ECLI:NL:RBOVE:2018:3127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
6035393 CV EXPL 17-3698
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van meerdere panden door Stichting Woningstichting Openbaar Belang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een vordering tot ontruiming van meerdere panden, die met elkaar verbonden zijn. De eisende partijen, [eiseres] en [eiser], hebben de stichting Woningstichting Openbaar Belang (WOB) aangeklaagd vanwege overlast die zij ondervinden van de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv-ers) in de woningen aan [straat]. De procedure begon met een dagvaarding op 23 mei 2017, gevolgd door verschillende processtukken en een comparitie van partijen. In een tussenvonnis van 19 december 2017 werd WOB toegelaten tot het leveren van bewijs dat de procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met Timon, de organisatie die de amv-ers opvangt, een redelijke kans van slagen had. WOB heeft echter op 19 juni 2018 laten weten af te zien van een getuigenverhoor, omdat Timon had aangekondigd de opvang van amv-ers per 1 januari 2019 te beëindigen. De eisende partijen betwistten deze bewering en stelden dat de overlast aanhield en zelfs verergerde. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partijen nog steeds belang hadden bij hun vordering, ondanks de nieuwe omstandigheden. Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat WOB niet in staat was het verlangde tegenbewijs te leveren en dat de overlast zodanig was dat WOB een procedure tegen Timon moest starten. De vordering van [eiseres] en [eiser] werd toegewezen, met een termijn van 30 dagen voor WOB om de procedure aanhangig te maken, en WOB werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknr. : 6035393 CV EXPL 17-3698
Datum : 17 juli 2018

Vonnis in de zaak van:

[eiseres] ,

en haar echtgenoot
[eiser],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
verder te noemen [eiseres] en [eiser] ,
gemachtigde mr. M.H. Doorbos, toegevoegd op 22 december 2016 onder nummer 2FJ8137,
tegen

de stichting Woningstichting Openbaar Belang,

gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij,
verder te noemen WOB,
gemachtigde mr. M.E. Dekker.

Verloop van de procedure

– dagvaarding van 23 mei 2017
– conclusie van antwoord
– tussenvonnis van 8 augustus 2017
– brief met producties van [eiseres] en [eiser] van 10 oktober 2017
– brief met producties van WOB van 11 oktober 2017
– proces-verbaal van de comparitie van 19 oktober 2007
– brief van [eiseres] en [eiser] met een dvd van 25 oktober 2017
– akte van WOB van 21 november 2017
– akte van [eiseres] en [eiser] van 21 november 2017
– tussenvonnis van 19 december 2017
– akte van WOB van 30 januari 2018
– akte van [eiseres] en [eiser] van 27 februari 2018
– brief van WOB van 19 juni 2018
– brief van [eiseres] en [eiser] van 19 juni 2018.

Beoordeling

1. In het tussenvonnis van 19 december 2017 is WOB toegelaten tot het leveren van
tegenbewijs door middel van bewijsstukken en/of getuigen dat een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met Timon gebaseerd op de door [eiseres] en [eiser] gestelde overlast een redelijke kans van slagen heeft.
2. Ter uitvoering hiervan heeft WOB op 30 januari 2018 een akte ingediend en tevens aangekondigd een viertal getuigen te willen doen horen. Bij brief van 19 juni 2018 heeft WOB laten weten af te zien van een getuigenverhoor omdat Timon haar heeft laten weten dat er vanaf 1 januari 2019 geen amv-ers (alleenstaande minderjarige vreemdelingen) in de woningen aan [straat] meer zullen worden opgevangen. Timon heeft namelijk de aanbesteding van een nieuwe opdracht voor de opvang van amv-ers verloren. Daarom zal de opvang van amv-ers aan [straat] uiterlijk ingaande 1 januari 2019 eindigen. WOB heeft een brief van Timon van die strekking, gedateerd 7 juni 2018, in het geding gebracht.
3. [eiseres] en [eiser] hebben in hun brief van 19 juni 2018 geschreven, samengevat, dat deze nieuwe omstandigheid geen zekerheid biedt dat de amv-ers daadwerkelijk per 1 januari 2019 uit de woningen zullen zijn vertrokken. Volgens hen neemt de overlast toe. Zij wensen dan ook dat vonnis wordt gewezen.
Aan die wens zal gevolg worden gegeven.
4.1.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
De door WOB gestelde nieuwe situatie dat Timon de opvang van amv-ers uiterlijk 31 december 2018 zal beëindigen, stelt de vraag aan de orde of [eiseres] en [eiser] nog steeds belang hebben bij hun vordering zoals die in deze procedure is ingesteld. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. [eiseres] en [eiser] stellen dat de overlast nog steeds voortduurt en zelfs is verergerd en dat zij geen garantie hebben dat de overlast veroorzaakt door de amv-ers ingaande 2019 daadwerkelijk zal zijn beëindigd, omdat de situatie zich nog zou kunnen wijzigen, waarmee zij bedoelen dat het verblijf van de amv-ers misschien zal worden verlengd als geen alternatief voorhanden is. De kantonrechter is tegen deze achtergrond van oordeel dat [eiseres] en [eiser] nog steeds belang hebben bij de door hen ingestelde vordering.
4.2.
De kantonrechter zal daarom beoordelen of WOB erin is geslaagd het verlangde tegenbewijs te leveren. Is zij daarin niet geslaagd, dan zal zij de door [eiseres] en [eiser] gevorderde procedure tegen Timon aanhangig dienen te maken, omdat zij in dat geval is tekortgeschoten in haar verplichting adequaat tegen de overlast op te treden. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 4.2. en 4.3. van het tussenvonnis.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het verlangde tegenbewijs door middel van de akte van 30 januari 2018 en de daarbij overgelegde stukken niet is geleverd. Het tegenbewijs wordt gevormd door een uitvoerige reactie van Timon van 22 januari 2018 en de daarbij behorende bijlagen. Deze reactie is hoofdzakelijk een voortzetting van het debat tussen [eiseres] en [eiser] enerzijds en WOB anderzijds, waarbij WOB de argumentatie van Timon heeft overgenomen. Timon heeft er belang bij dat de vordering van [eiseres] en [eiser] wordt afgewezen. Dat leidt er immers toe dat zij niet als gedaagde in een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden betrokken. Timon is dus bepaald geen buitenstaander. In een eventuele procedure van WOB tegen haar zal zij ook betogen dat van overlast geen sprake is. Naar aanleiding van de reactie van Timon en – met name – de daarbij overgelegde stukken overweegt de kantonrechter verder het volgende.
4.4.
Uit de reactie van Timon blijkt, dat de wand in de woning van Timon waartegen haar trap en keuken zijn geplaatst, welke wand scheiding maakt met de woning van [eiseres] en [eiser] , een beperkte geluidweringsklasse heeft. De muur tussen de woningen bestaat uit massief beton van 250 mm dik. In het rapport van de door Timon ingeschakelde deskundige staat onder meer het volgende:
Hieruit blijkt dat bij deze prestatie, bij een gedragspatroon waar bij(men)
rekening met elkaar houdt, toch 10% tot 25% gehinderden aanwezig is. In dit project is bijvoorbeeld sprake van een keuken die tegen de woningscheidende(wand)
aan ligt, en een trap die aan deze wand is bevestigd. Dit zijn situaties die tot meer hinder kunnen leiden, dat geldt te meer als frequent gebruik wordt gemaakt van de trap en de keuken.
4.5.
Gelet op het aantal jongens dat Timon huisvest (10 tot 12 jongens), hun leeftijd en gedrag (zoals luid spreken, vaker koken en meer personen die over de trap lopen), zal de door [eiseres] en [eiser] ondervonden hinder meer zijn dan bij een vergelijkbare bouwkundige situatie. De bouwkundige situatie van de woningen is niet optimaal voor het huisvesten van de jongens.
4.6.
Dat de verhouding tussen (medewerkers van) Timon enerzijds en [eiseres] en [eiser] anderzijds door de conflicten rond de gestelde overlast, met name de discussie of er nu wel of niet sprake is van overlast, eveneens niet optimaal is, wil de kantonrechter aannemen. Een drietal begeleiders van Timon heeft schriftelijk verklaringen afgelegd waaruit blijkt, samengevat, dat zij het idee hebben het in de ogen van [eiseres] en [eiser] nooit goed te kunnen doen, hoewel zij hun best doen overlast te voorkomen door bijvoorbeeld het ophangen van geluidwerende wandkleden in de eetkamer, het beperken van het stem- en muziekvolume e.d., en in hun visie in het voorkómen van overlast zijn geslaagd. De kantonrechter wil aannemen dat de begeleiders hun best doen overlast te voorkomen, maar waar het in deze procedure om gaat is de vraag of zij daarin in voldoende mate zijn geslaagd. De vraag is of zij daadwerkelijk in staat zijn de jongens zodanig te corrigeren én te blijven corrigeren dat lawaai binnen aanvaardbare grenzen blijft, zodat [eiseres] en [eiser] de overlast overdrijven en het dus allemaal wel meevalt. De drie schriftelijke verklaringen laten wat dit betreft vragen onbeantwoord, zoals de vraag hoe vaak begeleiders aanwezig zijn aan [straat] , tussen welke tijdstippen (ook ’s nachts bijvoorbeeld?), hoeveel begeleiders tegelijkertijd aanwezig zijn, of de samenstelling van de groep jongens geregeld wisselt, in welk geval vermoedelijk telkens opnieuw begonnen moet worden met het beperken van het maken van geluid, et cetera. De antwoorden op deze vragen zijn van belang in verband met de stellingen van [eiseres] en [eiser] . Zij stellen, samengevat, dat er onvoldoende dan wel niet goed toegeruste, te jonge, steeds wisselende begeleiders aanwezig zijn, dat de groep jongens wisselt en dat geregeld ‘s nachts geen begeleiding aanwezig is.
4.8.
De in dit verband door Timon aangevoerde cijfers wat betreft meldingen van overlast bij de politie (in totaal vier keer in de periode 18 maart 2016 tot en met 8 december 2017) wijken nogal af van de cijfers die blijken uit de door [eiseres] en [eiser] overgelegde brief van de politie van 3 augustus 2017. Een verklaring voor het opvallende verschil is door WOB niet gegeven. In laatstbedoelde brief staat dat de politie beschikt over
21 documentenuit de periode december 2015 tot en met augustus 2017 welke documenten betrekking hebben op
meldingen, klachten en 112 oproependie in verband staan met [adressen 1 t/m 4] .
4.9.
De door WOB overgelegde anonieme verklaring van twee bewoners aan [straat] is door [eiseres] en [eiser] betwist. Omdat de verklaring anoniem is afgelegd en uit de verklaring volgt dat de relatie tussen deze bewoners enerzijds en [eiseres] en [eiser] anderzijds slecht is (zo staat in de verklaring dat de woonsituatie met hen
verre van prettigis), kan aan deze verklaring geen voldoende bewijskracht worden toegekend.
4.10.
De overige stukken die WOB heeft overgelegd geven geen antwoord op de vraag of al dan niet sprake is van zodanige overlast dat WOB daartegen door middel van een procedure tegen Timon behoort op te treden.
4.11.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat het verlangde tegenbewijs niet is geleverd. Daaruit volgt dat in rechte vaststaat dat de overlast zodanig is dat van WOB mag worden gevergd een procedure tegen Timon, gericht op de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, aanhangig te maken. De vordering van [eiseres] en [eiser] zal worden toegewezen met dien verstande dat de termijn waarbinnen de procedure aanhangig moet worden gemaakt op 30 dagen zal worden gesteld en de dwangsom zal worden beperkt en gematigd.
4.12.
Als verliezende partij dient WOB in de proceskosten te worden veroordeeld. Aangezien aan [eiseres] en [eiser] een toevoeging is verleend zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding (exclusief verschotten zoals informatiekosten) in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [eiseres] en [eiser] in aanmerking. De kosten aan de zijde van [eiseres] en [eiser] worden begroot op:
  • € 9,60 informatiekosten
  • € 78,00 griffierecht
  • € 525,00 salaris gemachtigde (3½ punten à € 150,00).
Totaal € 612,60.

De beslissing

De kantonrechter:
1. veroordeelt WOB binnen 30 dagen na de dag van de betekening van dit vonnis een procedure tegen Stichting Timon, kantoorhoudende aan de Laan van Vollenhove 3209 te Zeist, op te starten waarin ontbinding c.q. beëindiging van de huurovereenkomst tussen WOB en Stichting Timon voor de panden aan [adressen 1 t/m 4] te [plaats] zal worden gevorderd en/of ontruiming van de panden aan [adressen 1 t/m 4] te [plaats] op de kortst mogelijke termijn, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat WOB hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 10.000,00;
2. veroordeelt WOB in de proceskosten, tot op heden aan de kant van [eiseres] en [eiser] begroot op € 612,60;
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.