ECLI:NL:RBOVE:2018:3430

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
08/770371-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling en bedreiging met zware mishandeling

Op 20 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 57-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaar, wegens vernieling en bedreiging met zware mishandeling. De man moet ook een schadevergoeding van €1.195,40 betalen aan de benadeelde partij, [bedrijf 2]. De zaak kwam aan het licht na incidenten die plaatsvonden op 6 en 7 november 2017 in de gemeente Ommen, waarbij de verdachte een medewerkster van [bedrijf 1] onzedelijk betastte en de toegangsdeur van [bedrijf 2] vernielde. Tijdens de zitting op 6 september 2018 werd de vordering van de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, besproken, evenals de verdediging door raadsman mr. K. Kok. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de psychische toestand van de verdachte, waaronder een bipolaire stoornis en een autismespectrumstoornis, in overweging werd genomen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting bij Dimence. De rechtbank achtte de feiten ernstig, gezien de impact op de slachtoffers en de gevaarlijke situatie die was ontstaan. De verdachte had eerder met justitie te maken gehad voor soortgelijke geweldsdelicten, wat de ernst van de zaak onderstreepte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770371-17 (P)
Datum vonnis: 20 september 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 september 2018. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een medewerkster van [bedrijf 1] onzedelijk heeft betast;
feit 2:de toegangsdeur van [bedrijf 2] heeft vernield;
feit 3:[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 4:[slachtoffer 2] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 december 2017 in de gemeente Ommen, [slachtoffer 3] , door geweld en/of andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 3] een of meermalen bij de schouder vast te pakken en/of (vervolgens) onverhoeds een borst van die [slachtoffer 3] aan te raken en/of vast te pakken en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: “Wat ben je toch een mooie meid”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 07 november 2017 in de gemeente Ommen opzettelijk en wederrechtelijk de (glazen)toegangsdeur van een pand aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
hij op of omstreeks 07 november 2017 in de gemeente Ommen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans éénmaal, (krachtig) (met) een bijl, althans een zwaar en/of groot (slag) voorwerp, op/tegen de glazen toegangsdeur van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] , te slaan en/of te gooien, terwijl die [slachtoffer 1] (in dat pand aanwezig) zich direct nabij die glazen toegangsdeur bevond en/of ten gevolgen van welk geweld, tegen die glazen toegangsdeur, glassplinters naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] vlogen;
4
hij op of omstreeks 06 november 2017 in de gemeente Ommen [slachtoffer 2] (werkzaam als medewerkster) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen, “dat hij wel eens vuurwapens droeg en/of dat ze bij zaal [naam] bang voor hem waren”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door meermalen, althans éénmaal, (krachtig) (met) een bijl, althans een zwaar en/of groot (slag) voorwerp, op/tegen de glazen toegangsdeur van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] , te slaan en/of te gooien, terwijl die [slachtoffer 2] (in dat pand aanwezig) zich direct nabij die glazen toegangsdeur bevond en/of ten gevolgen van welk geweld, tegen die glazen toegangsdeur, glassplinters naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] vlogen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Voor feit 1 heeft zij zich gebaseerd op de aangifte, het proces-verbaal waarin de camerabeelden worden beschreven en de verklaring van verdachte. Voor de feiten 2, 3 en 4 heeft zij zich onder meer gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte, de aangiftes en de foto’s die zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken van het onder 3 en 4 ten laste gelegde, omdat het opzet op de bedreigingen niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
Feit 1:
- de verklaring van verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2018;
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] , van 6 december 2017 (pagina’s 30-33).
Feit 2:- de verklaring van verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2018;
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] , namens [bedrijf 2] , inclusief bijlage, van 7 november 2017 (pagina’s 8-11).
Ten aanzien van feit 3 en 4:
De rechtbank overweegt dat het meermalen krachtig gooien van een bijl tegen een voorruit in redelijkheid bij aangevers de vrees kon opwekken dat [slachtoffer 1] – die zich op het moment van het gooien van de bijl op vijf meter afstand in het verlengde van de voordeur bevond – en [slachtoffer 2] – die zich nabij de glazen toegangsdeur bevond - zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] , de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte eerder tegen aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een vuurwapen had en dat ze in zaal [naam] bang voor hem waren. Voorts blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 1] dat de glassplinters in zijn richting vlogen.
Ook het opzet op de bedreiging acht de rechtbank bewezen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij de mensen in het café wilde laten schrikken, omdat hij geen bier kreeg en zich kan voorstellen dat deze personen zich bedreigd hebben gevoeld. Voorts heeft verdachte verklaard dat er gelukkig veiligheidsglas in de voorruit zat, dat de bijl zonder veiligheidsglas door het glas zou zijn gevlogen en dat er in dat geval bloed was gevloeid of doden dan wel gewonden zouden zijn gevallen. Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden schuldig is aan de bedreigingen met zware mishandeling, zodat het onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 6 december 2017 in de gemeente Ommen, [slachtoffer 3] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, door die [slachtoffer 3] bij de schouder vast te pakken en (vervolgens) onverhoeds een borst van die [slachtoffer 3] vast te pakken en tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: “Wat ben je toch een mooie meid”;
2
hij op 7 november 2017 in de gemeente Ommen opzettelijk en wederrechtelijk de (glazen) toegangsdeur van een pand aan de [adres 2] , die aan [bedrijf 2] toebehoorde, heeft vernield;
3
hij op 7 november 2017 in de gemeente Ommen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door meermalen (krachtig) (met) een bijl, tegen de glazen toegangsdeur van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] , te gooien, terwijl die [slachtoffer 1] (in dat pand aanwezig) zich direct nabij die glazen toegangsdeur bevond en ten gevolgen van welk geweld, tegen die glazen toegangsdeur, glassplinters in de richting van die [slachtoffer 1] vlogen;
4.
hij omstreeks 6 november 2017 in de gemeente Ommen [slachtoffer 2] (werkzaam als medewerkster) heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen, “dat hij wel eens vuurwapens droeg dat ze bij zaal [naam] bang voor hem waren”, en door meermalen (krachtig) (met) een bijl, tegen de glazen toegangsdeur van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] , te gooien, terwijl die [slachtoffer 2] (in dat pand aanwezig) zich direct nabij die glazen toegangsdeur bevond.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2:het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 4:
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur vier maanden met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij Dimence of een soortgelijke instelling met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, meewerken aan een zinvolle dagbesteding, inzicht geven in financiën en schulden en een alcoholverbod waar verdachte in overleg met de reclassering van mag afwijken. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijl wordt verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan zijn cliënt een geheel voorwaardelijke taakstraf wordt opgelegd, waarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld die de officier van justitie heeft gevorderd. Voor wat betreft de verbeurdverklaring van de bijl heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft door het meermaals met kracht gooien van een bijl, een toegangsdeur van een café vernield en daarbij twee personen bedreigd met zware mishandeling. Een maand later heeft verdachte een medewerkster van [bedrijf 1] onzedelijk betast door haar bij haar borsten te pakken en te zeggen “Wat ben je toch een mooie meid”.
Dit zijn ernstige feiten die allen hebben geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen gevoelens en frustraties en heeft daarbij geen rekening gehouden met de gevoelens en belangen van de medewerkster van de [bedrijf 1] . Voorts heeft verdachte door zijn gedragingen een gevaarlijke situatie voor de aanwezige personen in het café in het leven geroepen en heeft hij zich niet bekommerd om de schade die hij door zijn handelen aan het café heeft toegebracht. Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 7 augustus 2018;
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoeksrapport van 28 maart 2018, opgesteld door psycholoog R.A. Sterk;
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies van 5 april 2018.
Uit het justitieel uittreksel van verdachte blijkt dat verdachte in het verleden vaker met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke geweldsdelicten.
Uit de inhoud van voornoemd psychologisch onderzoeksrapport blijkt onder meer het volgende:
De psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een bipolaire 1 stoornis en een autismespectrumstoornis. Voorts is er sprake van ‘niet aangeboren hersenletsel’, maar is het onduidelijk wat hiervan de gevolgen zijn op het gedrag van betrokkene. Tevens zijn er aanwijzingen voor een stoornis in alcoholgebruik. Bij de tenlastegelegde feiten lijkt er sprake van het samengaan van manisch ontremd gedrag, hetgeen ten tijde van een manische periode leidt tot impulsregulatieproblemen, in combinatie met de sociale beperkingen van het autisme spectrum stoornis. Het is niet goed in te schatten in hoeverre de ‘niet aangeboren hersenafwijking’ van invloed is geweest, maar dit zou nog extra ontremmend op zijn gedrag hebben kunnen werken. Omdat de geconstateerde psychische problematiek ook ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte aanwezig waren en hem hebben beïnvloed, adviseert de psycholoog om de delicten in verminderde mate toe te rekenen.
Volgens de psycholoog is het recidiverisico matig tot hoog en is behandeling noodzakelijk om de kans op herhaling te minimaliseren. Verdachte krijgt momenteel ambulante hulp van Dimence aangeboden. De psycholoog adviseert om deze behandeling voort te zetten en als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De behandeling dient zich te richten op zijn bipolaire stoornis en autismespectrumstoornis. Ook dient er aandacht uit te gaan naar zijn alcoholgebruik.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog met betrekking tot de verminderde toerekenbaarheid van verdachte over.
Uit de inhoud van voornoemd reclasseringsadvies blijkt onder meer het volgende:
De reclassering acht het recidiverisico van verdachte gemiddeld. Zij adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een alcoholverbod waarbij in overleg met reclassering van kan worden afgeweken, een locatieverbod, meewerken aan inzicht in financiën en meewerken aan zinvolle dagbesteding.
Verdachte is geruime tijd onder behandeling bij Dimence, zowel klinisch als ambulant. Uit voorgenoemde rapportages blijkt dat de inmiddels ingezette behandeling toereikend en geïndiceerd wordt geacht. De verwachting is dat deze behandeling de risico’s op impulsief dan wel grensoverschrijdend en/of sociaal ongewenst gedrag, leidend tot delictgedrag, zal doen verminderen.
Gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de psychische gesteldheid van verdachte, acht de rechtbank passend en geboden om aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren met daarbij, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank ziet geen meerwaarde om een locatieverbod op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd. Gezien de ernst van de feiten ziet de rechtbank evenmin aanleiding om een voorwaardelijk taakstraf in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van feit 2:
[bedrijf 2] , gevestigd in Ommen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.446,43 (zegge: duizend vierhonderdzesenveertig euro en drieënveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit het herstellen van de schade van de toegangsdeur van het café.
Ten aanzien van feit 4:
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft geen bedrag gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] , integraal wordt toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie beschouwt de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet als een officiële vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [bedrijf 2] geconformeerd aan hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] .
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. Omdat de schade is toegebracht aan een rechtspersoon, komt de btw niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.195,40, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Het meer gevorderde zal door de rechtbank worden afgewezen.
Ten aanzien van feit 4:Benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in haar vordering geen schadebedrag genoemd. De schade is ook anderszins niet geconcretiseerd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om het schadebedrag vast te stellen vormt een onevenredige belasting voor het strafgeding, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij haar vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van feit 2:De rechtbank zal hierbij ten behoeve van de benadeelde partij [bedrijf 2] de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:bedreiging met zware mishandeling;
feit 4:bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich op eerste uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland te Zwolle en zich vervolgens blijft melden, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- zich onder behandeling zal stellen van een deskundige of zorginstelling te weten Dimence of soortgelijke deskundige/zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt een
korte klinische opnamevoor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven);
- zich zal onthouden van het gebruik van alcohol, tenzij met de reclassering anders is overeengekomen en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan controlemiddelen ten behoeve van de naleving van het alcoholverbod;
- openheid van zaken aan de reclassering geeft op het gebied van zijn financiën en schulden, ook als dit inhoudt dat er contact tussen de reclassering en zijn bewindvoering noodzakelijk wordt geacht;
- meewerkt aan het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
feit 2:
-veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[bedrijf 2] , gevestigd te Ommenvan een bedrag van
€ 1.195,40 (zegge: duizend en honderdvijfennegentig euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2017
-veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige (de btw) af;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

feit 4:

-bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2], in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslaggenomen voorwerpen
- verklaart
verbeurdhet inbeslaggenomen voorwerp, te weten een
handbijl, zwart/oranje;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa, voorzitter, mr. S. Taalman en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bij feit 1 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden met registratienummer [nummer 1] en bij de feiten 2, 3 en 4 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal met registratienummer [nummer 2] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
1. de verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Het klopt dat ik op 6 december 2017 een medewerkster van de [bedrijf 1] heb aangeraakt bij haar borsten, dit was in mijn manische periode. (…)
Ten aanzien van feit 2:
1. de verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Het klopt dat ik op 7 november een bijl heb gepakt en de voorruit van [bedrijf 2] heb ingeslagen. (…)
Ten aanzien van feit 3:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 11 november 2017, in zijn geheel (pagina’s 15-16);
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2017, inclusief bijlagen, in zijn geheel (pagina’s 27-33);
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 18 november 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 45)
(…) (OV): (…) Aangever stond bij het biljart precies in de lijn van de voordeur en zag de glassplinters onder het biljart vliegen. Aangever besefte later pas dat als het geen gelaagd glas was geweest de bijl gewoon door de ruit was gekomen en de bijl hem gemakkelijk geraakt had kunnen hebben omdat hij ongeveer 5 meter achter de deur stond.V: Wat kun je daarover verklaren? (…)A: Het was een geluk dat er veiligheidsglas in zat.(…)V: Stel je voor dat het een “flutruitje” was geweest?A: Dan was de bijl er in 1 keer doorgegaan. Dan waren er doden of gewonden gevallen.(…) V: Aangever heeft nog steeds erg last van het gebeurden. Begrijp je dat?A: (…) Ik wilde ze alleen maar laten schrikken. (…)V: Wat was jouw bedoeling dat je met de bijl op de ruit gooide?A: Ik wilde bier hebben, dit gaven ze mij niet. (…)
Ten aanzien van feit 4:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 10 november 2017, in zijn geheel (pagina’s 12-14);
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 18 november 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 45)
(…) V: Kun jij je voorstellen dat zij zich bedreigd voelde door jouw actie met de bijl?A: Ze gaf me geen bier. Ik kan me wel voorstellen dat ze zich zo voelde.OV: Aangever verklaart dat jij de zondag ervoor ook in de [bedrijf 2] was geweest en dat je toen had verklaard dat je over een vuurwapen beschikt. Door de knallen op de ruit met de bijl dacht aangever dat je mogelijk een vuurwapen op het raam aan het schieten was waarbij haar leven mogelijk in gevaar liep.
V: Wat kan je daarover verklaren?A: Ik kan me er iets bij voorstellen dat ze dat dacht.(…) V: Wat als er geen gelaagd glas in de ramen zat?A: Dan was er bloed gevloeid.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 8 november 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 20):
(…) Hij zei dat er een man naast hem was gaan zitten aan de bar. Die man was op ruzie uit vertelde hij. Die man had ook verteld dat ze bij Zaal [naam] in [plaats] allemaal bang voor hem waren. Hij vond de man agressief (…) Vandaag zat ik hier ook aan de bar een paar biertjes te drinken. (…) Ineens hoorde ik PENG! Ik dacht dat hij een rotje gooide. Daarna hoorde ik het nog een keer en toen zag ik dat de voordeur versplinterde. Ik zag dat de ruit kapot ging. (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van Politie, Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met registratienummer: [nummer 1] (feit 1) en [nummer 2] (feiten 2 tot en met 4) Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.