worden ontvangen in zijn verzoek.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot adoptie slechts kan worden gedaan door de levensgezel van de ouder indien hij tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd (1:227 lid 2 BW). Op grond van het bepaalde in artikel 1:227 lid 3 BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is, dat thans vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat de minderjarige niets meer van haar ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de overige voorwaarden van artikel 1:227 en 1:228 BW is voldaan.
2.7.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verzoeker tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met de moeder heeft samengeleefd. Uit de basisregistratie personen blijkt dat verzoeker pas sinds 8 juni 2017 staat ingeschreven op het adres van de inmiddels overleden moeder. Stiefvader zelf heeft ten overstaan van de Raad voor de Kinderbescherming en de bijzondere curator verschillende verklaringen afgelegd over het tijdstip waarop hij bij moeder is ingetrokken. Naar zijn zeggen is dit in de zomer van 2016 geweest. Vanaf kerst 2016 heeft hij een relatie met moeder gekregen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat hij ten minste drie jaren voorafgaand aan de indiening van het verzoek met de moeder heeft samengeleefd.
2.8.
Ook heeft verzoeker niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 1:228 lid 1 onder f BW, zijnde de verzorgingstermijn van de minderjarige van één jaar. [B] is immers vanaf
13 februari 2017 opgenomen bij Karakter en heeft tot half november 2017 bij Karakter verbleven. Vanaf half november 2017 verblijft is [B] in een gezinshuis. Zelfs als stiefvader, zoals hij zelf stelt, in de zomer van 2016 bij moeder en [B] is ingetrokken, is niet aan deze verzorgingstermijn voldaan. In voormelde periode is [B] niet door stiefvader verzorgd en opgevoed. Stiefvader heeft dan ook niet voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar. Tot slot is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 1:228 lid 1 onder d BW, nu vader het verzoek tot adoptie heeft tegengesproken.
2.9.
Uit de jurisprudentie blijkt dat de in de wet genoemde termijnen gepasseerd kunnen worden indien zij geen enkel rechtens te beschermen belang dienen. Immers wanneer de termijnen te rigide gehanteerd zouden worden, zouden de belangen van het kind in het gedrang kunnen komen en die belangen dienen altijd de eerste overweging te vormen (artikel 3 IVRK). In het onderhavige geval is de rechtbank echter van oordeel dat hiervan in deze zaak geen sprake is. Vanwege de twijfel over de geschiktheid van stiefvader [A] als degene die dagelijks de opvoeding en verzorging op zich moet nemen en de nog niet te beantwoorden vraag wat [B] van haar biologische vader te verwachten heeft, is er goede reden om aan het niet voldoen aan de termijnen gevolgen te verbinden.
2.1
De rechtbank is met de Raad voor de Kinderbescherming én de bijzondere curator van oordeel dat adoptie van [B] door stiefvader thans niet in het kennelijk belang van [B] is en dat bovendien niet vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat [B] niets meer van haar vader in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Uit de raadsrapportage volgt dat stiefvader onvoldoende zicht heeft op de problematiek van [B] en hierbij onvoldoende kan aansluiten. Hij kan hierdoor de belangen van [B] onvoldoende behartigen. Daarnaast is er tussen stiefvader enerzijds en de biologische vader en de familieleden van [B] anderzijds sprake van een moeizame verhouding. De rechtbank acht het van groot belang dat [B] in de toekomst een ongedwongen contact met haar vader en overige familieleden kan onderhouden. Indien het verzoek van stiefvader wordt toegewezen, dan is zodanig contact naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewaarborgd. [B] is nieuwsgierig naar haar vader en zij wil hem graag zien. Ook vader staat open voor contact met [B] en hij is bereid om hierin het tempo van [B] te respecteren. Het is de bedoeling dat er in de komende periode wordt toegewerkt naar contactherstel tussen vader en [B] . De rechtbank acht het voor [B] van groot belang dat zij de mogelijkheid krijgt om haar vader te leren kennen. Niet uit te sluiten is dat hij in de toekomst een rol zal hebben in het leven van [B] . De rechtbank overweegt dat in geval van toewijzing van het verzoek van stiefvader de familierechtelijke betrekkingen met haar biologische vader zullen worden doorgesneden. De rechtbank acht ook dit - gelet op het voorgaande - niet in het belang van [B] .
2.11.
Hoewel voor de rechtbank is komen vast te staan dat ook stiefvader voor [B] belangrijk is en een rol in haar leven dient te spelen, is niet voldaan aan de voorwaarden voor adoptie door stiefvader zodat het verzoek van stiefvader zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst af het verzoek van stiefvader.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, mr. H.M. Jongebreur, en
mr. I. Sumner, allen kinderrechter, en is in het openbaar uitgesproken op
12 januari 2018 in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.
[…]
[…]
[…]
[…]