ECLI:NL:RBOVE:2018:3331

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
219044/KG RK
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking in strafzaak tegen verzoeker

In de zaak van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.O.A.N. de Vries, is op 15 augustus 2018 door de Wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel een verzoek tot wraking van rechter mr. E. Venekatte afgewezen. Het verzoek tot wraking vond zijn oorsprong in een strafzaak tegen verzoeker, waarbij op 6 juni 2018 een openbare terechtzitting plaatsvond. Tijdens deze zitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking ingediend, omdat hij meende dat mr. Venekatte partijdig was. Verzoeker stelde dat de rechter zich meerdere malen partijdig had getoond en dat hij niet op een eerlijke manier werd behandeld.

De wrakingsprocedure werd op 8 augustus 2018 openbaar behandeld, maar verzoeker verscheen niet. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten voornamelijk betrekking hadden op de manier waarop mr. Venekatte verzoeker had bejegend. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken.

De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van mr. Venekatte niet objectief gerechtvaardigd was. De rechter had de verklaringen van andere betrokkenen in het dossier aan verzoeker voorgehouden, wat gebruikelijk is in strafzaken. Bovendien bleek uit het proces-verbaal van de terechtzitting niet dat mr. Venekatte partijdig was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 219044 / KG RK
Beslissing van 15 augustus 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker tot wraking,
advocaat mr. J.O.A.N. de Vries te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
In de strafzaak tegen verzoeker onder parketnummer 08.134396.15 heeft op 6 juni 2018 een openbare terechtzitting plaatsgevonden, alwaar mr. E. Venekatte zitting had.
1.2.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van mr. E. Venekatte gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 6 juni 2018.
1.3.
Mr. E. Venekatte heeft niet berust in de wraking
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 8 augustus 2018 in het openbaar behandeld. Verzoeker heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
“ U bent partijdig. U heeft zich meerdere malen partijdig getoond. U leest voor wat anderen hadden in plaats van voor te lezen wat ik had. Het is elke keer zo. Ik heb een strafblad. Als
er morgen twee mensen worden opgepakt voor mishandeling dan heb ik het gedaan. U bent partijdig. U heeft gezegd dat ik niet met mensen om kan gaan, dat ik agressief ben”.

3.Het standpunt van mr. E. Venekatte

3.1.
Volgens mr. Venekatte heeft zij verzoeker bij aanvang van de zitting meegedeeld dat zij zou beginnen met hem verklaringen van andere betrokkenen in het dossier voor te houden, alvorens verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn visie te geven. Zij stelt ook zo te hebben gehandeld. Zij betwist dat zij zou hebben gezegd dat verzoeker niet met mensen om kan gaan en agressief zou zijn.
4. De beoordeling
4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Naar de wrakingskamer begrijpt betreffen de klachten van verzoeker in wezen de manier waarop hij door mr. Venekatte is bejegend.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat mr. Venekatte aan verdachte heeft meegedeeld dat zij eerst de verklaringen die zich in het dossier bevinden aan de verdachte zal voorhouden en dat daarna de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld zijn visie op de gebeurtenissen te geven. De wrakingskamer is van oordeel dat het bij de behandeling van een onderzoek ter terechtzitting in een strafzaak hoort dat rechters het strafdossier aan de verdachte voorhouden en daarbij in het kader van de waarheidsvinding kritische vragen stellen. Verder is het gebruikelijk dat de rechter de in het strafdossier voorkomende justitiële documentatie van de verdachte aan de orde stelt. De rechter moet dat op grond van artikel 301 lid 4 Wetboek van Strafvordering ook doen. Uit de omstandigheid dat mr. Venekatte de verklaringen heeft voorgehouden en de justitiële documentatie aan de orde heeft gesteld kan niet een vrees voor partijdigheid of de schijn daarvan worden afgeleid.
4.3.
Mr. Venekatte betwist uitdrukkelijk dat zij gezegd zou hebben dat verzoeker niet met mensen om kan gaan en dat verzoeker agressief zou zijn. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dit evenmin. Door mr. Venekatte is enkel gevraagd of verzoeker makkelijk ruzie krijgt, een moeilijk karakter heeft en of wel eens agressief is. Uit de stukken blijkt dus niet van (de schijn van) partijdigheid bij mr. Venekatte.
4.4.
Verzoeker heeft verder geen concrete andere feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat in de bejegening partijdigheid van mr. Venekatte tegen verzoeker besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
4.3.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. W.M.B. Elferink, E.A. Zweers en H.T. Pos, in tegenwoordigheid van de griffier R.B.M. Pillen en in openbaar uitgesproken op
15 augustus 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.