ECLI:NL:RBOVE:2018:3618

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
C/08/221003 / KG ZA 18-229
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en gebiedsverbod in kort geding met dwangsom en sterke arm

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde de vrouw in kort geding een contact- en gebiedsverbod tegen de man, haar voormalige echtgenoot. De vrouw stelde dat zij en hun dochter [A] angst ervaren voor de man, die volgens haar bedreigingen heeft geuit en zich ongepast heeft gedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, gezien de eerdere incidenten en de zorgen van de vrouw over de veiligheid van haar en [A]. De rechtbank oordeelde dat een contact- en gebiedsverbod gerechtvaardigd is, ondanks de ontkenning van de man dat hij ooit zijn dochter heeft mishandeld. De voorzieningenrechter heeft de man verboden om gedurende zes maanden contact op te nemen met de vrouw en zich te begeven in een bepaald gebied rondom haar woning en de school van [A]. Tevens is de man veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.000,- voor elke overtreding van dit verbod, met een maximum van € 20.000,-. De vrouw is gemachtigd om de sterke arm van justitie en politie in te schakelen voor de tenuitvoerlegging van het vonnis. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/221003 / KG ZA 18-229
Vonnis in kort geding van 20 september 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.H. van der Linden te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Eliya te Hengelo (Overijssel).
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de door de man op 11 september 2018 in het geding gebrachte stukken
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Uit het huwelijk van partijen is [2009] hun dochter [A] geboren.
2.2.
Na het uitspreken de echtscheiding op 17 februari 2016 hebben partijen verschillende procedures betreffende de omgang en het gezag ten aanzien van [A] gevoerd.
2.3.
Bij beschikking van 17 februari 2016 van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is bepaald dat [A] haar hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben en is een voorlopige regeling getroffen op grond waarvan [A] eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagmiddag 17.00 uur, alsmede de helft van de voorjaars- en de meivakantie bij de vader verblijft.
2.4.
Bij beschikking van 14 april 2016 heeft de kinderrechter van deze rechtbank de voorlopige ondertoezichtstelling van [A] uitgesproken voor de duur van drie maanden. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 6 april 2017.
2.5.
Bij beschikking van 23 maart 2017 heeft deze rechtbank bepaald dat [A] eens per week op zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur omgang met de man heeft.
2.6.
Nadat de man [A] na een omgangsdag op 22 april 2017 niet heeft teruggebracht naar de vrouw, heeft de kinderrechter - om een acute en ernstige dreiging voor [A] weg te nemen - bij beschikking van 25 april 2017 [A] tot 25 juli 2017 voorlopig onder toezicht gesteld van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering Enschede.
2.7.
In afwachting van de uitkomsten van een onderzoek naar wat er tijdens het laatste omgangsmoment van [A] en de man is gebeurd en of er sprake is van mishandeling van [A] door de man, heeft de kinderrechter de omgang tussen de man en [A] bij beschikking van 31 mei 2017 beëindigd.
2.8.
Bij beschikking van 24 juli 2017 heeft de kinderrechter [A] onder toezicht gesteld tot 24 oktober 2017. Dit toezicht is bij beschikking van 16 oktober 2017 verlengd tot 24 juli 2018. De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 juli 2018 de ondertoezichtstelling nogmaals met een jaar verlengd, en wel tot 24 juli 2019.
2.9.
Deze rechtbank heeft de moeder bij beschikking van gelijke datum per 30 mei 2018 als enige belast met het ouderlijk gezag over [A] .

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de man te verbieden om met de vrouw (mondeling, telefonisch, via de computer of schriftelijk) in contact te treden,
de man te verbieden aanwezig te zijn in de omgeving van de woning van de vrouw en de school van [A] , te weten binnen het gebied: [diverse straten]
te bepalen dat de man bij overtreden van het onder 1 en 2 genoemde verbod gegijzeld zal worden voor de duur van 1 dag en daarnaast de man te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 1.000,-, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom voor iedere overtreden van het onder 1 en 2 genoemde verbod,
te bepalen dat de vrouw voor de tenuitvoerlegging van het door de voorzieningenrechter in dezen te wijzen vonnis de hulp kan inroepen van de sterke arm,
de man te veroordelen tot betaling van de kosten in het onderhavige geding.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter reeds voort uit de niet op voorhand onaannemelijke stelling dat de vrouw en [A] angst ervaren bij de gedachte dat de man contact met hen zoekt.
4.2.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3.
De vrouw stelt dat de man haar en [A] op 20 juni 2018 bij de school van [A] heeft opgewacht. De man pakte [A] bij de hand en probeerde het meisje met zich mee te trekken, aldus de vrouw. Daarbij heeft de man volgens de vrouw bedreigingen geuit, door onder meer te zeggen:
‘Je bent gek, ik ga jullie vermoorden en in twee helften snijden, ik ga je en jouw huis in brand steken, ik zal mijn best doen om geen enkel rustmoment aan je te geven en ik ga niet laten blijven leven’.De vrouw heeft de politie gebeld die haar en [A] naar huis hebben geëscorteerd. Sinds dit incident voelen de vrouw en [A] zich angstig, ook in hun eigen huis. De vrouw stelt dat de Jeugdbeschermer in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van 26 juni 2018 heeft geschreven:
‘Gedurende de gehele OTS, afgelopen jaar, heeft [A] aangegeven door vader mishandeld te zijn. Dit heeft zij op school aangegeven, bij haar leerkracht en de directrice. Daarnaast heeft zij dit gemeld bij de Ambulant Spoedhulp Medewerker vanuit Jarabee en de jeugdbeschermer. Zij heeft de wens uitgesproken geen contact met de vader te hebben’.En
‘Het afgelopen jaar heeft er geen omgang plaatsgevonden tussen [A] en haar vader. Wanneer de jeugdbeschermer dit besprak met [A] werd veel angst gezien en werd gezien dat zij hier ook fysiek op reageerde…’De wijkcoach heeft de vrouw naar haar zeggen aangeraden om [A] uit veiligheidsoverwegingen binnen te houden en niet buiten te laten spelen. De vrouw stelt tijdens haar huwelijk met de man door hem te zijn mishandeld. De man heeft naar haar zeggen ook haar neef mishandeld en is daarvoor veroordeeld. Daarnaast blijkt volgens de vrouw uit het rapport Raadsonderzoek van 9 oktober 2017 dat de gesprekken met de man moeizaam verlopen en dat hij zich tijdens een gesprek in augustus van dat jaar dreigend toonde en met een vuist op tafel sloeg. Verder heeft de vrouw op 21 juni 2018 een geweer naast de deur in haar achtertuin aangetroffen. In verband hiermee heeft de vrouw de politie gebeld. Al eerder had de vrouw in de brievenbus een krantenartikel gevonden, waarin te lezen was dat een Syrische vader zijn drie dochters had ontvoerd. Bouwvakkers, die in de straat van de vrouw aan het werk waren, hebben een signalement van de man gegeven die bij haar aan de deur was geweest. Dat signalement komt volgens de vrouw overeen met het signalement van de man. De man heeft volgens de vrouw in het gezinsplan aangegeven dat hij [A] niet zal terugbrengen, wanneer hij de kans krijgt. Ook stelt de vrouw dat de man haar per mail lastig valt.
4.4.
De man heeft ter zitting ontkend dat hij zijn dochter ooit heeft mishandeld. Daarvoor is ook geen bewijs geleverd, aldus de man. De man stelt dat hij er in het omgangsweekend van 22 april 2016 voor heeft gekozen om zijn dochter niet terug te brengen, omdat [A] zelf aangaf dat ze bij hem wilde blijven en niet overweg kon met de nieuwe vriend van de vrouw. Ook betwist de man dat hij de vrouw per mail lastig valt. Volgens de man grijpt de vrouw de gebeurtenis van 20 juni 2018 aan om het door haar aangespannen kort geding body te geven. De man was die dag geslaagd voor zijn opleiding aan het ROC en hij wilde dit met zijn dochter vieren. Het enige wat de man in zijn visie op 20 juni 2018 heeft gedaan is zijn dochter een knuffel geven, en wel op een openbare plek, bij school, in de aanwezigheid van andere ouders. De man ontkent dat hij een brief over kinderontvoering bij de vrouw in de bus heeft gedaan of een geweer bij haar achtertuin te hebben neergezet. Hij ziet de beschuldigingen van de vrouw aan zijn adres als een zoveelste poging om hem zwart te maken.
4.5.
Onder de gegeven omstandigheden acht de voorzieningenrechter gronden aanwezig voor het opleggen van een contacts- en gebiedsverbod. Hoewel de man aan aantal aantijgingen van de vrouw aan zijn adres ontkent en de vrouw niet al haar stellingen in het kader van dit kort geding heeft onderbouwd, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op de niet, dan wel niet voldoende weersproken incidenten in het verleden, tussen partijen zoveel voorgevallen, dat de angst die de vrouw en haar [A] stellen te ervaren, invoelbaar is. Daarbij komt dat het opleggen van een contacts- en gebiedsverbod de man niet veel meer dan nu al het geval is beperkt, omdat hij op dit moment geen gezag over [A] heeft en hij ook niet langer recht op omgang met haar heeft. Bovendien heeft de man ter zitting gezegd dat hij niet van plan is om contact te zoeken met de vrouw en/of [A] . De man, die in [plaats 1] woont, heeft in het ter zitting door de vrouw qua omvang beperkte gebied waar haar vordering betrekking op heeft dan ook niets te zoeken, behoudens het geval waarin hij toevallig een klant in dat gebied zou krijgen die hij zou moeten bezoeken. De zakelijke belangen van de man en de omstandigheid dat hij wel weer toegang tot het gebied nodig zou hebben, indien en voor zover hij in hoger beroep weer (gedeeld) gezag over [A] krijgt, wegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment minder zwaar dan de belangen van de vrouw en [A] op (meer) gemoedsrust.
4.6.
Ter zitting is gebleken dat de man inmiddels weet waar de vrouw woont. Gelet op het woonadres van de vrouw en de ligging van de school van [A] , ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het contacts- en gebiedsgebod beperkter toe te wijzen dan gevorderd, en wel zoals beschreven in het dictum.
4.7.
In verband met de eisen van proportionaliteit zullen de verboden voor de hierna te noemen duur worden opgelegd.
4.8.
De gevorderde gijzeling van de man in geval van overtreding van de op te leggen vergoden is niet toewijsbaar, aangezien lijfsdwang slechts mag worden opgelegd als aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden. De vrouw heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd dat de oplegging van een dwangsom een onvoldoende prikkel tot nakoming zal zijn voor de man.
4.9.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom maximeren.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de man gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis anders dan via zijn advocaat - persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw,
5.2.
verbiedt de man gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in het gebied dat wordt begrensd door onder meer [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] , [straat 5] en [straat 6] te [plaats 2] .
5.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1 en/of 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt,
5.4.
machtigt de vrouw om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan het onder 5.1 en/of 5.2 van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2018. [1]

Voetnoten

1.type: