In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 januari 2018 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, die in 1993 met elkaar zijn gehuwd en in 2014 zijn gescheiden. De man verzocht om een wijziging van de alimentatiebijdrage voor de drie minderjarige kinderen, omdat er gewijzigde omstandigheden waren, waaronder een stijging van het inkomen van de vrouw en het ontvangen van kindgebonden budget. De vrouw betwistte de gewijzigde omstandigheden en verzocht de rechtbank de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van gewijzigde omstandigheden die een hernieuwd onderzoek naar de behoefte en de draagkracht noodzakelijk maakten. De rechtbank stelde vast dat de behoefte van de minderjarige kinderen in 2015 was vastgesteld op € 368,- per kind per maand, en dat deze behoefte door wettelijke indexering in 2016 en 2017 respectievelijk € 373,- en € 381,- per maand bedroeg. De rechtbank berekende de draagkracht van zowel de man als de vrouw en concludeerde dat de gezamenlijke draagkracht van beide ouders onvoldoende was om volledig in de kosten van de kinderen te voorzien.
De rechtbank besloot dat de man vanaf 1 september 2016 een bijdrage van € 200,- per kind per maand moest betalen, en vanaf 1 januari 2017 € 205,- per kind per maand. Tevens werd bepaald dat de vrouw de te veel ontvangen kinderalimentatie vanaf 1 september 2016 aan de man diende terug te betalen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.