Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
Een verhoging van de huurprijs van € 403,56 met 2,5 procent tot € 413,65 met ingang van 1 juli 2015 is wel redelijk;
Het voorstel van de verhuurder om de huurprijs van € 394,10 per maand met ingang van 1 oktober 2015 te verhogen met 5% (€ 19,70) tot € 413,80 per maand is niet redelijk. Wel redelijk is een verhoging van de huurprijs van € 394,10 per maand met 2,5% (€ 9,85) tot € 403,95 per maand met ingang van 1 oktober 2015;
Het voorstel van de verhuurder om de huurprijs te verhogen tot € 433,75 is niet redelijk. Een verhoging van de huurprijs van € 412,43 met 2,8% tot € 423,98 met ingang van 1 juli 2017 is wel redelijk.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.Tegen het vonnis van de kantonrechter van 25 oktober 2016 met zaaknummer 4881204 CV EXPL 16-1862 is door [gedaagde] geen hoger beroep ingesteld en de termijn daarvoor is inmiddels verstreken. De beslissing over de huurachterstand, waarover in genoemd vonnis een eindbeslissing is gegeven, heeft dus gezag van gewijsde gekregen. De huurachterstand is in dit vonnis berekend aan de hand van een huurprijs van € 413,65 per maand en die huurprijs heeft dus een de beslissing dragend karakter. [gedaagde] heeft bovendien aan het vonnis voldaan door de huurachterstand te betalen waartoe zij bij dat vonnis is veroordeeld. Aangezien uit dit vonnis volgt dat vanaf 1 juli 2015 de huurprijs € 413,65 per maand bedraagt en [eiser] zich op die uitspraak beroept, moet van die huurprijs in de onderhavige procedure worden uitgegaan. Het verweer van [gedaagde] dat alsnog moet worden uitgegaan van de uitspraak van de huurcommissie van 4 maart 2016 (verzenddatum 11 april 2016) waarin een lagere huurprijs (€ 403,95 per maand) per 1 oktober 2015 is vastgesteld, kan in deze situatie niet slagen. Voornoemd vonnis dat gezag van gewijsde heeft gekregen, staat daaraan in de weg.