ECLI:NL:RBOVE:2018:3848

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
08-710009-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor mishandeling van zijn kinderen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 16 oktober 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor de mishandeling van zijn twee kinderen. De rechtbank oordeelde dat de man zijn kinderen gedurende een periode van meerdere jaren stelselmatig heeft mishandeld, onder andere door hen te slaan met een riem en hen in een stresshouding te straffen. De mishandelingen hebben geleid tot zichtbaar letsel en psychische schade bij de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn vastgelegd in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Naast de gevangenisstraf is de man ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de mishandelingen hebben ondervonden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 2 oktober 2018, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-710009-18 (P)
Datum vonnis: 16 oktober 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 op [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende aan de [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 2 oktober 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:meermalen zijn kind, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld;
feit 2:meermalen een kind, [slachtoffer 2] , dat hoorde bij zijn gezin, heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017
tot 30 september 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), zijn kind, [slachtoffer 1]
geboren [geboortedatum 2] 2011, heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
meermalen, althans éénnmaal met een riem en/of andere harde voorwerpen tegen
het lichaam te slaan en/of die [slachtoffer 1] op de handen, in het gezicht
en/of tegen het hoofd te slaan;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011
tot 30 september 2017 in de gemeente Westervoort en/of te Hengelo, gemeente
Hengelo (O), althans in Nederland een kind dat hij verzorgde of opvoedde als
behorend tot zijn gezin, [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 3] 2007, heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met een
riem en/of andere harde voorwerpen tegen het lichaam, het hoofd en/of de benen
te slaan en/of die [slachtoffer 2] met haar hoofd tegen een kast, althans een hard
voorwerp te duwen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
  • het proces-verbaal van aangifte door [betrokkene] namens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , pagina’s 20 tot en met 25;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 oktober 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 augustus 2015 tot 30 september 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), zijn kind, [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum 2] 2011, heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen met een riem tegen het lichaam te slaan en die [slachtoffer 1] meermalen op de handen, in het gezicht en tegen het hoofd te slaan;
2
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot 30 september 2017 in de gemeente Westervoort en te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een kind dat hij verzorgde of opvoedde als
behorend tot zijn gezin, [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 3] 2007, heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen met een riem en een ander hard voorwerp tegen het lichaam en de benen te slaan en die [slachtoffer 2] met haar hoofd tegen een hard voorwerp te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een taakstraf op te leggen, omdat hij bij het opleggen van een gevangenisstraf zijn baan zal verliezen. Wat betreft het aantal uren taakstraf heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, vindt de rechtbank het volgende van belang. Verdachte heeft zijn stiefkind en zijn biologische kind gedurende zeven jaren stelselmatig ernstig mishandeld, onder andere door hen te slaan met een riem en – in het geval van zijn stiefdochter – ook in elk geval éénmaal met de kabel van een oplader. Vanaf zeer jonge leeftijd – in ieder geval vanaf hun vierde levensjaar – hebben deze mishandelingen plaatsgevonden en meermalen zichtbaar letsel bij de kinderen tot gevolg gehad. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden door te gaan met de mishandelingen. Daar komt bij dat verdachte de kinderen ook strafte door ze in een zogenaamde “stresshouding” (de rechtbank begrijpt schuin tegen een muur) tegen de muur te laten staan, een sok in hun mond te stoppen om het geluid van hun huilen te dempen, hen soms de hele dag op hun slaapkamer liet blijven en hen zonder eten naar bed liet gaan.
Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de kinderen geschonden en hen psychische schade toegebracht. Bovendien heeft hij het vertrouwen dat de kinderen in hem als (stief)vader mochten hebben beschaamd en hen een veilig thuis ontnomen. Deze onveilige situatie heeft verdachte gedurende langere tijd laten voortduren. Hij heeft geen hulp gezocht voor de – naar zijn zeggen – opvoedingsproblemen. Dit terwijl hij gedurende langere tijd en meermalen voor zijn agressieproblematiek in het kader van een bijzondere voorwaarde bij voorwaardelijk sepots in behandeling is geweest bij De Tender en hulp binnen handbereik was. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die in hun jeugd geconfronteerd zijn met huiselijk geweld in hun volwassen leven vaak de negatieve gevolgen ondervinden van het hen aangedane geweld en het voorbeeld dat zij gehad hebben. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partijen blijkt verder dat de jarenlange mishandelingen traumatische gevolgen voor hen hebben. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden vindt de rechtbank het volgende van belang. De rechtbank heeft in dat kader acht geslagen op het uittreksel uit verdachtes justitiële documentatie van 11 september 2018. Daaruit blijkt dat twee (huiselijk) geweldzaken tegen verdachte in 2012 en 2015 voorwaardelijk geseponeerd zijn onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte een behandeling volgt bij De Tender.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de psychologische rapportage van 16 juni 2018, opgesteld door [naam 1] , en het reclasseringsrapport van 10 september 2018, opgesteld door [naam 2] . Daaruit blijkt onder meer dat er bij verdachte geen sprake is van een stoornis en daarom niet van een aan een stoornis gerelateerd recidiverisico, waardoor geen zorg- of behandeltraject wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De hierboven vermelde behandeling bij De Tender zou verdachte in februari 2016 hebben afgerond.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte, in het kader van vergelding, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd. Reeds daarom kan van een taakstaf, zoals door de raadsman is bepleit, geen sprake zijn. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken als uitgangspunt genomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Gelet op het advies van de psycholoog en de reclassering, zal de rechtbank hieraan geen bijzondere voorwaarden verbinden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[betrokkene] heeft zich namens [slachtoffer 1] (haar zoon) als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 2.079,34, te vermeerderen met de wettelijke rente. Als materiële schade wordt voor reiskosten een bedrag van € 79,34 gevorderd. Als immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
[betrokkene] heeft zich ook namens [slachtoffer 2] (haar dochter) als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 2.210,38, te vermeerderen met de wettelijke rente. Als materiële schade wordt voor reiskosten een bedrag van € 210,38 gevorderd. Als immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd beide vorderingen volledig toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr toe te passen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen niet betwist.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal beide vorderingen daarom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de einddatum van de bewezenverklaarde periode.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
feit 2, het misdrijf: mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, meermalen geleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding benadeelde partij [betrokkene] (namens [slachtoffer 1] )
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.079,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van€ 2.079,34
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2017, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
30 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Schadevergoeding benadeelde partij [betrokkene] (namens [slachtoffer 2] )
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.210,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van€ 2.210,38
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2017, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
32 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I. van Meel, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.