In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 september 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Icare en de gemeenten Westerveld en Zwartewaterland. Icare had zich ingeschreven voor een gezamenlijke aanbesteding voor begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, maar werd uitgesloten omdat zij geen concernverklaring had ingediend, terwijl zij onderdeel uitmaakt van het Espria-concern. Icare vorderde in kort geding dat de gemeente de voorlopige gunningsbeslissing zou intrekken en de aanbestedingsprocedure zou staken, omdat zij meende dat de eis tot het overleggen van een concernverklaring in strijd was met het gelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel.
De rechtbank oordeelde dat Icare haar recht om te klagen had verwerkt, omdat zij haar bezwaren te laat had ingediend. De voorzieningenrechter benadrukte dat van een adequaat handelende inschrijver verwacht mag worden dat deze proactief is in het naar voren brengen van bezwaren. Icare had pas op 4 juli 2018, vlak voor de sluiting van de inschrijftermijn, een klacht ingediend, terwijl zij eerder de mogelijkheid had om vragen te stellen over de aanbestedingsdocumenten. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet onterecht had gehandeld door Icare uit te sluiten van de aanbestedingsprocedure.
De vorderingen van Icare werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.606,00 werden begroot. De rechtbank oordeelde dat de geëiste concernverklaring niet discriminerend was en dat de gemeente met deze eis de continuïteit van de zorg wilde waarborgen, gezien het financiële belang van de opdracht.