ECLI:NL:RBOVE:2018:3343

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
08-950085-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

De rechtbank Overijssel heeft op 13 september 2018 een 24-jarige man veroordeeld voor de zware mishandeling van een vrouw in Tubbergen. De man kreeg een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de man, die verminderd toerekeningsvatbaar was, zich moest laten behandelen en een contactverbod moest respecteren. Daarnaast werd hij veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ruim 8.400 euro aan het slachtoffer.

Het vonnis volgde op een openbare terechtzitting waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. L. Guest, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door M. ter Riet, heeft gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte had op 17 december 2017 het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar te slaan, te schoppen en hardhandig uit haar woning te trekken.

De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde feit bewezen, ondanks dat de verdachte ontkende het slachtoffer te hebben geschopt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, excessief geweld had gebruikt tegen het slachtoffer, wat leidde tot blijvend letsel. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank besloot dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk moest zijn, zodat de verdachte de kans kreeg om een behandeling te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-950085-18 (P)
Datum vonnis: 13 september 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
nu verblijvende in HvB Ooyerhoekseweg te Zutphen

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 juni 2018 en 30 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw M. ter Riet, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na de vordering nadere omschrijving tenlastelegging van
30 augustus 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 december 2017 [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel (subsidiair) geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (meer subsidiair) [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 17 december 2017 te Tubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzet tel i j k zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of een gescheurd gehemelte, heeft toegebracht door:
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen met gebalde vuist en/of met vlakke hand op/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) bij de nek te grijpen en/of vast te houden en/of
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] bij de nek wordt vastgehouden) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen met gebalde vuist en/of met vlakke hand op/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of (boven) lichaam en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) de woning uit te trekken en/of te sleuren en/of
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal te trappen en/of te schoppen op/tegen haar
hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam;
althans, voor zover voor het bovenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat,
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2017 te Tubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzet tel i j k zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt met gebalde vuist en/of met vlakke hand op/tegen haar hoofd en/of gelaat en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) bij de nek heeft gegrepen en/of vastgehouden en/of -(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] bij de nek werd vastgehouden) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt met gebalde vuist en/of met vlakke hand op/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of (boven) lichaam en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) de woning uit heeft getrokken en/of gesleurd en/of -(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft getrapt en/of geschopt op/tegen haar
hoofd en/of gezicht en/of (boven) lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgens, meer SUBSIDIAIR, terzake dat
Hij op of omstreeks 17 december 2017 te Tubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door;
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen met gebalde vuist en/of met vlakke hand op/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) bij de nek te grijpen en/of vast te houden en/of
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] bij de nek wordt vastgehouden) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen met gebalde vuist en/of met vlakke hand op/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of (boven) lichaam en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) de woning uit te trekken en/of te sleuren en/of
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal te trappen en/of te schoppen op/tegen haar
hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat, gelet op de aangifte, de door verdachte afgelegde verklaring en het bij aangeefster geconstateerde letsel het primair tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden, met uitzondering van de bestanddelen
“tezamen en in vereniging gepleegd met een of meer anderen”en het
“meermalen schoppen tegen het hoofd”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 augustus 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van 17 december 2017, pagina’s 149 tot en met 151;
  • een geschrift zijnde een door de GGD Twente opgemaakt rapport (met bijlagen) d.d. 4 januari 2018, inhoudende een letselbeschrijving van het bij aangeefster geconstateerde letsel.
Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft geschopt tegen het lichaam of het hoofd. Ten aanzien van het schoppen tegen het hoofd zal de rechtbank verdachte vrijspreken, nu er geen bewijs in het dossier is aangetroffen voor dit schoppen tegen het hoofd (ook aangeefster heeft hier niet over verklaard). Op grond van de aangifte en de letselbeschrijving acht de rechtbank het trappen tegen het lichaam van aangeefster wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 17 december 2017 te Tubbergen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak heeft toegebracht door:
- die [slachtoffer] te stompen met gebalde vuist tegen haar hoofd en/of gezicht en
- vervolgens die [slachtoffer] hardhandig te grijpen en vast te houden en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen te slaan en/of te stompen tegen haar hoofd en/of gezicht en
- vervolgens die [slachtoffer] de woning uit te trekken en/of te sleuren en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de grond lag die [slachtoffer] meermalen te schoppen tegen haar lichaam.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van
3 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden een passende straf is. De verdediging heeft daarbij aangegeven dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft ’s nachts aangebeld bij de woning van het slachtoffer. Zij heeft open gedaan, in de veronderstelling dat haar partner aanbelde. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer uit het niets zwaar mishandeld door haar meermalen hard met de vuist te slaan, haar uit haar woning te trekken en tegen haar lichaam te schoppen. Verdachte is vervolgens weggelopen en heeft het slachtoffer op straat laten liggen. Het slachtoffer heeft blijvend letsel heeft opgelopen; er zijn onder meer twee tanden uit haar mond geslagen. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat het slachtoffer nog steeds gevoelens van angst heeft en dat zij dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van de mishandeling.
Verdachte heeft verklaard dat hij eigenlijk op zoek was naar [naam] , de vriend van het slachtoffer, omdat [naam] tegen de vriendin van verdachte had gezegd dat haar relatie met verdachte niet goed voor haar was. Op het moment dat verdachte naar Tubbergen ging om verhaal te halen bij [naam] , was hij onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol, terwijl hij wist dat het gebruik van alcohol een slecht effect op hem heeft. Het was vervolgens niet [naam] , maar het slachtoffer die de deur opende, waarna verdachte excessief geweld tegen dit willekeurige slachtoffer toepaste. Het gedrag van verdachte is op geen enkele wijze te rechtvaardigen.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf passend.
Ten aanzien van de persoon van verdachte, acht de rechtbank het volgende van belang. Over verdachte is door C. Sipma, GZ-psycholoog, en B.A. Blansjaar, psychiater op respectievelijk 7 juli 2018 en 30 juni 2018 een rapport uitgebracht. Uit deze rapportages komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, althans een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, ADHD en stoornissen in middelengebruik (alcohol en stimulantia). Zijn gewetensfunctie is gebrekkig. Ook heeft verdachte een lage frustratietolerantie en is hij geneigd om spanningen en gevoelens van onvrede uit te reageren middels verbale en fysieke agressie. Beide deskundigen hebben aangegeven dat dit ook bij het plegen van het strafbare feit een rol heeft gespeeld en hebben geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe rekenen. Verder achten de deskundigen, om het recidivegevaar te beperken, een ambulante behandeling gericht op het vergroten van de impulscontrole en het verbeteren van de agressieregulatie aangewezen.
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen en neemt deze over. De rechtbank ziet hierin reden om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, zodat verdachte in staat wordt gesteld om de hiervoor genoemde ambulante behandeling te volgen.
Bij bepaling van welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank ook acht geslagen op het door de reclassering over verdachte uitgebrachte rapport en op de Landelijk Oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 300 dagen passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf, te weten 100 dagen, voorwaardelijk opleggen en daaraan de voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met een proeftijd van drie jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.689,08 (achtduizend zeshonderdnegenentachtig euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico ziektekosten € 1.130,66;
- tandartskosten € 558,43;
- kosten implantaten € 3.774,43;
- telefoontje € 63,24;
- voordeurcamera € 72,00;
- hairextensions € 200,00;
- reiskosten € 140,32.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.750,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële kosten die betrekking hebben op de implantaten zien op toekomstige kosten en het onduidelijk is wat de werkelijke kosten zullen zijn, zodat de vordering voor wat betreft deze kosten niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De kosten van de telefoon en de camera vloeien volgens de verdediging niet rechtstreeks voort uit het tenlastegelegde strafbare feit en kunnen volgens de verdediging niet aan verdachte worden toegerekend. De kosten van de hairextensions zijn volgens de verdediging niet voldoende onderbouwd, omdat een bon ontbreekt, en de verdediging heeft verzocht deze kosten te matigen. De overige schadeposten kunnen volgens de verdediging worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten die zien op het eigen risico (of de eigen bijdrage aan) ziektekosten, tandartskosten, de telefoon en de reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ten aanzien van de telefoon overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] haar telefoon heeft afgestaan voor het politieonderzoek en dat zij daarom een (tijdelijke) telefoon heeft moeten aanschaffen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank wel een rechtstreeks verband tussen de kosten en het bewezenverklaarde.
De schadepost betrekking hebbende op de camera vloeit niet rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde feit. De kosten betrekking hebbende op de hairextensions zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu deze kosten niet met een bon of op een andere wijze zijn onderbouwd. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft deze twee schadeposten niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Voor wat betreft de schadepost die ziet op de - nog te maken - kosten voor de implantaten, overweegt de rechtbank dat nog niet vast staat wat de exacte omvang van de schade is. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze kosten in de toekomst zullen moeten worden gemaakt. De rechtbank vindt de onderbouwing van deze kosten ook voldoende en concreet genoeg. Dat [slachtoffer] in ieder geval € 3.774,43 zal moeten betalen om implantaten te krijgen, acht de rechtbank aannemelijk. De rechtbank begroot daarom de schade op dit moment op € 3.774,43.
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevraagd voor een bedrag van € 2.750,00. De verdediging heeft hier geen verweer tegen gevoerd en de rechtbank vindt de hoogte van dit bedrag ook voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 8.417,08 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte ten opzichte van de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
100 (honderd) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich laat behandelen door een ambulante forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te leren beheersen. De middelencontroles dienen ter ondersteuning van de inhoud van de behandeling en begeleiding. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte en wanneer wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek;
- de rechtbank draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 8.417,08 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2017);
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.417,08,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
77 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 272,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 15 september 2018 (welk bevel afzonderlijk is geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I. van Meel, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0660-2017577477. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.