ECLI:NL:RBOVE:2018:3810

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
C/08/201505 / HA ZA 17-221
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldoverneming en dwaling tussen Racobri Holding B.V. en Enviem Oil Nederland B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Racobri Holding B.V. (in liquidatie) en Enviem Oil Nederland B.V. over de rechtsgeldigheid van een schuldoverneming. Racobri, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Huisman, vorderde vernietiging van de overnameovereenkomst wegens dwaling en stelde dat de schuldovername niet rechtsgeldig was omdat er geen aanbod was gedaan aan Enviem, die werd vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Teune. De rechtbank oordeelde dat de schuldovername op grond van artikel 6:155 BW rechtsgeldig tot stand was gekomen, omdat aan de vereisten van wilsovereenstemming, kennisgeving en toestemming was voldaan. Racobri had de intentie om de activa en passiva van Autobedrijf [X] over te nemen, en de rechtbank concludeerde dat de toestemming van Enviem impliciet was gegeven door haar gedragingen. Racobri's beroep op vernietiging wegens dwaling werd afgewezen, omdat zij op de hoogte was van de onzekere status van de schikking met Enviem. De rechtbank oordeelde dat Enviem het verstekvonnis tegen Racobri kon executeren, en wees de vorderingen van Racobri af. Racobri werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/201505 / HA ZA 17-221
Vonnis van 15 augustus 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RACOBRI HOLDING B.V. IN LIQUIDATIE,
gevestigd en kantoorhoudende te Ootmarsum,
eisende partij,
advocaat mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENVIEM OIL NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Helder,
gedaagde partij,
advocaat mr. A. Teune te Harderwijk.
Partijen zullen hierna Racobri en Enviem genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
De volgende gedingstukken zijn gewisseld en de volgende proceshandelingen hebben plaatsgevonden:
( i) dagvaarding van 24 april 2017 met 16 producties,
(ii) de akte overlegging producties zijdens Racobri van 7 juni 2017 met 2 producties,
(iii) conclusie van antwoord van 30 augustus 2017, waarna
(iv) de rechtbank op 13 september 2017 een tussenvonnis heeft gewezen, waarin
( v) een comparitie is gelast, die heeft plaatsgevonden op 10 april 2018 en waarvan
proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en de vordering

Voor de vastgestelde feiten en de vordering in de hoofdzaak wordt verwezen naar het vonnis in incident van 19 juli 2017. De in dat vonnis opgenomen rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 3.2. dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
3. De standpunten van partijen
Racobri
Racobri stelt -samengevat en voor zover hier van belang- het volgende.
3.1.
Enviem heeft uit hoofde van een door deze rechtbank gewezen verstekvonnis van 10 april 2015 (hierna: het verstekvonnis) een vordering van € 217.521,14 in hoofdsom op Autobedrijf [X] . (hierna: Autobedrijf [X] ).
3.2.
Autobedrijf [X] en Enviem hebben naar aanleiding van het vonnis onderhandeld over een schikking. Zij hebben volgens Racobri in hoofdlijnen overeenstemming bereikt over een minnelijke regeling inhoudende dat
Autobedrijf [X] aan Enviem een bedrag van € 25.000,00 zou betalen tegen finale kwijting, onder de voorwaarde dat partijen in de toekomst weer zouden gaan samenwerken en dus dat Enviem weer brandstof zou gaan leveren aan Autobedrijf [X] . De schikking diende -naar de stelling van Racobri- enkel nog schriftelijk te worden vastgelegd.
3.3.
Bij de heer [A] ) ontstond op enig moment de wens om de activiteiten van Racobri en Autobedrijf [X] niet langer te drijven vanuit een B.V.-vorm, maar voort te zetten vanuit een vennootschap onder firma met zijn zoon, via de weg van de ‘geruisloze terugkeer’ in de zin van artikel 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). De activa en passiva van Autobedrijf [X] zouden aan Racobri worden overgedragen, waarna deze door Racobri zouden worden overgedragen aan [A] en Racobri zou worden ontbonden.
3.4.
Terwijl Autobedrijf [X] in de veronderstelling verkeerde dat zij met Enviem een schikking zou treffen, heeft Enviem het verstekvonnis ten uitvoer gelegd en op
26 april 2016 executoriaal (derden)beslag laten leggen ten laste van Autobedrijf [X] .
3.5.
Omdat Autobedrijf [X] in het kader van de geruisloze terugkeer van mening was dat de activa uit dien hoofde waren overgegaan op V.O.F. Autobedrijf [X] (hierna: de V.O.F.), heeft de V.O.F. in kort geding getracht de executie tegen te gaan. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen bij vonnis van 26 april 2016.
3.6.
Racobri stelt dat de activa en passiva-overdracht van Autobedrijf [X] naar Racobri in het kader van de geruisloze terugkeer nooit is afgerond. Racobri was echter als vennootschap al wel ontbonden, wat achteraf beschouwd te voorbarig is geweest. [A] heeft een (verzoekschrift)procedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank om dit terug te draaien. Dit verzoek is bij beschikking van 19 september 2016 afgewezen, welke beschikking op 23 mei 2017 in hoger beroep is bekrachtigd.
3.7.
Op 20 februari 2017 heeft Enviem executoriaal beslag gelegd op het bedrijfspand van Racobri aan de [adres 1] te [plaats] . Uit hoofde van het verstekvonnis heeft Enviem echter een vordering op Autobedrijf [X] en niet op Racobri (of de V.O.F.), aldus Racobri.
3.8.
Ten aanzien van de geruisloze terugkeer stelt Racobri met Autobedrijf [X] op 29 september 2015 een ‘intentieverklaring geruisloze terugkeer’ te hebben ondertekend en op 22 december 2015 de belastingdienst te hebben verzocht om toestemming voor de geruisloze terugkeer, die bij beschikking van 5 januari 2016 is verleend.
3.9.
Racobri stelt dat Autobedrijf [X] en Racobri vervolgens een overeenkomst hebben gesloten tot overdracht van de onderneming van Autobedrijf [X] aan Racobri (hierna: de overnameovereenkomst), waarbij de activa en passiva zijn overgedragen aan Racobri. Op 1 februari 2016 heeft [A] het besluit genomen tot ontbinding van Racobri, waarbij hij zich niet heeft gerealiseerd dat de onroerende zaak nog tot het vermogen van Racobri behoorde, althans notarieel geleverd diende te worden. Voorts heeft hij niet de op grond van artikel 6:155 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereiste toestemming van de crediteuren gevraagd voor de schuldoverneming.
3.10.
Van een rechtsgeldige schuldovername is volgens Racobri geen sprake. Racobri stelt daartoe geen aanbod aan Enviem te hebben gedaan, zodat Enviem dat aanbod ook niet heeft kunnen aanvaarden. Enviem heeft zich voor het eerst per e-mail van 29 maart 2017 op het standpunt gesteld dat zij heeft ingestemd met de schuldoverneming, ruim nadat door Racobri is gesteld dat schuldoverneming niet werd beoogd.
3.11.
Racobri stelt voorts dat Autobedrijf [X] en Racobri bij de totstandkoming van de overeenkomst waarbij de activa van Autobedrijf [X] aan Racobri zijn overgedragen, hebben gedwaald ten aanzien van het passief van Autobedrijf [X] , omdat zij in de veronderstelling verkeerden dat de schuld aan Enviem, als gevolg van de te treffen schikking, € 25.000,00 zou bedragen in plaats van € 217.521,14 in hoofdsom. De overeenkomst is daarom op 3 mei 2016 (ruim voor de acceptatie van de schuldoverneming door Enviem) door hen vernietigd.
3.12.
Racobri stelt dat Enviem rauwelijks tot beslaglegging ten laste van Racobri is overgegaan.
3.13.
Volgens Racobri is het gelet op alle omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Enviem het verstekvonnis ten uitvoer zou mogen leggen tegen Racobri. Omdat de geruisloze terugkeer is gerealiseerd voordat de schikking met Enviem schriftelijk was overeengekomen zou Enviem -in het geval de schuld van Autobedrijf [X] aan Enviem inderdaad is overgegaan op Racobri- door haar eigen weigerachtige houding bij het uitwerken van de vaststellingsovereenkomst, in een betere juridische positie zijn komen te verkeren dan wanneer zij -zoals van haar verlangd mocht worden- aan de vastlegging van de vaststellingsovereenkomst had meegewerkt.
3.14.
Racobri doet tenslotte een beroep op de ontbindende voorwaarde in artikel 5 van de overnameovereenkomst, omdat zij niet beschikt over de in dat artikel genoemde vergunningen.
Enviem
Enviem stelt -samengevat en voor zover hier van belang- het volgende.
3.15.
Enviem had uit hoofde van het verstekvonnis een aanzienlijke schuld op Autobedrijf [X] . Partijen hebben overleg gehad over een schikking, maar zijn -op wezenlijke punten- niet tot overeenstemming gekomen. Enviem heeft daarop besloten tot invordering van het openstaande bedrag over te gaan.
3.16.
Op het moment dat de deurwaarder tot beslaglegging wilde overgaan, bleek dat het bestuur van Autobedrijf [X] op 4 april 2016 bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel had laten inschrijven dat Autobedrijf [X] en Racobri per
1 februari 2016 waren ontbonden en per 1 januari 2015 geen activiteiten meer zouden hebben. Enviem zag zich derhalve op papier geconfronteerd met een turboliquidatie van zowel Autobedrijf [X] als Racobri.
3.17.
Enviem stelt dat de activiteiten ter plaatse van het tankstation aan de [adres 2] te [plaats] nog gewoon voortduren en dat volgens het Kadaster het onroerend goed nog op naam staat van Racobri. De informatie zoals die in het handelsregister stond vermeld was volgens Enviem dan ook feitelijk onjuist.
3.18.
Enviem stelt op 26 april 2016 beslag te hebben gelegd ten laste van Autobedrijf [X] in liquidatie, waarop er een vordering in kort geding werd ingesteld door een V.O.F. die niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
3.19.
Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 26 april 2016 werd van de zijde van [X] een ondertekende akte aan Enviem overgelegd, waaruit volgt dat Autobedrijf [X] haar activa en passiva aan Racobri heeft overgedragen. Dit heeft te gelden als kennisgeving aan de schuldeiser in de zin van artikel 6:155 BW, aldus Enviem.
3.20.
Op 18 mei 2016 is het faillissement van Autobedrijf [X] uitgesproken. Als gevolg daarvan zijn de namens Enviem gelegde beslagen vervallen en heeft Enviem contact met de curator (mr. Kolkman) opgenomen. De curator heeft aan Enviem bevestigd dat op
1 februari 2016 een overdracht van de activa en passiva van Autobedrijf [X] aan Racobri heeft plaatsgevonden en heeft dit ook in zijn eerste faillissementsverslag vermeld.
3.21.
Racobri wilde volgens Enviem kennelijk voorkomen dat schuldeisers van Autobedrijf [X] zich nu tot haar zouden wenden en heeft een verzoek aan deze rechtbank gedaan om het ontbindingsbesluit van de vennootschap ongedaan te maken. Daarbij werd door Racobri betoogd dat er sprake zou zijn geweest van dwaling bij de overdracht van de activa en passiva, omdat zij ervan uitging dat met Enviem een schikking zou worden getroffen. De rechtbank, en later het Gerechtshof, zijn daar niet in meegegaan, aldus Enviem.
3.22.
Omdat Autobedrijf [X] de kern van haar actief en haar activiteiten aan Racobri had overgedragen en daardoor (waarschijnlijk) geen verhaal zou bieden voor de vordering van Enviem, heeft Enviem besloten dat zij zich in zoverre neerlegt bij de keuze van [X] en zal meewerken aan de schuldoverneming door Racobri als bedoeld in artikel 6:155 BW. Hiervan heeft Enviem kennis gegeven aan Racobri per exploot van
15 februari 2017.
3.23.
Enviem stelt dat schuldoverneming meebrengt dat de schuld van Autobedrijf [X] overgaat naar Racobri en dat op grond van artikel 6:157 lid 1 BW de bij de vordering behorende nevenrechten na het tijdstip van de overgang tegen de nieuwe in plaats van tegen de oude schuldenaar worden uitgeoefend. Daaronder valt ook het recht om de ter zake van de vordering bestaande executoriale titels ten uitvoer te leggen
(vlg. artikel 6:142 lid 1 BW). Enviem stelt terecht beslag te hebben gelegd op het onroerend goed van Racobri.
3.24.
Het beroep van Racobri op vernietiging wegens dwaling ten aanzien van de totstandkoming van de overnameovereenkomst kan volgens Enviem niet slagen. De vaststellingsovereenkomst van 3 mei 2016, waarin de vernietiging van de overnameovereenkomst wegens dwaling is overeengekomen, heeft het karakter van een schijnhandeling. Feitelijk en op papier wordt door Racobri immers uitvoering gegeven aan de beoogde overdracht van activiteiten, activa en passiva van Autobedrijf [X] naar Racobri (en vervolgens aan [X] privé en/of zijn zoon).
3.25.
Bovendien, zo stelt Enviem, is het met het beroep op dwaling beoogde rechtsgevolg eerst aan Enviem medegedeeld nadat Enviem met de schuldoverneming had ingestemd. Voor het terugdraaien van de schuldoverneming was toestemming van Enviem nodig, die ontbreekt. Als er al sprake is van een rechtsgeldige vernietiging wegens dwaling, dan werkt deze niet ten opzichte van Enviem.
3.26.
Van rauwelijks beslagleggen is volgens Enviem geen sprake. Bij schuldoverneming gaat de bestaande rechtsverhouding in zijn geheel over. Enviem heeft tegenover Autobedrijf [X] meermalen aanspraak gemaakt op betaling. Bovendien heeft Enviem Racobri voorafgaand aan de beslaglegging per exploot in kennis gesteld van de rechtsopvolging door Racobri als gevolg van de schuldoverneming en is daarbij bevel gedaan tot betaling.
3.27.
De redelijkheid en billijkheid staat er volgens Enviem niet aan in de weg dat Enviem het vonnis tegen Racobri ten uitvoer legt. Er zijn geen schikkingsafspraken gemaakt. Eerst nadat Enviem de onderhandelingen daarover had beëindigd bleek van de ontbinding en uitschrijving van Autobedrijf [X] en de activa en passiva-overdracht. Enviem ervaart niet dat zij door de schuldovername in een betere positie is geraakt. Zij heeft van Racobri geen betaling ontvangen terwijl onzeker is of Racobri tot betaling in staat zal zijn.
3.28.
Enviem stelt dat het beroep van Racobri op de ontbindende voorwaarde in de overnameovereenkomst niet relevant en tardief is.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Enviem uit hoofde van het verstekvonnis van 10 april 2015 een vordering heeft op Autobedrijf [X] van € 217.521,14 in hoofdsom. Evenmin is in geschil dat partijen naar aanleiding van het verstekvonnis onderhandeld hebben over een schikking, maar uiteindelijk geen overeenstemming hebben bereikt. Partijen twisten over de vraag of de schuld van Autobedrijf [X] aan Enviem is overgenomen door Racobri met toestemming van Enviem. De vraag die derhalve centraal staat in deze zaak is of er sprake is van een rechtsgeldige schuldovername in de zin van artikel 6:155 BW.
schuldovername
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat voor schuldovername op grond van
artikel 6:155 BW voldaan moet zijn aan drie vereisten, te weten:
(i) wilsovereenstemming tussen de schuldenaar (Autobedrijf [X] ) en de derde (Racobri),
(ii) kennisgeving door de derde en de schuldenaar aan de schuldeiser (Enviem) en
(iii) toestemming van de schuldeiser.
4.3.
Volgens Enviem is aan deze drie vereisten voldaan. De wilsovereenstemming genoemd onder (i) blijkt volgens Enviem uit de overnameovereenkomst (productie 14 bij dagvaarding). De kennisgeving genoemd onder (ii) is volgens Enviem gedaan tijdens de mondelinge behandeling van het tussen de V.O.F. en (de rechtsvoorganger van) Enviem gevoerde kort geding op 26 april 2016 en Enviem stelt de toestemming als genoemd onder (iii) te hebben verleend per exploot van 15 februari 2017 (productie 11 bij dagvaarding).
4.4.
Racobri beroept zich op vernietiging van de overnameovereenkomst wegens dwaling. Racobri voert voorts aan dat zij geen aanbod tot schuldoverneming heeft gedaan, zodat Enviem dat ook niet heeft kunnen aanvaarden. Racobri heeft tenslotte, tijdens de comparitie van partijen, een beroep gedaan op de ontbindende voorwaarde in artikel 5 van de overnameovereenkomst.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval aan alle wettelijke vereisten voor schuldovername is voldaan. Niet alleen uit de overnameovereenkomst, maar ook uit andere feitelijke handelingen, waaronder het indienen van een verzoek om toestemming voor de geruisloze terugkeer bij de belastingdienst en het uitschrijven van Autobedrijf [X] en Racobri uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, blijkt in voldoende mate de intentie om een turboliquidatie uit voeren en in dat kader de activa en passiva van Autobedrijf [X] over te dragen aan Racobri. Dat achteraf, toen Enviem zich had teruggetrokken uit de schikkingsonderhandelingen met Autobedrijf [X] , is getracht een en ander terug te draaien doet daar niet aan af.
4.6.
Anders dan Racobri stelt komt schuldoverneming niet tot stand door aanbod en aanvaarding, maar door kennisgeving aan en toestemming van de schuldeiser. Dat Enviem tijdens de kort geding zitting op 26 april 2016 in kennis is gesteld van de overnameovereenkomst is door Racobri niet betwist, zodat aan het kennisgevingsvereiste van artikel 6:155 BW is voldaan.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het laten betekenen van het exploot van 15 februari 2017 aan Racobri zonder meer de toestemming van Enviem met de schuldoverneming door Racobri worden afgeleid. Hiervoor is mede van belang dat toestemming in de zin van artikel 6:155 BW niet aan een bepaalde vorm is gebonden en dus ook in een gedraging (in dit geval beslaglegging) van de schuldeiser besloten kan liggen.
vernietiging wegens dwaling
4.8.
Met Enviem is de rechtbank van oordeel dat voor vernietiging van de overnameovereenkomst wegens dwaling geen gronden zijn. Racobri stelt te hebben gedwaald met betrekking tot de totstandkoming van een schikking met Enviem. Vast staat echter dat Racobri, toen de weg van de geruisloze terugkeer al door haar werd bewandeld, wist dat de schikking met Enviem nog niet rond was en nog niet schriftelijk was vastgelegd. Door Racobri zijn geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat Racobri ervan uit mocht gaan dat Enviem op dat moment reeds aan de schikking gebonden was. Met de mogelijkheid dat Enviem zich uit de schikkingsonderhandelingen zou terugtrekken kon en diende Racobri dan ook rekening te houden op het moment dat zij de turboliquidatie in gang zette, temeer gelet op de onbetwist gebleven stelling van Enviem dat partijen het op wezenlijke onderdelen, waaronder het verstrekken van zekerheden door Autobedrijf [X] voor de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit het leveringscontract, niet eens waren.
ontbindende voorwaarde
4.9.
De rechtbank passeert ook het beroep van Racobri op de ontbindende voorwaarde in de overnameovereenkomst. Niet alleen is dit standpunt tardief, namelijk in de slotfase van de comparitie van partijen ingenomen, maar daarnaast volgt uit artikel 6:158 BW dat indien de rechtsverhouding tussen Autobedrijf [X] en Racobri op grond waarvan de schuld is overgenomen nietig, vernietigd of ontbonden is, Enviem de schuld weer op Autobedrijf [X] kan doen overgaan door daartoe strekkende kennisgevingen aan Autobedrijf [X] en Racobri. In het belang van de schuldeiser wordt de geldigheid van de schuldoverneming niet aangetast door het wegvallen van de onderliggende rechtsverhouding (TM,
Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 576). Nu gesteld noch gebleken is dat Enviem de in
artikel 6:158 BW genoemde kennisgevingen aan Autobedrijf [X] en Racobri heeft gedaan, is de schuld van Racobri aan Enviem niet overgegaan op Autobedrijf [X] .
4.10.
Artikel 6:158 BW staat overigens ook in de weg aan het beroep van Racobri op vernietiging van de overnameovereenkomst wegens dwaling. Door Enviem is onbetwist gesteld dat zij eerst nadat zij met de schuldovername door Racobri had ingestemd, door Racobri in kennis is gesteld van de vaststellingsovereenkomst van 3 mei 2016. Om de schuld weer te doen overgaan op Autobedrijf [X] is daarom ingevolge
artikel 6:158 BW de instemming van Enviem nodig, die Enviem niet heeft gegeven.
rauwelijks beslag gelegd?
4.11.
De rechtbank volgt Racobri niet in haar stelling dat Enviem rauwelijks tot beslaglegging is overgegaan. Enviem heeft blijkens productie 11 bij dagvaarding op
15 februari 2017 een “exploot van betekening en bevel” aan Racobri laten betekenen, waarin haar een termijn is geboden van twee dagen om aan het verstekvonnis te voldoen. Vervolgens heeft Enviem vijf dagen later, op 20 februari 2017, executoriaal beslag laten leggen ten laste van Racobri.
redelijkheid en billijkheid
4.12.
Het beroep van Racobri op de redelijkheid en billijkheid kan evenmin slagen. Racobri heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit geconcludeerd kan worden dat Enviem zich niet uit de schikkingsonderhandelingen heeft mogen terugtrekken. Dat Enviem door de schuldoverneming door Racobri in een betere positie is geraakt is de rechtbank niet gebleken. Door Enviem is onbetwist gesteld dat zij van Racobri geen betaling heeft ontvangen en dat het onzeker is of Racobri in de toekomst tot betaling in staat zal zijn.
conclusie en proceskosten
4.13.
De conclusie luidt aldus dat Racobri, door de rechtsgeldige schuldoverneming, als schuldenaar van Enviem dient te worden aangemerkt en Enviem het verstekvonnis van
10 april 2015 tegen Racobri ten uitvoer kan leggen. De rechtbank zal de vorderingen van Racobri daarom afwijzen.
4.14.
Racobri zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Enviem worden begroot op € 618,00 aan griffierecht en € 1.086,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Racobri in de proceskosten, aan de zijde van Enviem tot op heden begroot op € 1.704,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.M. van den Wall Bake en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: