ECLI:NL:RBOVE:2018:3395

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
08/963500-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en handel in hard- en softdrugs met bijzondere aandacht voor de rol van medeverdachte en bewijsvoering

Op 18 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige vrouw uit Maastricht, die werd beschuldigd van het bezit van hard- en softdrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw samen met haar vriend, die ook als medeverdachte fungeerde, op 10 januari 2018 in Maastricht aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen in bezit had. De vrouw werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De medeverdachte, haar vriend, werd veroordeeld tot een celstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, voor zijn rol in de handel in drugs via het darkweb en het witwassen van bitcoins.

De rechtbank heeft tijdens de zittingen op 3 juli en 4 september 2018 de vordering van de officier van justitie, mr. Y. Oosterhof, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.W. Szymkowiak, gehoord. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA, amfetamine en hennep. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van deze feiten, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in haar woning.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de impact van harddrugs op de volksgezondheid en de samenleving. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat in haar voordeel werd meegewogen. De rechtbank besloot tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gevolgen van de strafzaak voor haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963500-18 (P)
Datum vonnis: 18 september 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
voorheen wonende te [woonplaats 1] ,
thans wonende te [woonplaats 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 juli 2018 en 4 september 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
(medeplegen van) het opzettelijk aanwezig hebben van 3.788,05 gram MDMA en/of 1.040,92 gram amfetamine en/of 2.622,93 gram en/of 19 pillen XTC;
(medeplegen van) het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 3.276,79 gram hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 10 januari 2018 in de gemeente Maastricht (locaties [adres 1] en
[adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
3788,05 gram MDMA, en/of
1040,92 gram amfetamine en/of
2622,93 gram en/of 19 pillen XTC, bevattende MDMA en/of MDEA en/of MMDA
en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of
3,84 gram PMMA en/of MDMA, en/of
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
MDMA en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy
MDA en/of PMMA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MMDA
en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of PMMA (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 10 januari 2018 in de gemeente Maastricht (locaties [adres 1] ,
[adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3276,79 gram,
hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (primair) ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde geconcludeerd dat vrijspraak moet volgen op grond van het ontbreken van de wetenschap bij verdachte omtrent de in de woning en de garagebox aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen.
De verdediging heeft subsidiair ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde geconcludeerd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid verdovende middelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Medeverdachte [medeverdachte] , partner/vriend van verdachte, is eind 2016 in het kader van het onderzoek 26Maywood in beeld gekomen als frequent wisselaar van grote hoeveelheden bitcoins, met vermoedelijk een illegale herkomst, tegen contant geld.
Uit observaties van medeverdachte [medeverdachte] is onder meer gebleken dat hij op 2 maart 2017 en 22 december 2017 diverse enveloppen heeft gepost aan geadresseerden buiten Nederland, welke enveloppen als inhoud verdovende middelen bleken te bevatten, waaronder XTC-pillen en/of MDMA en/of speedpasta en/of amfetamine.
Bij de doorzoekingen op 10 januari 2018 zijn in de woning van verdachte, waar ook medeverdachte [medeverdachte] woonde/verbleef, een hoeveelheid XTC en 1.029,56 gram amfetamine aangetroffen, alsmede diverse goederen die gebruikt kunnen worden ten behoeve van de handel in drugs. In de garagebox van verdachte zijn onder meer 10 dozen met verzenddozen, verzendenveloppen en ander verpakkingsmateriaal aangetroffen, alsmede XTC-pillen en hennep.
Feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte, alwaar ook medeverdachte [medeverdachte] al langere tijd woonde/verbleef, op diverse plaatsen in die woning, met uitzondering van het toilet, voor het oog direct zichtbaar meerdere verdovende middelen en meerdere daarop betrekking hebbende voorwerpen, alsmede (onder meer) verpakkingsmateriaal, enveloppen en postzegels zijn aangetroffen. [1] [2] [3] [4] [5]
De rechtbank acht in dit verband redengevend dat verdachte blijkens een op 1 maart 2017 uitgevoerde observatie medeverdachte [medeverdachte] heeft geholpen met het in de woning brengen van meerdere dozen verpakkingsmateriaal van de “ [website] ”. [6]
De rechtbank acht voorts redengevend dat verdachte kort na aanvang van de doorzoeking op 10 maart 2018 op het whatsapp-bericht “en niks zegge” van de moeder van medeverdachte [medeverdachte] heeft gereageerd met “nei, zeker neet”. [7] [8]
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden en in onderling verband en samenhang bezien met de door medeverdachte [medeverdachte] gedurende tenminste bijna een jaar gedreven handel in drugs door middel van verzending van verdovende middelen per post, acht de rechtbank de door [medeverdachte] ter terechtzitting van 4 september 2018 als getuige afgelegde verklaring, - kort samengevat inhoudende - dat hij ervoor zorgde dat verdachte niets meekreeg van zijn drugshandel en dat hij ervoor zorgde dat de in haar woning aanwezige verdovende middelen voor haar niet zichtbaar waren, ongeloofwaardig.
De rechtbank is op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte opzettelijk samen met medeverdachte [medeverdachte] de in de woning aan het [adres 1] te Maastricht aangetroffen verdovende middelen aanwezig heeft gehad, zodat voor wat betreft alle op voornoemde locatie aangetroffen verdovende middelen sprake is van medeplegen.
Voor wat betreft de in de garagebox aan de [adres 2] aangetroffen verdovende middelen kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet worden uitgesloten dat verdachte daarvan geen wetenschap heeft gehad. De rechtbank acht op dit onderdeel dan ook onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van medeplegen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 10 januari 2018 in de gemeente Maastricht (locatie [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad
hoogstens 3.788,05 gram MDMA, en
1.029,56 gram amfetamine en
2.622,93gram en/of 19 pillen XTC, bevattende MDMA en/of MDEA en/of MMDA
en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA,
zijnde amfetamine en MDMA en MDEA en MMDA en MDA en N-ethyl MDA en N-hydroxy
MDA en PMMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op 10 januari 2018 in de gemeente Maastricht (locatie [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 183,79 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte terzake van de tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijsprak bepleit en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier, waaronder de omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage, en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met haar partner/vriend (grote) hoeveelheden harddrugs, alsmede softdrugs (hennep) voorhanden gehad. Harddrugs als XTC en amfetamine vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is tevens belastend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande gepleegde criminaliteit van zowel de kant van de toeleveranciers als van de kant van de gebruikers. Het bezit daarvan moet dan ook krachtig worden bestreden. Door het voorhanden hebben van grote voor de verkoop bestemde hoeveelheden harddrugs en het voorhanden hebben van softdrugs heeft verdachte bovendien een bijdrage geleverd aan de illegale handel in verdovende middelen. De handel in verdovende middelen leidt tot verschillende, ernstige vormen van criminaliteit. Verdachte heeft daarvoor geen oog gehad en heeft de wetenschap van de in de haar woning voorhanden zijnde verdovende middelen kennelijk zonder protest geaccepteerd.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat oplegging van de door de officier van justitie gevorderde, grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote negatieve gevolgen zal hebben voor de persoonlijke situatie van verdachte. De rechtbank acht dat onwenselijk gelet op de door haar reeds ondervonden gevolgen van deze strafzaak, waaronder onder meer opzegging van de huurovereenkomst van haar toenmalige woning.
De rechtbank acht, alles afwegende, in dit geval een taakstraf van 240 uur, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 6
(zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2018.
Buiten staat
Mr. Van Vuure voornoemd is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (inzake woning [adres 1] te Maastricht), met bijlagen, van verbalisant [verbalisant] ;
2.het proces-verbaal sporenonderzoek (inzake woning [adres 1] te Maastricht) van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
3.het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (inzake aangetroffen goederen woning [adres 1] te Maastricht) van verbalisant [verbalisant] ;
4.het NFI-rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs d.d. 15 mei 2018;
5.het NFI-rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs d.d. 8 mei 2018;
6.het proces-verbaal van observatie (inzake bevindingen en waarneming van verdachte en medeverdachte [verdachte] op 1 maart 2017) van verbalisanten RN 292, RN 281, RN 297, RN 186, KL005678 en KL006401;
7.het proces-verbaal bevindingen (inzake bevindingen en waarnemingen tijdens de doorzoeking woning [adres 1] te Maastricht) van verbalisant [verbalisant] ;
8.de foto van het scherm van de mobiele telefoon van medeverdachte [verdachte] , waarop als whatsapp-berichten onder meer staan vermeld: “en niks zegge” en “nei, zeker neet”;