In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 augustus 2018 een vonnis gewezen in een schadestaatprocedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De procedure is voortgekomen uit een eerdere echtscheidingsprocedure waarbij [gedaagde], als advocaat van [eiseres], een beroepsfout heeft gemaakt door de inhoud van een kluis, die aan [eiseres] toebedeeld was, af te geven aan haar ex-echtgenoot [X]. De rechtbank oordeelde op 29 november 2017 dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die [eiseres] had geleden door deze fout en veroordeelde [gedaagde] tot schadevergoeding, te bepalen bij staat. [gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Op 19 december 2017 heeft [eiseres] een schadestaat aan [gedaagde] laten betekenen, waarin zij een schadevergoeding van € 16.913,55 vorderde, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. [gedaagde] heeft verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] of afwijzing van de vordering, en heeft subsidiair om aanhouding van de zaak gevraagd in afwachting van de uitspraak in hoger beroep.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de schadestaatprocedure is ondergeschikt aan het hoger beroep dat door [gedaagde] is ingesteld. Aangezien het vonnis van 29 november 2017 niet uitvoerbaar bij voorraad was, is de tenuitvoerlegging van dit vonnis geschorst door het hoger beroep. De rechtbank heeft daarom besloten de procedure te schorsen en de zaak op de parkeerrol te plaatsen, in afwachting van de uitspraak van het gerechtshof.