4.8.De kantonrechter wijst erop dat het oproepen van getuigen door [gedaagde] zelf dient te gebeuren. Het oproepen van getuigen is aan bepaalde wettelijke voorschriften gebonden. Voor het geval [gedaagde] niet goed weet wat zij hiervoor moet doen, geeft de kantonrechter haar in overweging rechtskundige bijstand in te roepen bij het Juridisch Loket, een advocaat of een andere daarvoor geschikte juridisch adviseur.
De beslissing
De kantonrechter
- draagt [gedaagde] op te bewijzen dat de overeenkomst van 27 augustus 2015 is aangegaan voor de duur van één jaar,
- bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 juli 2018voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
- bepaalt dat [gedaagde] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
- bepaalt dat [gedaagde] , indien zij getuigen wil laten horen, de namen van de te horen getuigen moet opgeven, alsmede de verhinderdagen van partijen en hun gemachtigden in de maanden september tot en met december 2018, waarna datum en tijdstip van het getuigenverhoor zal worden bepaald,
- bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. F. Koster in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2,
- indien [gedaagde] getuigen wenst te horen, wordt er op gewezen dat er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 45 minuten duurt,
- de namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven,
- bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.
(EvdB)