In deze zaak vordert de besloten vennootschap [A] dat gedaagde [B] de bovenverdieping van het gehuurde pand uitsluitend gebruikt als opslagruimte. De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 augustus 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 augustus 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] eigenaar is van het pand en dat [B] de eerste verdieping in strijd met de huurovereenkomst gebruikt. De gemeente had eerder bepaald dat het gebruik van de bovenverdieping als kantoor- en winkelruimte niet is toegestaan. Ondanks eerdere waarschuwingen heeft [B] het gebruik niet gestaakt, wat heeft geleid tot de vordering van [A]. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering van [A], aangezien het gebruik van de bovenverdieping in strijd is met de huurovereenkomst en de gemeente mogelijk handhavend zal optreden. De vordering van [A] wordt toegewezen, met een dwangsom van € 250,00 per dag voor het geval [B] niet aan de veroordeling voldoet. Tevens wordt [B] veroordeeld in de proceskosten.