ECLI:NL:RBOVE:2018:298

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
C/08/204897 / FA RK 17-1728 en C/08/210359 / FA RK 17-2760
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de moeder en benoeming van grootouders tot voogden over de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 januari 2018 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige, geboren in 2010, en de benoeming van de grootouders tot voogden. De grootouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.W. Haafkes, hebben op 17 juli 2017 een verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij sinds augustus 2016 geen contact meer heeft gehad met de minderjarige en niet in staat is om haar verantwoordelijkheden als ouder te vervullen. De rechtbank heeft op 20 september 2017 de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarige en de rol van de ouders. De Raad heeft in zijn rapport van 14 november 2017 geadviseerd om het gezag van de moeder te beëindigen en de grootouders als voogden aan te stellen, gezien de kwetsbare positie van de minderjarige en het gebrek aan contact met de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 4 augustus 2014 zijn gewijzigd en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de grootouders en de moeder. De rechtbank heeft daarom besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de grootouders tot voogden te benoemen, in het belang van de minderjarige. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummers: C/08/204897 / FA RK 17-1728
C/08/210359 / FA RK 17-2760
beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 2 januari 2018
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de grootmoeder,
en
[verzoeker] ,
verder te noemen: de grootvader,
gezamenlijk de grootouders te noemen,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat: mr. J.W. Haafkes te Enschede,
tegen
[belanghebbende 1],
verder te noemen: de moeder,
en
[belanghebbende 2] ,
verder te noemen: de vader,
beiden wonende te [woonplaats] ,
belanghebbenden.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 17 juli 2017.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 20 september 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de grootouders, bijgestaan door hun advocaat,
- de heer M. Bussing, namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de Raad”.
1.3.
Na de zitting is op 16 november 2017 het rapport van de Raad van 14 november 2017 ter griffie ingekomen. De Raad heeft de rechtbank verzocht om een voogd te benoemen over de minderjarige. De rechtbank heeft dit verzoek geregistreerd onder nummer C/08/210359 / FA RK 17-2760.
1.4.
De mondelinge behandeling van beide verzoeken heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 18 december 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de grootouders, bijgestaan door hun advocaat,
- mevrouw M. Jongman, namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie is geboren [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2010] .
De minderjarige is door de vader erkend. De minderjarige woont vanaf zijn geboorte bij de grootouders (moederszijde).
2.2.
Bij beschikking van 4 augustus 2014 heeft de rechtbank bepaald dat de grootmoeder met het gezag over [minderjarige] wordt belast, zodat grootmoeder voortaan samen met moeder het gezag over [minderjarige] uitoefent.

3.Het verzoek

De grootmoeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat de moeder niet langer met het gezag belast zal zijn over de minderjarige;
de grootouders verzoeken de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat, zodra het ouderlijk gezag van de moeder is geëindigd, zowel grootvader als grootmoeder ex artikel 1:282 BW voortaan gezamenlijk de voogdij uitoefenen over de minderjarige;
een beslissing te geven omtrent de kosten van de procedure.
De grootmoeder is van mening dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder niet langer gezag over [minderjarige] zal houden. Voor de geboorte van [minderjarige] is reeds vastgesteld dat de moeder over onvoldoende opvoedingscapaciteiten beschikt om de opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. De vader van [minderjarige] is niet in beeld. Het contact tussen de moeder en grootouders en [minderjarige] is tot augustus 2016 goed verlopen. Sindsdien komt moeder niet meer structureel langs. Moeder ontvangt geen begeleiding van Aveleijn meer en het vermoeden bestaat dat moeder weer een relatie met de vader heeft. Dit is zorgelijk omdat moeder kwetsbaar is en zeer beïnvloedbaar en vader drugs en drank gebruikt. Moeder blijkt geen uitvoering meer te willen geven aan gezamenlijk gezag met grootmoeder. Voor de uitoefening van gezamenlijk gezag is minimaal overleg noodzakelijk en dient er contact te zijn tussen zowel grootmoeder en moeder enerzijds als tussen moeder en [minderjarige] . Er is echter geen contact meer en moeder is onbereikbaar.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank heeft op 20 september 2017 de Raad verzocht een onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren en te rapporteren omtrent het verzoek van grootmoeder respectievelijk het verzoek van de grootouders en daarin ook te betrekken de eventuele rol van vader ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , het gebrek aan contact van grootouders met moeder en het gebrek aan contact tussen moeder en [minderjarige] , uitgaande van het belang van [minderjarige] .
4.2.
De Raad heeft in het rapport van 14 november 2017 naar voren gebracht dat een wijziging in het gezag tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige] . Moeder is zonder enige uitleg aan betrokkenen al een jaar niet betrokken bij het leven van haar zoon. Door het feit dat moeder haar gezag niet invult ontstaan er praktische problemen. Recente voorbeelden zijn de ziekenhuisopname van [minderjarige] en de aanvraag voor een ID-kaart. Het kost grootouders zeer veel moeite om contact te krijgen met moeder. Moeder maakt keuzes in haar leven die niet in het belang van [minderjarige] zijn. Een voorbeeld hiervan is het opnieuw gaan samenwonen met de vader van [minderjarige] . Het lijkt of moeder door haar cognitieve beperking onvoldoende in staat is om haar beslissingen te kunnen overzien. De grootouders geven dagelijks praktisch invulling aan het gezag. [minderjarige] heeft gezien zijn voorgeschiedenis en beperking, wellicht meer dan andere kinderen, behoefte aan stabiliteit, rust, regels, structuur en duidelijkheid. Passend hierbij is dat de grootouders worden belast met de gezamenlijke voogdij. Daarnaast is de Raad van mening dat er momenteel geen mogelijkheden zijn tot contact door de persoonlijke problemen van de ouders en de kwetsbare positie van [minderjarige] tussen de betrokkenen. De Raad heeft grote twijfels of ouders structuur in hun leven kunnen aanbrengen. Tijdens het huisbezoek aan de ouders viel het onverzorgde huis op maar ook het functioneren van de ouders in negatieve zin. De wens van de ouders is contact met [minderjarige] . Dit zal veel tijd en energie van de ouders vragen en een aanpassing van hun leefwijze en dit kan volgens de Raad op dit moment niet van de ouders verwacht worden. Voorwaarde voor contact is intensieve hulpverlening bij ouders in de thuissituatie en dat er zicht komt op het mogelijk middelengebruik van de ouders. De Raad adviseert om de grootouders met de gezamenlijke voogdij over [minderjarige] te belasten.
4.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.4.
Het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de grootmoeder is destijds gebaseerd op artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 1:253v lid 3 BW jo. artikel 1:253n BW kan de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de omstandigheden sinds de beschikking van 4 augustus 2014 zijn gewijzigd. Sinds augustus 2016 heeft moeder [minderjarige] niet meer gezien en is zij niet meer beschikbaar om samen met de grootmoeder belangrijke beslissingen in het leven van [minderjarige] te nemen.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a lid 1 BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren dreigt te raken en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Nu gebleken is dat er geen contact is tussen de grootmoeder en de moeder en zij derhalve niet in gezamenlijk overleg beslissingen over [minderjarige] kunnen nemen, is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de grootmoeder en de moeder. Gebleken is dat de moeder geen verantwoordelijkheid kan nemen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zodat voor gezag geen plaats is. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt.
Aan de voorwaarden van artikel 1:253v lid 3 BW is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De vader van [minderjarige] is als belanghebbende aangemerkt en hij heeft de mogelijkheid gehad om een verzoek voor gezag over [minderjarige] in te dienen. Een verzoek hiertoe is niet ingediend en de vader is ter zitting, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd dient te worden en uitsluitend aan de grootmoeder toekomt.
4.5.
Ingevolge artikel 1:245 lid 3 BW dient de grootmoeder vervolgens als voogd te worden aangemerkt en kan zij op grond van artikel 1:282 lid 1 BW met een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat een verzoek tot gezamenlijke voogdij doen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek van de grootouders toegewezen dient te worden. [minderjarige] behoort sinds de geboorte tot het gezin van de grootouders en hij wordt door zijn grootouders opgevoed. Het is in het belang van [minderjarige] dat zijn grootouders beiden tot voogd worden benoemd.
4.6.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
4.7.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
inzake zaaknummers C/08/204897 / FA RK 17-1728 en C/08/210359 / FA RK 17-2760:
5.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende 1] , geboren te [geboorteplaats] op [1985] over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2010] ;
5.2.
benoemt [verzoekster] , geboren te [geboorteplaats] op [1965] , en [verzoeker] , geboren te [geboorteplaats] op [1964] , tot voogd over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2010] ;
5.3.
draagt de griffier op krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo ter attentie van het centraal gezagsregister, niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. W.M.B. Elferink, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2018 in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Heerdink, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.