ECLI:NL:RBOVE:2018:3458

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
21 september 2018
Zaaknummer
08-770026-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met psychische problematiek en ontslag van rechtsvervolging

Op 21 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige vrouw uit Enschede, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De vrouw had op 2 februari 2018 haar beste vriendin met een mes in de buik gestoken, wat leidde tot levensgevaarlijke verwondingen. Tijdens de zittingen op 14 mei, 18 juni en 7 september 2018 werd vastgesteld dat de vrouw ten tijde van de daad in een psychose verkeerde, waardoor haar daden niet aan haar konden worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een gevaar voor zichzelf en anderen vormde en dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk was. De officier van justitie had gevorderd dat de vrouw wegens haar ontoerekeningsvatbaarheid van alle rechtsvervolging zou worden ontslagen. De rechtbank volgde dit advies en legde een maatregel op tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Daarnaast werd de vrouw veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, haar vriendin, die door de steekpartij ernstig gewond was geraakt. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, maar dat de ernst van de zaak en de gevolgen voor het slachtoffer niet onopgemerkt konden blijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770026-18 (P)
Datum vonnis: 21 september 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats 1] ,
nu verblijvende in FPA Transfore (locatie Westerdok) aan de Haven Noordzijde 45 te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 mei 2018, 18 juni 2018 en 7 september 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:geprobeerd heeft om [slachtoffer] te doden door haar met een mes in haar buik te steken, of
subsidiair:[slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door haar met een mes in haar buik te steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair:
1
Primair
zij op of omstreeks 2 februari 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,
opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de buik/buikstreek, althans in
het onderlichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
zij op of omstreeks 2 februari 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland,
een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door deze meermalen, althans
eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
in de buik/buikstreek, althans het onderlichaam, heeft gestoken, terwijl het
feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) (steek)wond tot aan/in de
lever en/of enig ander zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer] van het leven te beroven door met een mes in de buik van [slachtoffer] te steken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden omdat het bewustzijn en daarmee de opzet bij verdachte ontbraken tijdens het steken van [slachtoffer] ; zij was op dat moment immers ontoerekeningsvatbaar. Daarom dient zij van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Wel kan het subsidiair ten laste gelegde, de zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte in elk geval vanaf half januari 2018 in een psychose geraakte, waarbij de psychische problematiek in aanloop naar het strafbare feit in ernst toenam. In de nacht van 1 op 2 februari 2018 is verdachte naar de woning van haar beste vriendin/aangeefster gereden en is, nadat haar vriendin de deur had geopend, met het door haar van huis meegenomen keukenmes naar binnen gestapt. Ze keek aangeefster aan en zei “en nou heb jij wat”, waarna ze met dat mes meermalen stekende bewegingen in de richting van aangeefster heeft gemaakt en aangeefster één keer daadwerkelijk in haar buik heeft gestoken. Uit de letselrapportage volgt dat het slechts aan snel en adequaat medisch ingrijpen te danken is dat aangeefster, die vier liter bloed had verloren, is blijven leven. De echtgenoot van aangeefster heeft zijn vrouw kunnen ontzetten waarna verdachte de woning heeft verlaten.
Uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, dat deze stoornis ook aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde en dat deze haar gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedde en wel zodanig dat het ten laste gelegde feit haar niet toegerekend kan worden.
De raadsman heeft zich – gelet op voornoemde rapportages - op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden omdat het bewustzijn en daarmee de opzet bij verdachte ontbraken.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat een ernstige geestelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat, indien bij de verdachte ten tijde van het strafbare handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken (HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775). Ontbreekt ieder inzicht dan ontbreekt in beginsel ook het opzet.
Bij de politie en ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze zich kan herinneren dat ze ’s nachts heimelijk de sleutels van de bestelbus uit de broek van haar man heeft gepakt en dat zij naar de woning van aangeefster is gereden. Ook herinnert zij zich dat ze bij de voordeur van de woning van aangeefster stond en dat de man van aangeefster boven uit het raam keek. Daarna heeft ze pas weer herinneringen aan het moment dat de man van aangeefster op haar zat en zij de woning van aangeefster verliet. Verdachte is doelbewust, met een van huis meegenomen mes naar het huis van verdachte gereden om haar daar (“en nou heb jij wat’) in haar buik te steken. Weliswaar acht de rechtbank het aannemelijk dat deze doelbewuste aanval op aangeefster is ingegeven door het psychotisch gedachtengoed van verdachte – dat er uit bestond dat haar vriendin een verhouding zou hebben met haar man – doch dit doet er niet aan af dat haar uit deze gedachten voortvloeiende gedrag gericht was op het veroorzaken van de dood van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus niet aannemelijk geworden dat verdachte ten tijde van haar handelingen verkeerde in een toestand waarin bij haar ieder inzicht in de reikwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de dood van aangeefster, zodat het primair ten laste gelegde wordt bewezenverklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
Primair
zij op 2 februari 2018 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, a in de buik/buikstreek, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Over verdachte is door de psycholoog H.E.W. Koornstra op 4 mei 2018 een rapport opgemaakt. Daarin concludeert zij onder meer het volgende:
“(…) Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een licht verstandelijke beperking en een ziekelijke stoornis in de zin van een psychose spectrum stoornis. Hiervan was sprake ten tijde van het haar ten laste gelegde. (…) Hoewel in onderhavig onderzoek niet duidelijk is geworden in welk kader de paranoïde psychose waar betrokkene in verkeerde bezien moet worden, is wel duidelijk dat hier sprake van was. (…) Ze leefde in de toenemende (psychotische) overtuiging dat haar man haar ontrouw was hetgeen grote angsten opriep bij deze kwetsbare vrouw daar dit alle kaders in haar leven om zou gooien. De onveiligheid hierom heeft geleid tot heftige agressie. De dynamiek kan echter, juist omdat betrokkene psychotisch was, niet geanalyseerd worden en geadviseerd wordt betrokkene de haar ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen.
(…) Concreet wordt derhalve geadviseerd betrokkene cf art 27 SR op te laten nemen in een psychiatrische instelling om goed vinger aan de pols te kunnen houden, ter verdere stabilisatie en toewerkend naar een verantwoorde thuisplaatsing.”
De psychiater V. Rama schreef in haar rapport van 11 mei 2018 over verdachte onder meer het volgende:
“(…) Betrokkene is lijdende aan ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een schizofreniforme stoornis thans in gedeeltelijke remissie en een licht verstandelijke beperking.
(…) Ten tijde van het ten laste gelegde waren bovengenoemde stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling aanwezig. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een psychotische episode.
(…) De gedragskeuzen en de wilsvrijheid van betrokkene waren door de vervormende invloed van de psychose – op de realiteit – zodanig beperkt, dat geadviseerd wordt om het tenlastegelegd, mits bewezen, niet toe te rekenen.
(..) Geadviseerd plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 WvS) voor de duur van één jaar.”
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater en de psycholoog over en maakt deze tot de hare. De rechtbank concludeert derhalve dat het ten laste gelegde feit in het geheel niet aan verdachte is toe te rekenen.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte vanwege haar ontoerekeningsvatbaarheid wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat zij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Zij heeft met een mes haar beste vriendin/aangeefster levensgevaarlijk verwond. Snel en adequaat medisch ingrijpen heeft het leven van aangeefster gered, maar zij ondervindt nog dagelijks veel pijn en hinder en wordt fysiek beperkt door de gevolgen van het letsel dat haar door verdachte is toegebracht. Verdachte heeft op grove wijze de lichamelijke integriteit van aangeefster geschonden en haar haar gevoel van veiligheid ontnomen. Daarnaast heeft verdachtes handelen ook geestelijk een enorme impact op aangeefster en haar gezin, zoals ook blijkt uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Echter, zoals hiervoor overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het strafbare feit, hoe ernstig ook, verdachte niet toegerekend kan worden omdat zij ten tijde daarvan psychotisch was . Daarom zal de rechtbank haar ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank acht de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar passend en geboden, aangezien uit de inhoud van voornoemde rapporten blijkt dat verdachte een gevaar is voor zichzelf en voor anderen, indien zij niet wordt behandeld voor haar stoornissen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Aangeefster [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.286,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- badjas € 20,--;
- pyjamabroek en wit T-shirt € 16,--;
- kleding ziekenhuis € 75,--;
- verf € 39,95;
- schoonloopmat hal € 35,00;
- kleine deurmat keuken € 6,00;
- kosten kapper € 90,00;
- eigen risico zorgverzekering 2018 € 385,--;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 336,--;
- reiskosten € 198,31;
- kosten geneesmiddelen € 84,97.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
Tevens heeft de partner van [slachtoffer] voornoemd, [partner slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Deze benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.539,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- huisarts € 6,16,--;
- HSK-gesprek €5,02;
- bijwonen zitting Almelo € 5,02,--;
- HSK intake € 5,02.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 4.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de gevorderde schadevergoedingen met rente integraal moeten worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de door [slachtoffer] gevorderde vergoeding van kleding die zij voor haar ziekenhuisopname heeft gekocht niet voor toewijzing in aanmerking komt aangezien die kosten vallen onder de ziekenhuisdaggeldvergoeding. Hij refereert zich met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige aan het oordeel van de rechtbank. De verzekeraar van verdachte heeft zich bereid verklaard om vergoeding van de huidige – en eventueel toekomstige – schade aan benadeelden uit te keren.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De gevorderde vergoeding van kleding voor de ziekenhuisopname ad € 75,00 kan niet worden toegewezen aangezien deze kosten vallen onder de eveneens gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding. Dit volgt uit de Letselschade Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding, die [slachtoffer] in kopie bij haar verzoek tot schadevergoeding heeft gevoegd. Gesteld noch gebleken is dat de werkelijk gemaakte kosten uitstijgen boven het gevorderde forfaitaire bedrag. De opgevoerde schadeposten zijn voor het overige niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat voor deze maatregel geen ruimte is gelet op het ontslag van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Hoewel artikel 36f Sr in beginsel ook bij toepassing van artikel 37 Sr de mogelijkheid biedt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, wordt daar in de rechtspraak terughoudend mee omgegaan. Ook in dit specifieke geval ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe, mede nu de hoogte van de vorderingen – met uitzondering van de post kleding ziekenhuis – niet wordt betwist en ter zitting reeds is toegezegd dat de verzekeraar van verdachte tot vergoeding van de door benadeelde partijen geleden schade zal overgaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 39 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het primair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de duur van één jaar;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , van een bedrag van € 11.211,23 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [partner slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , van een bedrag van € 4.539,35 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M. van Berlo, rechters
,in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, Avior Team, met registratienummer ON2RO918011-2018051147. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van 9 februari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] ;
Ik doe aangifte tegen mijn vriendin [verdachte] . Zij heeft mij op 2 februari 2018 met een mes gestoken.
Op 2 februari 2018 hoorde ik in onze woning in Enschede midden in de nacht, half vijf ofzo, dat de bel ging en ik hoorde geklopt aan de deur. Mijn man [partner slachtoffer] stapte eerst uit bed en zag de bus van [partner verdachte] , de partner van [verdachte] , op straat staan met de knipperlichten aan en de auto liep. Toen ik uit het slaapkamerraam keek zag ik [verdachte] naar boven kijken. Ik zag haar en was blij om haar te zien. Ik pakte [partner slachtoffer] badjas en ik liep naar beneden, deed de voordeur open en [verdachte] stapte naar binnen en ze zei 'En nou heb jij wat' en zag ineens zó'n mes. Ze ging gewoon vol in de aanval. Ik wou haar geen pijn doen en dus heb ik heb me afgeweerd, maar ze bleef maar komen, en bleef maar komen. Ik ben helemaal achteruit gelopen, maar zij bleef maar komen en bleef maar steekbewegingen maken: ze maakte snelle onderhandse, voorwaartse bewegingen met haar arm/hand. Ze stak in de richting van mijn borst en buik. Het mes was van rvs en ongeveer 30/40 centimeter groot. [verdachte] heeft mij volgens mij één keer geraakt. Toen kwam [partner slachtoffer] op het gegil af. [partner slachtoffer] heeft haar bij de rug gepakt en aan de kant gegooid. lk had een wit shirt aan, en dat was al helemaal rood. Het bloed liep over mijn been en dat vormde helemaal zo'n plas om me heen.
2. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 september 2018 afgelegd, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 2 februari 2018 ben ik ’s-nachts uit bed gegaan zonder mijn man [partner verdachte] wakker te maken. Ik heb de sleutels van [partner verdachte] bestelauto gepakt en ik ben met die auto naar mijn vriendin [slachtoffer] gereden. Ik dacht dat zij een geheime relatie met mijn partner [partner verdachte] had. Het volgende wat ik mij kan herinneren is dat haar man [partner slachtoffer] bovenop mij zat. Verder weet ik er niets meer van. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [partner slachtoffer] van 8 februari 2018, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 2 februari 2018 lagen mijn partner [slachtoffer] en ik in onze woning in Enschede te slapen toen ik ineens de bel hoorde. lk ben toen uit bed gestapt, heb de gordijnen opzij gedaan en zag buiten op straat de bus van [partner verdachte] staan. Die herkende ik. Dat is de bus voor zijn bedrijf, die had hij net nieuw. [slachtoffer] kwam er bij staan
en die riep toen ' [verdachte] .. [verdachte] ?'. [slachtoffer] die zag haar toen en liep vervolgens gelijk naar beneden. toe. [slachtoffer] wist dat [partner verdachte] de telefoon van [verdachte] had afgenomen. [slachtoffer] ging er van uit dat [verdachte] hulp nodig had en haar niet kon bellen. Zodoende is [slachtoffer] naar beneden gelopen. Op dat moment hoorde ik ook gelijk al `Niet doen [verdachte] , niet doen!'. Toen [slachtoffer] naar beneden liep, ben ik eigenlijk gelijk achter haar aangelopen. lk trof haar toen met [verdachte] in de woonkamer. [slachtoffer] zei dat [verdachte] haar vanaf de voordeur tot in de woonkamer, meerdere
malen had gestoken. lk hoorde [slachtoffer] continu roepen `niet doen, niet doen'.
Toen ik in de woonkamer kwam, zag ik in een flits bloed op de grond liggen. [verdachte] had een lange zwarte jas aan, zo'n driekwart jas. lk herkende de jas. Ze stonden recht tegenover elkaar. lk zag dat [verdachte] een soort van stekende beweging maakte richting
[slachtoffer] . Dat kon ik van achteren zien. Vanaf toen heb ik alleen maar in paniek gereageerd. lk heb [verdachte] vastgepakt, bij de rug aan haar jas. lk voelde dat ik haar
goed vast had en heb haar gelijk een goeie slinger gegeven, weggetrokken bij [slachtoffer] , richting de woonkamer. Toen ben ik bovenop haar gaan zitten met haar knie. lk weet niet wanneer ik het mes voor het eerst zag, maar ik weet dat ik het mes heb gepakt. lk weet niet eens waar ik het mes vandaan heb gepakt. ineens had ik het in mijn handen. lk riep Wat heb je gedaan?'. Meerdere malen. lk schreeuwde naar [verdachte] . lk hoorde toen [slachtoffer] zeggen, heel zachtjes, dat ik 112 moest
bellen. lk heb het mes toen op de leuning van de bank neergelegd. Op het moment dat ik bovenop [verdachte] zat, zag ik dat [slachtoffer] achteruit liep, en met de rug tegen de deur aan ging zitten en in elkaar zakte. lk zag ook dat zij de handen voor haar
buik hield en ik zag dat haar nachthemd wat ze aan had, al was doordrenkt met bloed, op haar borst, in het midden ongeveer. lk heb [verdachte] losgelaten en ben naar [slachtoffer] gegaan. Ondertussen hoorde ik [verdachte] opstaan en weglopen. Daarna hoorde ik de bus wegrijden.
4. De medische verklaring d.d. 2 februari 2018 opgesteld door J.C.F. Gunneweg, arts-assistent heelkunde, namens dr. A.D.P. van Walsum, traumachirurg, beiden werkzaam bij Medisch Spectrum Twente, zakelijk weergegeven inhoudende:
Betreft: mevr. [slachtoffer]
[geboortedatum 2]
[adres]
Op 02-02-2018 zagen wij bovengenoemde patiënt op de afdeling spoedeisende hulp.
Reden van komst: Traumateam, steekwond rechts boven in de buik
Speciële anamnese: Overdracht ambulance broeders:
Patiënte is voor haar deur neergestoken door psychotische andere vrouw. Steekverwonding rechts boven in de buik, veel bloed verlies.
Abdomen:
Steekverwonding rechts boven in de buik, thv onderste ribben. een hol orgaan abdominaal niet uit te sluiten bij liggende AP opname.
Conclusie: hemorrhagische shock na steekverwonding rechts boven in de buik.
5. De op 17 mei 2018 door drs. Th. H. Loef, forensisch arts, opgestelde letselinterpretatie, zakelijk weergegeven inhoudende:
Slachtoffer:
[slachtoffer] ( [geboortedatum 2] )
[adres]
Datum incident:
02-02-2018
Vraagstelling:
1. Hadden de gedragingen van verdachte kunnen leiden tot de dood van het slachtoffer dan wel tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer?
2. Zo ja, kan een inschatting worden gemaakt van de kans dat de dood van het slachtoffer
intreedt en/of zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer ontstaat?
Beantwoording vraagstelling:
Ad 1. De gedraging van de verdachte had tot een zekere dood kunnen leiden dan wel tot zwaar lichamelijk letsel. Het is dankzij snel en adequaat medisch ingrijpen dat het slachtoffer het er levend vanaf gebracht heeft.
Ad 2. Uitgaande van een ongecompliceerde genezing is het niet te verwachten dat het slachtoffer zal komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zal overhouden aan dit incident.