In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [A] B.V. en [B]. De rechtbank heeft [A] opgedragen te bewijzen dat het bijzondere gebruik van het paard voor de dressuursport in de koopovereenkomst was voorzien. De procedure omvatte getuigenverhoren en diverse processtukken, waaronder een tussenvonnis van 27 december 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs opleverden om aan te nemen dat het paard expliciet als dressuurpaard was gekocht. De rechtbank concludeert dat [A] niet is geslaagd in het bewijs en dat haar vorderingen tot terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding worden afgewezen. In reconventie heeft [B] gevorderd om het conservatoir derdenbeslag op te heffen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft [A] in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk is gesteld.