ECLI:NL:RBOVE:2018:2883

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
08.953075-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door klusjesman in Zwolle met valse hoedanigheid en vooruitbetalingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige klusjesman uit Zwolle, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft zich voorgedaan als bonafide klusjesman en heeft meerdere slachtoffers benadeeld door hen te laten betalen voor werkzaamheden die hij niet of niet volledig heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode zijn diensten als klusjesman aanbood, waarbij hij vaak een aanbetaling vroeg voor materiaalkosten. Na ontvangst van de aanbetaling voldeed hij niet aan zijn verplichtingen en was hij voor de slachtoffers onbereikbaar. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast moet hij schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers, die in totaal meer dan 13.600 euro bedragen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte door zijn handelen niet alleen financieel nadeel heeft veroorzaakt, maar ook het vertrouwen in de oprechtheid van ondernemers heeft geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.953075-15 (P)
Datum vonnis: 9 augustus 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.M. Stad en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte gedurende een langere periode, meermalen, zijn diensten als klusjesman aan particulieren heeft aangeboden, waarna verdachte met die personen een prijs overeen is gekomen, waarvan de aanbetaling meestal contant aan verdachte is betaald, telkens zonder dat verdachte de betreffende diensten overeenkomstig de gemaakte afspraken heeft geleverd.
Daarnaast wordt verdachte ervan verdacht een aantal goederen te hebben besteld zonder dat hij daarvan de rekening heeft betaald.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks 12 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015 te Zwolle, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een hoeveelheid geld (euro 2.518,35), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-zich ten overstaande van die [slachtoffer 1] voorgedaan als bonafide/vakbekwaam
dakdekkerklusjesman/vakman en/of werknemer/eigenaar van (een niet (meer)
bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of
-ten overstaande van die [slachtoffer 1] heeft gezegd/medegedeeld dat de goten van
het huis van die [slachtoffer 1] en slecht uitzagen en/of
-ten overstaande van die [slachtoffer 1] gezegd/medegedeeld dat hij die goten wel
wilde maken/repareren voor een bedrag van euro 850,-, althans een hoeveelheid
geld en/of
-een rekening, althans een geschrift, afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en/of
-ten overstaande van die [slachtoffer 1] een (contante) aanbetaling/vooruitbetaling
heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) en/of
-aan die [slachtoffer 1] een prijsopgaaf heeft overhandigd (ten bedrage van euro 1.668,35) en/of ten overstaande van die [slachtoffer 1] heeft gezegd/medegedeeld dat die rekening contant betaald diende te worden ten behoeve van voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden en/of -ten overstaande van de [slachtoffer 1] aan te (laten) geven dat hij ziek was (als hij (zoals zo vaak) niet verscheen voor een (reeds (aan)betaalde klus) waardoor voornoemde [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) (PV pag. 168);
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
2.
hij in of omstreeks 28 september 2015 tot en met 5 oktober 2015 te Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een hoeveelheid geld (euro l,800,- (achttienhonderd euro)), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-zich ten overstaande van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] voorgedaan als bonafide/vakbekwaam dakdekker/schilder/klusj esman/vakman en/of werknemer/eigenaar van (een niet (meer) bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , en/of
-ten overstaande van voornoemde personen heeft aangeboden de platen van een carport (welke nog van asbest zouden zijn) te vervangen en/of
-ten overstaande van voornoemde personen een offerte heeft gemaakt voor het schilderen van de carport en vervangen van de asbestplaten door nieuwe platen voor een bedrag van euro 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) en/of
-ten overstaande van voornoemde personen heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) dat er een aanbetaling gedaan moest worden van euro 1,800,- (achttienhonderd euro)voor nog uit te voeren werkzaamheden en/of
-kaartjes afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] en/of Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en/of kaartjes van [schildersbedrijf] en/of
-ten overstaande van voornoemde personen heeft toegezegd/beloofd dat - nadat de
oude (asbest)platen waren verwijderd- deze platen op 5 oktober 2015 zouden worden afgevoerd naar de ROVA) waardoor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte (PV pag. 205);
art 47 lid 1, ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
3.
hij in of omstreeks 9 september 2015 tot en met 9 december 2015 te Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of liet teniet doen van een inschuld, te weten een hoeveelheid geld (euro l.250,- (twaalfhonderdvijftig euro)), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-ten overstaande van die [slachtoffer 5] voorgedaan als bonafide/vakbekwaam schilder/klusjesman/vakman en/of eigenaar van (een niet (meer) bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of -ten overstaande van die [slachtoffer 5] heeft (toe)gezegd/beloofd/aangenomen
schilderswerkzaamheden en/of herstelwerkzaamheden aan de dakgoot en/of het dak van de woning van die [slachtoffer 5] zou verrichten (omdat deze verrot zou zijn volgens verdachte) en/of
-ten overstaande van die [slachtoffer 5] afgesproken (via whattsapp) dat hij die
schilderswerkzaamheden wel wilde verrichten en/of de dakgoot en/of het dak wel wilde maken/repareren voor een bedrag van (in totaal) euro 1.250,- (twaalfhonderdvijftig euro), althans een hoeveelheid geld en/of
-een rekening, althans een geschrift, afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en/of
-van die [slachtoffer 5] (het overmaken/overschrijven van) een aanbetaling/vooruitbetaling heeft gevraagd/geëist voor materiaalkosten van euro 1.250,- (twaaifhonderdenvijftig euro) en/of
-(telkens) als die [slachtoffer 5] aan verdachte vroeg wanneer hij zou gaan beginnen aan de klus heeft medegedeeld/gezegd aan die [slachtoffer 5] dat hij die [slachtoffer 5] erg matste/tegemoet kwam in/met de (arbeids)kosten en/of dat hij op 13 september 2016 aan die [slachtoffer 5] mailt dat hij -verdachte- op 18 september 2015 bij die [slachtoffer 5] zal zijn en/of dat de materialen worden geleverd en/of
-ten overstaande van de [slachtoffer 5] aan te (laten) geven dat hij ziek was (als hij (zoals zo vaak) niet verscheen voor een (reeds (aan)betaalde klus) en/of
-tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd/medegedeeld/beloofd dat hij in de nieuwe week zou komen voor de klus en/of dat het wel goed zou komen met de klus en/of dat hij bij zijn moeder in het ziekenhuis was en/of dat zijn moeder en hartinfarct had gehad, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte (PV pag. 248)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
4.
hij in of omstreeks 5 maart 2014 tot en met 3 februari 2016 te Zwolle, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] (pag. 178) en/of [slachtoffer 7] (pag. 190) en/of [slachtoffer 8] (pag. 263) en/of [slachtoffer 9] (pag. 271) en/of [slachtoffer 10] (pag. 282) en/of [slachtoffer 11] (pag. 299) en/of [slachtoffer 12] (pag. 309)
-(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van meerdere, althans een, hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-zich ten overstaande van voornoemde personen voorgedaan als bonafide/vakbekwaam dakdekker/schilder/klusjesman/glazenwasser/tuinman/vakman en/of werknemer/eigenaar van (een niet (meer) bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , en/of
-kaartjes afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] en/of Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en/of kaartjes van [schildersbedrijf] en/of
-zich ten overstaande van voornoemde [slachtoffer 11] uitgegeven voor [alias verdachte]
en/of
- (telkens) een aanbetaling/vooruitbetaling gevraagd/geëist (en ontvangen) voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden, (welke verdachte vaak niet uitvoert en/of niet afmaakt terwijl daar al wel voor is betaald) en/of
-ten overstaande van voornoemde personen heeft gezegd medegedeeld dat verdachte een beginnend bedrijf is en niet alles voor kan schieten (en dus vooruitbetaling/aanbetaling vraagt) en/of dat hij -verdachte- zelf al een keer zou zijn opgelicht door mensen die hem werk hadden laten verrichten, die dat achteraf niet konden betalen en/of
-(telkens) ten overstaande van genoemde personen (al dan niet op verzoek) beloven/toezeggen dat verdachte verf en/of materiaal van een bepaald (goed) merk en/of bij een bepaald(e) (gerenommeerd(e)) bedrijf/firma zou kopen/bestellen/gebruiken en/of
-aan te geven dat hij in scheiding lag (als hij (zoals zo vaak) niet verscheen voor een (reeds (aan)betaalde klus) waardoor voornoemde [slachtoffer 6] (pag. 178) en/of [slachtoffer 7] (pag. 190) en/of [slachtoffer 8] (pag. 263) en/of [slachtoffer 9] (pag. 271) en/of [slachtoffer 10]
(pag. 282) en/of [slachtoffer 11] (pag. 299) en/of [slachtoffer 12] (pag. 309)
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
5.
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2015 tot en met 30 november 2015 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, immers hebben verdachte en zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht van de na te noemen (rechs)personen, te weten:
-in of omstreeks voornoemde periode in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland 2 (twee) taarten (in totaal ten bedrage van euro 84,-) bij [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 6] te Zwolle (PV pag.l78) en/of
-op of omstreeks 17 april 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, 2 (twee) (complete) maaltijden (a euro 59,30 totaal) bij [bedrijf 2] en/of [slachtoffer 13] te Zwolle (PV pag. 231) en/of
-op of omstreeks 25 april 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, 2 (vier) (complete) maaltijden fa euro 73,35 totaal) bij [bedrijf 2] en/of [slachtoffer 13] te Zwolle (PV pag. 231) en/of
-op of omstreeks 5 september 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, 50 (vijftig) gesorteerde gebakjes (in totaal ten bedrage van euro 105,70) bij banketbakkerij [bedrijf 3] en/of [slachtoffer 14] te Zwolle (PV pag. 244) en/of
-op of omstreeks 21 augustus 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid sportkleding (ten bedrage van euro 940,-) bij sportwinkel [bedrijf 4] en/of [slachtoffer 15] te Zwolle (PV pag. 210);
art 326a Wetboek van Strafrecht.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling gevorderd voor de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten nu hij die feiten wettig en overtuigend bewezen acht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 5 vrijspraak bepleit.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde daartoe aangevoerd dat noch het oogmerk van wedderrechtelijke toe-eigening, noch enig oplichtingsmiddel waardoor gedupeerden zouden zijn bewogen tot de afgifte van geld, bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de intentie heeft gehad niet voor de bestelde goederen te betalen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
T
en aanzien van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde (periode 5 maart 2014 tot en met 3 februari 2016).
De rechtbank overweegt dat volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad het enkele zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de dienst te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid oplevert.
Voor het aannemen van een valse hoedanigheid is relevant of de presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen om daarvan misbruik te maken.
Verder volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat uitingen die bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen, als samenweefsel van verdichtsels zijn aan te merken, als deze zijn gebaseerd op meer dan een enkele leugenachtige mededeling. Voor een antwoord op de vraag of uit door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot afgifte van een goed, als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad vloeit voorts voort dat zich gevallen kunnen voordoen waarin hetzelfde gedrag van de verdachte meebrengt dat meerdere oplichtingsmiddelen zijn gebezigd. In dat geval kan dit gedrag als het bezigen van meer dan een oplichtingsmiddel worden ten laste gelegd en bewezenverklaard; daarbij hoeft de rechtbank niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is (bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889).
In de onderhavige zaak acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
- Verdachte heeft zich in de hoedanigheid van bonafide klusjesman gepresenteerd aan cliënten om hun dakgoten en daken te repareren, asbestplaten van carports te vervangen, tuinwerkzaamheden te verrichten en schilderwerkzaamheden ter hand te nemen.
- Verdachte heeft aangeboden de diverse diensten te leveren voor redelijke prijzen en heeft daarbij potentiële cliënten ook actief benaderd door bij particuliere bewoners aan te bellen en zijn diensten aan te bieden.
- Verdachte heeft zich daarbij gepresenteerd onder zijn eigen naam en hij heeft gebruik gemaakt van zijn eigen telefoonnummer (zonder voicemail) en bankrekeningnummer.
- Verdachte heeft aan de betreffende aangevers rekeningen en/of visitekaartjes afgegeven waarop stond vermeld " [bouwbedrijf 1] ” of “ [schoonmaakbedrijf 1] ” gevestigd aan de [adres 1] te Zwolle met het emailadres van een ander. Ook is door verdachte de naam [bouwbedrijf 2] vof te Deventer genoemd (aangifte [slachtoffer 10] ).
- uit onderzoek blijkt dat het [bouwbedrijf 2] met handelsnaam [schoonmaakbedrijf 1] vanaf 30 december 2014 bij de Kamer van Koophandel is uitgeschreven.
- Verdachte heeft een visitekaartje aan één van de aangevers overhandigd van “ [schildersbedrijf] ” terwijl dit bedrijf niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
- Verdachte heeft de aangevers in de meeste gevallen ertoe bewogen om een contante, en in een aantal gevallen een tweede, een derde en een vierde contante aanbetaling te doen.
- Verdachte heeft de aangeboden klussen, waarvoor een (forse) aanbetaling was gedaan door aangevers, niet afgemaakt.
- Verdachte hield geen agenda of administratie bij.
- Bij twee aangevers is tijdens werkzaamheden op het dak lekkage ontstaan.
- Verdachte heeft tijdens de werkzaamheden diverse malen verstek laten gaan door zonder bericht niet te verschijnen op de afgesproken data.
- Verdachte heeft aan diverse aangevers de - niet ingeloste - belofte gedaan dat de klus zou worden afgemaakt.
- Verdachte heeft geen respons gegeven op telefoontjes en/of tekstberichten toen de werkzaamheden niet werden afgemaakt. Ergo: verdachte was voor zijn cliënten niet meer bereikbaar.
- Verdachte heeft meermalen andere – lees: goedkopere - dan de ten tijde van de aanbetalingsbesprekingen besproken materialen aangeschaft.
- Verdachte is bij twee aangevers, na het begin van de werkzaamheden, weggestuurd vanwege ondeugdelijk werk.
- Aangevers die de locatie [adres 1] te Zwolle hebben bezocht, kregen van de receptioniste te horen dat het bedrijf van verdachte sinds april 2015 daar niet meer was gevestigd.
- Nadat verdachte door de politie was aangehouden heeft verdachte met de politie schriftelijke afspraken gemaakt teneinde een aantal werkzaamheden af te ronden. Verdachte heeft zich hier niet aan gehouden.
- De aanbetalingen, noch de aangeschafte materialen zijn door de verdachte aan de aangevers geretourneerd c.q. overgedragen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij in 2015 een moeilijke periode doormaakte omdat zijn vrouw hem in 2015 met de twee kinderen heeft verlaten en dat daardoor zijn wereld instortte. Verdachte is naar eigen zeggen toen aan de drank geraakt en kon de overeengekomen klussen niet meer overzien. Verdachte heeft verklaard dat veel reclamaties hem niet hebben bereikt. Dit als gevolg van het feit dat zijn telefoon vaak niet goed werkte, dat hij geen voicemail had omdat hij dat vervelend vond en dat zijn vrouw op een slordige wijze de administratie deed, aldus verdachte.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij nooit de intentie heeft gehad aangevers op te lichten maar dat hij het overzicht niet meer had door privéproblematiek.
Verdachte heeft tot slot verklaard voornemens te zijn de geldbedragen aan aangevers te retourneren.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of hier sprake is van slecht ondernemerschap of van oplichting.
De rechtbank overweegt dat de handelingen van verdachte, zoals hier voornoemd, getuigen van een patroon waarbij door verdachte telkens de volgende modus operandi wordt gehanteerd.
Verdachte belt aan bij een huis en biedt zijn diensten aan als klusjesman. De klusjes variëren van het aanbieden van schilderwerkzaamheden, de tuin opknappen, het vervangen van platen op een carport en daken en dakgoten repareren. Een aantal werkzaamheden komen pas ter sprake als men voor de eerste klus, bijvoorbeeld het huis schilderen, overeenstemming heeft bereikt.
Verdachte en aangevers komen dan een redelijke prijs overeen en aangevers betalen desgevraagd een (forse) contante aanbetaling voor de aanschaf van de materialen. Verdachte geeft aan het merendeel van zijn cliënten een visitekaartje af van bedrijven die òf zijn uitgeschreven uit het handelsregister òf feitelijk niet (meer) op het genoemde adres zijn gevestigd.
Als verdachte dan aan zijn werkzaamheden begint, merkt verdachte andere gebreken op, bijvoorbeeld dat een dak lek zou zijn, en biedt hij aan dit ook te repareren.
Wederom wordt er dan door verdachte een (contante) aanbetaling gevraagd.
Nadat verdachte de werkzaamheden is begonnen komt hij afspraken niet na. Als aangevers hem daarop aanspreken dan geeft hij als excuus op dat er privé bij hem het één en ander speelt. Hij belooft echter de werkzaamheden af te ronden.
Verdachte laat zich echter niet meer zien en is ook telefonisch niet meer bereikbaar voor de aangevers. Als de aangevers kenbaar maken dat zij hun aanbetaling en/of de aangeschafte materialen terug willen dan zegt verdachte dit toe, maar komt deze belofte steeds niet na. In spreekwoordelijke termen: telkens als de aangever netjes de boter heeft afgegeven, verzuimt verdachte met de bijbehorende vis op de proppen te komen.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven gang van zaken zich niet laat verklaren door zgn. slecht ondernemerschap. Gedurende een lange periode (twee jaren) heeft verdachte keer op keer dezelfde ‘wisseltruc’ toegepast. Een werkwijze die telkens uiterst lucratief was voor verdachte en die, eveneens telkens, de aangever(s) tekortgedaan achterliet. Effecten die, naar de rechtbank – alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend – wettig en overtuigend bewezen acht, verdachte niet slechts niet kunnen zijn ontgaan, maar die door verdachte welbewust werden nagestreefd en waartoe door hem de hiervoor beschreven en hierna nader te kwalificeren oplichtingsmiddelen opzettelijk werden aangewend.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij met aangevers te goeder trouw de overeenkomsten is aangegaan dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte op voor aangevers volstrekt onverdachte wijze diensten heeft aangeboden en door gebruikmaking van zijn werkelijke naam en telefoonnummer en het overleggen van een visitekaartje met vermelding van een adres op het bedrijvenpark in Zwolle alsook het afspreken van een redelijke prijs, de indruk heeft gewekt dat hij met open vizier handelde en traceerbaar was.
Kopers werden door voornoemde handelingen bewogen een overeenkomst te sluiten en hun eigen verplichting, het doen van een contante aanbetaling (niet ongebruikelijk in deze branche), na te komen.
De verdachte heeft aldus op valse wijze gebruik gemaakt van het gangbare handelspatroon, op basis van welk patroon de betrokken gedupeerden mochten verwachten dat de verdachte de diensten en goederen voor de afgesproken prijs en op de afgesproken wijze zou leveren.
De vertrouwenwekkende aard, het aantal en het elkaar versterkende karakter van de onware mededelingen en daarbij aansluitende misleidende visitekaartjes, alsook het gegeven dat deze tot particuliere personen waren gericht maken dat verdachtes handelingen tezamen naar het oordeel van de rechtbank naast het aannemen van een valse hoedanigheid tevens moeten worden gekwalificeerd als een “samenweefsel van verdichtsels” als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij vorenstaande kwalificatie tevens betrokken dat de aangevers naar het oordeel van de rechtbank in hun verkeer met de verdachte hebben gehandeld met de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid om zich niet (te) lichtvaardig te laten bedriegen. Zij hebben immers niet reeds op basis van de enkele verklaring van verdachte besloten hun betaling te doen, doch eerst pas nadat verdachte hen had overtuigd (al dan niet met foto’s) dat de werkzaamheden noodzakelijk waren. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de door de verdachte voorgestelde aanneemsom zodanig is dat niet reeds om die reden voor de aangevers een verdergaande onderzoeksplicht gold.
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte zowel door het aannemen van een valse hoedanigheid (namelijk die van bonafide klusjesman) als door gebruikmaking van een samenweefsel van verdichtsels aangevers heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag en dat hij zich aldus schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde oplichting.
De rechtbank acht het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde, met uitzondering van het medeplegen, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde (periode 27 juli 2015 tot en met 30 november 2015).
Voor bewezenverklaring van flessentrekkerij als bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om zich of een ander de beschikking over gekochte goederen te verzekeren zonder volledige betaling. Dat oogmerk kan onder omstandigheden worden afgeleid uit het feit dat de verdachte in meerdere gevallen niet heeft betaald.
Van oogmerk is bijvoorbeeld al sprake, indien de koper - niettegenstaande het besef niet te zullen kunnen betalen - toch goederen op krediet blijft kopen.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden komt naar voren dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 27 juli 2015 tot en met 30 november 2015
diverse goederen, te weten: twee taarten; twee complete maaltijden; 50 gesorteerde gebakjes en een grote hoeveelheid sportkleding op rekening heeft gekocht, telkens zonder de rekening te voldoen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de rekeningen tot op heden niet heeft voldaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet op de hoogte was van de omstandigheid dat er rekeningen waren verstuurd en niet waren betaald omdat hij er van uitging dat zijn(ex)vrouw de rekeningen zou betalen. Zijn vrouw haalde volgens hem elke dag de post op aan het adres [adres 1] te Zwolle.
Na de scheiding van zijn vrouw kon de verdachte de rekeningen niet meer betalen vanwege financiële problemen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet de intentie heeft gehad de rekeningen niet te voldoen.
De verdachte erkent de taarten, twee complete maaltijden, 50 gebakjes en de sportartikelen te hebben besteld. De verdachte ontkent de tweede bestelling bij [bedrijf 2] te hebben geplaatst. De verdachte heeft verklaard dat meerdere mensen van zijn bedrijf een bestelling hebben kunnen plaatsen onder zijn naam.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de handeling onder het derde gedachtestreepje, te weten de tweede bestelling bij [bedrijf 2] , aan verdachte kan worden toegerekend nu het dossier noch de bevindingen gedurende het onderzoek ter terechtzitting daarvoor voldoende aanknopingspunten bieden.
De rechtbank zal de verdachte van dit gedeelte van het onder 5 tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank overweegt voorts dat de rekeningen voor de maaltijden, de gebakjes en de sportkleding verstuurd zijn naar [schoonmaakbedrijf 2] en/of [schoonmaakbedrijf 1] aan de [adres 1] te Zwolle. Uit het dossier is de rechtbank echter gebleken dat het bedrijf van verdachte toen al, namelijk vanaf april 2015, niet meer feitelijk op dat adres was gevestigd.
Aan [slachtoffer 6] van [bedrijf 1] , alwaar verdachte twee taarten heeft afgenomen, heeft verdachte, in antwoord op de vraag of hij de eerste taart wilde betalen, aangegeven dat zij niet in paniek moest raken en dat hij de rekening zou betalen. Tot op heden heeft verdachte de openstaande facturen niet betaald.
De rechtbank overweegt vervolgens dat zij de verklaringen van verdachte omtrent zijn onwetendheid inzake de rekeningen ongeloofwaardig acht nu verdachte erkent de bestellingen te hebben geplaatst en hij, volgens het normale handelsverkeer, er vanuit mocht gaan dat er een factuur zou worden verzonden.
De verdachte heeft echter de facturen naar zijn bedrijfsadres laten sturen terwijl hij wist dat zijn bedrijf daar feitelijk niet meer was gevestigd en hij daar ook niet meer aanwezig was.
Door op deze wijze te handelen kan naar het oordeel van de rechtbank het oogmerk om de bestelde goederen niet te betalen, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachtes verklaring dat hij erop vertrouwde dat zijn vrouw de rekeningen zou betalen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte goederen heeft aangeschaft met het oogmerk deze goederen niet of niet geheel te betalen (flessentrekkerij).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in of omstreeks 12 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015 te Zwolle, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld
(euro 2.518,35), hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid
-zich ten overstaande van die [slachtoffer 1] voorgedaan als bonafide/vakbekwaam
dakdekker/klusjesman/vakman en/of werknemer/eigenaar van (een niet (meer)
bestaand) [bouwbedrijf 1] en
-ten overstaande van die [slachtoffer 1] heeft gezegd/medegedeeld dat de goten van
het huis van die [slachtoffer 1] en slecht uitzagen en
-ten overstaande van die [slachtoffer 1] gezegd/medegedeeld dat hij die goten wel
wilde maken/repareren voor een bedrag van euro 850,-, en
-een rekening, althans een geschrift, afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en
-ten overstaande van die [slachtoffer 1] een (contante) aanbetaling/vooruitbetaling
heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) en
-aan die [slachtoffer 1] een prijsopgaaf heeft overhandigd (ten bedrage van euro 1.668,35) en ten overstaande van die [slachtoffer 1] heeft gezegd/medegedeeld dat die rekening contant betaald diende te worden ten behoeve van voor materiaalkosten en nog uit te voeren werkzaamheden waardoor voornoemde [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) (PV pag. 168).
2.
hij in of omstreeks 28 september 2015 tot en met 5 oktober 2015 te Zwolle, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (euro l,800,- (achttienhonderd euro)), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid
-zich ten overstaande van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] voorgedaan als bonafide/vakbekwaam dakdekker/schilder/klusjesman/vakman en/of werknemer/eigenaar van (een niet (meer) bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , en
-ten overstaande van voornoemde personen heeft aangeboden de platen van een carport (welke nog van asbest zouden zijn) te vervangen en
-ten overstaande van voornoemde personen een offerte heeft gemaakt voor het schilderen van de carport en vervangen van de asbestplaten door nieuwe platen voor een bedrag van euro 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) en
-ten overstaande van voornoemde personen heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) dat er een aanbetaling gedaan moest worden van euro 1,800,- (achttienhonderd euro)voor nog uit te voeren werkzaamheden en
-kaartjes afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] en/of Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en/of kaartjes van [schildersbedrijf] en
-ten overstaande van voornoemde personen heeft toegezegd/beloofd dat - nadat de
oude (asbest)platen waren verwijderd- deze platen op 5 oktober 2015 zouden worden afgevoerd naar de ROVA) waardoor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte (PV pag. 205).
3.
hij in of omstreeks 9 september 2015 tot en met 9 december 2015 te Zwolle, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (euro l.250,- (twaalfhonderdvijftig euro)), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven valselijk en in strijd met de waarheid
-ten overstaande van die [slachtoffer 5] voorgedaan als bonafide/vakbekwaam schilder/klusjesman/vakman en/of eigenaar van (een niet (meer) bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of -ten overstaande van die [slachtoffer 5] heeft (toe)gezegd/beloofd/aangenomen
schilderwerkzaamheden en/of herstelwerkzaamheden aan de dakgoot en het dak van de woning van die [slachtoffer 5] zou verrichten (omdat deze verrot zou zijn volgens verdachte) en/of
-ten overstaande van die [slachtoffer 5] afgesproken (via whattsapp) dat hij die
schilderwerkzaamheden wel wilde verrichten en de dakgoot en het dak wel wilde maken/repareren voor een bedrag van (in totaal) euro 1.250,- (twaalfhonderdvijftig euro), althans een hoeveelheid geld en
-een rekening, althans een geschrift, afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en
-van die [slachtoffer 5] (het overmaken/overschrijven van) een aanbetaling/vooruitbetaling heeft gevraagd/geëist voor materiaalkosten van euro 1.250,- (twaalfhonderdenvijftig euro) en
-(telkens) als die [slachtoffer 5] aan verdachte vroeg wanneer hij zou gaan beginnen aan de klus heeft medegedeeld/gezegd aan die [slachtoffer 5] dat hij die [slachtoffer 5] erg matste/tegemoet kwam in/met de (arbeids)kosten en dat hij op 13 september 2015 aan die [slachtoffer 5] mailt dat hij -verdachte- op 18 september 2015 bij die [slachtoffer 5] zal zijn en dat de materialen worden geleverd en
-ten overstaande van de [slachtoffer 5] aan te (laten) geven dat hij ziek was (als hij (zoals zo vaak) niet verscheen voor een (reeds (aan)betaalde klus) en
-tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd/medegedeeld/beloofd dat hij in de nieuwe week zou komen voor de klus en dat het wel goed zou komen met de klus en dat hij bij zijn moeder in het ziekenhuis was en dat zijn moeder en hartinfarct had gehad, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte (PV pag. 248).
4.
hij in of omstreeks 5 maart 2014 tot en met 3 februari 2016 te Zwolle, meermalen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] (pag. 178) en
[slachtoffer 7] (pag. 190) en [slachtoffer 8] (pag. 263) en [slachtoffer 9] (pag. 271) en [slachtoffer 10] (pag. 282) en [slachtoffer 11] (pag. 299) en [slachtoffer 12] (pag. 309)
-(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van meerdere, althans een, hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid
-zich ten overstaande van voornoemde personen voorgedaan als bonafide/vakbekwaam dakdekker/schilder/klusjesman/glazenwasser/tuinman/vakman en/of werknemer/eigenaar van (een niet (meer) bestaand) [bouwbedrijf 1] en/of schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , en
-kaartjes afgegeven waarop staat [bouwbedrijf 1] en/of Schoonmaakbedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] (terwijl dit bedrijf daar niet (meer) is gevestigd) en kaartjes van [schildersbedrijf] en
- (telkens) een aanbetaling/vooruitbetaling gevraagd/geëist (en ontvangen) voor materiaalkosten en nog uit te voeren werkzaamheden, (welke verdachte vaak niet uitvoert en/of niet afmaakt terwijl daar al wel voor is betaald) en
-ten overstaande van voornoemde personen heeft gezegd medegedeeld dat verdachte een beginnend bedrijf is en niet alles voor kan schieten (en dus vooruitbetaling/aanbetaling vraagt) en dat hij -verdachte- zelf al een keer zou zijn opgelicht door mensen die hem werk hadden laten verrichten, die dat achteraf niet konden betalen en
-(telkens) ten overstaande van genoemde personen (al dan niet op verzoek) beloven/toezeggen dat verdachte verf en materiaal van een bepaald (goed) merk en bij een bepaald(e) (gerenommeerd(e)) bedrijf/firma zou kopen/bestellen/gebruiken en
-aan te geven dat hij in scheiding lag (als hij (zoals zo vaak) niet verscheen voor een (reeds (aan)betaalde klus) waardoor voornoemde [slachtoffer 6] (pag. 178) en [slachtoffer 7] (pag. 190) en [slachtoffer 8] (pag. 263) en [slachtoffer 9] (pag. 271) en
[slachtoffer 10] (pag. 282) en [slachtoffer 11] (pag. 299) en [slachtoffer 12] (pag. 309)
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).
5.
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2015 tot en met 30 november 2015 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, immers heeft verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht van de na te noemen (rechts)personen, te weten:
-in of omstreeks voornoemde periode in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland 2 (twee) taarten (in totaal ten bedrage van euro 84,-) bij [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 6] te Zwolle (PV pag. l78) en
-op of omstreeks 17 april 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, 2 (twee) (complete) maaltijden á euro 59,30 totaal) bij [bedrijf 2] en/of [slachtoffer 13] te Zwolle (PV pag. 231) en
-op of omstreeks 5 september 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, 50 (vijftig) gesorteerde gebakjes (in totaal ten bedrage van euro 105,70) bij banketbakkerij [bedrijf 3] en/of [slachtoffer 14] te Zwolle (PV pag. 244) en
-op of omstreeks 21 augustus 2015 te Zwolle, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid sportkleding (ten bedrage van euro 940,-) bij sportwinkel [bedrijf 4] en/of [slachtoffer 15] te Zwolle (PV pag. 210).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 tot en met 4 telkens,
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd
feit 5
het misdrijf:
een beroep/gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met aftrek van de periode die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren met toezicht door de Reclassering en met de door de Reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsvrouw een werkstraf met daarnaast een voorwaardelijke straf met de door de Reclassering genoemde voorwaarden bepleit.
De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat het relatief oude feiten betreft en haar cliënt een positieve ontwikkeling doormaakt en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die ontwikkeling zal doorkruisen of teniet zal doen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Uit de rapportage van de Reclassering d.d. 22 januari 2018 valt het volgende op te maken.
Verdachte heeft mogelijk/enig gebrek aan zelfinzicht. Ondanks dat betrokkene eerder voor oplichting (onherroepelijk) is veroordeeld, blijft hij van mening dat het niet aan hemzelf ligt maar aan de omstandigheden (bijvoorbeeld relatieproblemen). Hij lijkt onvoldoende te beseffen wat zijn eigen aandeel is, nu en eerder. De Reclassering vermoedt een beneden gemiddelde intelligentie.
Sinds verdachte een nieuwe relatie (2015) heeft, lijkt het inzicht te zijn gegroeid dat hij in loondienst moet gaan werken en moet gaan puinruimen. Hij lijkt zich meer open te stellen voor hulpverlening en is akkoord gegaan met het aanvragen van beschermingsbewind.
Het recidiverisico wordt (o.b.v. de beschikbare informatie) ingeschat als matig. In het verleden is er ook hulpverlening geweest (vrijwillig en gedwongen) maar dit heeft niet geleid tot het voorkomen van recidive. De frequentie van delictplegingen is wel afgenomen in vergelijking met de periode 2008-2015 maar recidive kan voorlopig niet worden uitgesloten. Een beschermingsbewind en het leren nadenken over gevolgen van handelen, zal vermoedelijk beschermend zijn.
De Reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet de aangewezen strafmodaliteit nu die de stappen die reeds door verdachte zijn gezet (schuldsanering), zal doorkruisen en de voorzichtig positieve ontwikkelingen bij verdachte teniet zal doen. Vanwege eerdere mislukte pogingen tot sanering en hulpverlening adviseren zij een langere proeftijd zodat de kans van slagen toeneemt.
De Reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht; deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden; alsmede andere bijzondere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten:
- de verplichting om mee te werken aan beschermingsbewind;
- de verplichting contact te houden met het sociaal wijkteam of een soortgelijke organisatie, zulks ter beoordeling van de Reclassering en zolang de Reclassering dit nodig acht;
- de verplichting contact houden met Spectrum Bewindvoering of een soortgelijke organisatie, zulks ter beoordeling van de Reclassering en zolang de Reclassering dit nodig acht;
- de verplichting om zich in te zetten voor het vinden en behouden van werk in loondienst;
- het verbod een eigen bedrijf op te starten en/of te hebben.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij herhaling bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Daarmee berokkent verdachte zijn slachtoffers direct emotioneel – in de zin van geschonden vertrouwen – en financieel nadeel, maar doet hij ook meer algemeen afbreuk aan het vertrouwen dat de burger in het kader van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen.
Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent dit de verdachte, die eerder was gewaarschuwd, aan.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank tot slot meegewogen dat het feiten betreft die in 2015 zijn gepleegd en verdachte sindsdien niet meer met Justitie in aanraking is geweest.
Mede gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies zoals dat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de door de Reclassering benoemde bijzondere voorwaarden verbinden om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De navolgende slachtoffers hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
[slachtoffer 5] (feit 3)
 Materiële schade bestaande uit een aanbetaling van € 1.250,-.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 6] (feiten 4 en 5)
 Materiële schade bestaande uit een aanbetaling € 225,- en bestelling taarten € 84,-.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 7] (feit 4)
 Materiële schade bestaande uit een aanbetaling van € 3.700,-.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 9] (feit 4)
 Materiële schade bestaande uit een aanbetaling van € 1.785,95.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 10] (feit 4)
 Materiële schade bestaande uit aanbetalingen en reparatie van schade € 8.049,03.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 12] (feit 4)
 Materiële schade bestaande uit een aanbetaling van € 1.250,-.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
[bedrijf 2] (feit 5)
 Materiële schade bestaande uit bestelling van maaltijden € 132,65.
 Verzoek toepassing wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot het voornoemde totaalbedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de hierboven genoemde posten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 10] toe te wijzen tot een bedrag van € 4.929,81.
Ten aanzien van de overige vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd deze integraal toe te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt heeft de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting bepleit dat ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 10] en [slachtoffer 5] , de werkzaamheden die reeds door haar cliënt zijn verricht in mindering dienen te worden gebracht.
Ten aanzien van de overige vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsvrouw geen opmerkingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de door [slachtoffer 10] gevorderde materiële schade betreffende reparatiekosten tot een bedrag van € 2.779,22,-, het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de aanname van een causaal verband tussen de gevorderde reparatiekosten en het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 5, derde gedachtestreepje tenlastegelegde, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] tot een bedrag van € 73,35 niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelden partijen [slachtoffer 10] en [bedrijf 2] voor wat betreft de (overige) gevorderde materiële schade alsook de vorderingen van de overige benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade toewijzen tot het door hen gestelde bedrag, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de betreffende benadeelden door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade hebben geleden en de verdachte naar maatstaven van burgerlijk recht voor die schade aansprakelijk kan worden gesteld.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte het onder 1 tot en met 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 tot en met 4, telkens:
oplichting, meermalen gepleegd
feit 5:
een beroep/gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
183 (honderd en drie en tachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
180 (honderd en tachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, op de door de Reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- deelneemt aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
- verplicht meewerkt aan een beschermingsbewind;
- verplicht contact houdt met het sociaal wijkteam of een soortgelijke organisatie, zulks ter beoordeling van de Reclassering en zolang de Reclassering dit nodig acht;
- verplicht contact houdt met Spectrum Bewindvoering of een soortgelijke organisatie, zulks ter beoordeling van de Reclassering en zolang de Reclassering dit nodig acht;
- zich verplicht inzet voor het vinden en behouden van werk in loondienst en
- wordt verboden een eigen bedrijf op te starten en/of te hebben.
- draagt deze Reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderd en veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
4 maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen:
- [slachtoffer 5] een bedrag van €1.250,-, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf
9 december 2015;
- [slachtoffer 6] een bedrag van € 309,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016;
- [slachtoffer 7] een bedrag van € 3.700,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016;
- [slachtoffer 9] een bedrag van € 1.785,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016;
- [slachtoffer 10] een bedrag van € 5.269,81,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016;
- [slachtoffer 12] een bedrag van € 1.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016;
- [bedrijf 2] een bedrag van € 59,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2015;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis,
de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten
vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten
tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
  • ( [slachtoffer 5] ): € 1.250,-;
  • ( [slachtoffer 6] ): € 309,-;
  • ( [slachtoffer 7] ): € 3.700,-;
  • ( [slachtoffer 9] ): € 1.785,95;
  • ( [slachtoffer 10] ): € 5.269,81;
  • ( [slachtoffer 12] ): € 1.250,- en
  • ( [bedrijf 2] ): € 59,30, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals
  • hiervoor aangegeven ten behoeve van de benadeelden, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis:
  • ten aanzien van [slachtoffer 5] voor de duur van 22 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer 6] voor de duur van 6 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer 7] voor de duur van 47 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer 9] voor de duur van 27 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer 10] voor de duur van 61 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer 12] voor de duur van 22 dagen en
  • ten aanzien van [bedrijf 2] voor de duur van 1 dag,
- tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 10] voor een bedrag van € 2.779,22 en
[bedrijf 2] voor een bedrag van € 73,35 niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en
Mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL)600-2016085592 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [slachtoffer 1] d.d. 24 augustus 2015, pagina’s 168 tot en met 172.
(..)
Op woensdag 12 Augustus 2015 werd er rond 15.00 uur aan mijn deur gebeld. Ik deed open en er stond een man voor de deur die zich voorstelde als [verdachte] . [verdachte] vertelde mij dat het hem was opgevallen dat de dakgoot van mijn woning er
slecht uitzag. [verdachte] zei dat hij dat voor mij wilde maken. Ik moest dan een handgesçhreven rekening tekenen. Die rekening bestond uit een bedrag van 850 euro. Ik heb die rekening direct getekend.
(..)
Ik wilde het bedrag overmaken op het rekeningnummer dat op de rekening stond, maar ik moest contant betalen. Ik ben toen
naar een pinautomaat gegaan. Toen ik terug kwam heb ik [verdachte] betaald. Op die rekening staat [bouwbedrijf 1] , [adres 1] Zwolle.
(..)
Op donderdag 13 Augustus 2015 kwam [verdachte] terug. Dit was om ongeveer 10.30 uur. [verdachte] had toen weer een prijsopgave bij zich. Dit keer ging het om een bedrag van 1668.35 euro. En weer moest ik direct contant betalen. Dit moest omdat [verdachte] dan de spullen kon kopen die hij nodig had. Dit keer moest ik betalen voor het herstellen van het dak van mijn woning. Volgens [verdachte] was deze Dok in slechte staat.
Die middag, op donderdag 13 Augustus 2015, is [verdachte] op het dak van mijn woning eweest. Toen [verdachte] weer van het dak af was, kwam hij bij mij en liet mij foto’s zien van het dak. Ik zag niet veel op de foto’s, maar ik kon wel zien dat er gesneden was in het dakleer. Ik zei tegen [verdachte] dat hij dit weer dicht moest branden omdat het die nacht zou gaan regenen. Dit heeft [verdachte] niet gedaan.
De volgende ochtend, vrijdag 14 Augustus 2015, zag ik dat de wanden van mijn slaapkamer en het overloop drijfnat waren door lekkage. Ik ben toen heel boos geworden. Diezelfde ochtend kwam [verdachte] weer aan de deur. Op dat moment was er al
iemand op het dak om de schade te bekijken. Ik had hiervoor iemand gebeld, iemand die ik ken en een eigen bouwbedrijf heeft. Deze constateerde dat sommige delen van het dak inderdaad niet meer heel goed waren, maar dat het gedeelte dat [verdachte]
heeft gesneden nog wel goed was voor die tijd.
(..)
Ik heb [verdachte] die dag, vrijdag 14 Augustus 2015, ook verteld dat hij niet meer voor mij aan het werk hoefde. Ik zei [verdachte] dat ik mijn geld terug wilde of dat ik de materialen geleverd wilde hebben waarvoor ik al had betaald. Ik had een ultimatum gesteld, uiterlijk vrijdag 21 Augustus 2015 wilde ik het geld of de materialen.
(..)
Ik heb [verdachte] niet meer gezien of gesproken. Ik heb een totaalbedrag van 2518,35 euro contant aan [verdachte] betaald.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte met bijlagen, d.d. 10 december 2015, pagina’s 69 tot en met 93 (pagina 74).
(..)
V=Dakgootreparatie aan een woning aan de [adres 2] te Zwolle. Augustus 2015. Je
hebt contant een bedrag van 2518 euro ontvangen. Wat kun je hierover verklaren?
A= [naam 1] en ik waren bezig in de wijk Dieze, met reparatie van daken. Ik zag dat er
bij de voornoemde woning de houten gootplank niet goed was. Dat betrof een plank die totaal verrot was. Toen ik de ladder tegen deze boei had geplaatst, zag ik ook dat onder het dakleer de ondergrond aan planken naar boven stonden. Ik heb weer foto’s en filmpjes gemaakt en heb dit aan de bewoner laten zien.
(..)
V=Volgens het slachtoffer meneer [slachtoffer 1] , een man van bijna 70 jaar, stelde jij je voor als [verdachte] en schreef je een rekening uit op naam van [bouwbedrijf 1] , [adres 1] te Zwolle. Is het duidelijk waar het over gaat?
A=Al de beide bedrijven staan op de [adres 1] in Zwolle. Dat is toch ook logisch.
(..)
V=Waarom moest die man eerst 850 euro contant vooruit betalen?
A=Zo ik al eerder heb verklaard, omdat ik anders voor moest schieten.
V=Waarom bleek een dag later plotseling het platte dak van zijn woning ook lek was?
A=Dat is logisch, het dak was ook niet goed. Dat had ik al verteld.
(..)
V=Volgens het slachtoffer heb jij in het dak met een mes gesneden en had hij de volgende dag na een regenbui veel waterschade in de woning. Waarom wil je op deze wijze geld verdienen aan die arme man?
A=Ik heb een klein gedeelde open gemaakt bij een slechte plek, om de eigenaar te
laten zien en overtuigen dat het dak slecht was.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 december 2015, pagina’s 94 tot en met 100 (pagina 94).
(..)
“V=Wil je nog ergens op terugkomen?
A=Ja, de verklaring van gisteren over de [adres 2] . Het klopt dat ik in dat
dak met een mes gesneden heb.
(..)
Feit 2

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] d.d. 14 oktober 2015, pagina’s 205 tot en met 2019.
(..)
Op eerst genoemde datum en tijdstip kwam er een jonge man bij mij onder de carport van mijn woning. Deze man zag dat er op de carport nog asbest platen lagen en hij kon wel zorgen voor nieuwe platen. Hij beloofde dat hij de asbestplaten af zou voeren en dat er nieuwe door hem geplaatst zouden worden.
Ik heb toen met hem overlegd dat hij naar de buurvrouw, mevrouw [slachtoffer 3] op de
benedenverdieping zou gaan en dat hij dit met haar zou bespreken.
Ook heeft hij contact gezocht met de bovenbuurman de heer [slachtoffer 4] . De heer [slachtoffer 4] is
penningmeester van een onze VVE.
De heer [slachtoffer 4] kreeg toen een soort offerte waarop de werkzaamheden van het vervangen van de asbestplaten en het schilderen van de carport voor een bedrag van totaal 2500 euro.
Bij deze aangifte een kopie van de offerte.
Er moest een aanbetaling gedaan worden van 1800,00 euro, dit is voldaan op 30—09—2015
en 08—10—10—2015 t.n.v. [verdachte] op rekeningnummer: [rekeningnummer] .
De bovenbuurman heeft twee visite kaartje gekregen waarop stond : [bouwbedrijf 1] ,
naam [naam 1] , adres: [adres 1] in Zwolle en op het tweede visitekaartje stond de
naam: [schoonmaakbedrijf 1] , naam [verdachte] met hetzelfde adres.
Een week nadat de aanbetaling gedaan was zijn er twee carports ontdaan van de asbestplaten en deze zijn keurig in plastic verpakt met de garantie dat ze maandag 5 oktober 2015 afgevoerd zouden worden door hun naar de ROVA.
Op maandag 12 oktober 2015 lagen de asbestplaten nog steeds op dezelfde plek.
Ik ben toen naar de bovenbuurman gelopen om te overleggen en ik ben toen naar het adres gereden dat op de visitekaartjes stond.
Toen ik daar aankwam hoorde ik het hele verhaal over [verdachte] met zijn oplichtingspraktijken.
Ik heb hierna nog diverse keren geprobeerd op telefonisch in contact te komen met [verdachte] maar ik krijg telkens de voicemail.
(..)
Bij deze aangifte een kopie van de offerte, een kopie van de betaling en een kopie
van de visitekaartjes.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 december 2015, pagina’s 94 tot en met 100 (pagina 97).
(..)
V=Asbestplaten verwijderen van de carport en die vervangen door andere platen eind
september dit jaar. Hoe is dat gegaan?
A=Zegt mij niks.
V=Met wie was je?
A=Weet ik niet.
V=Wie heeft de offerte opgemaakt?
A=Die heb ik gemaakt.
V=Waarom moest er een aanbetaling plaats vinden?
A=Omdat ik materialen altijd vooruit laat betalen. Ik herinner mij die zaak nu wel. Daar moet ik nog starten. Ik was toen nog bezig bij de [adres 3] en ik had hier nog geen tijd. Het weer zat tegen en moeder lag ook nog in het ziekenhuis. Ik weet dat [naam 1] twee platen van het dak heeft gehaald en ik heb hem later die dag geholpen met de rest van de platen. Die platen hebben wij netjes verpakt en aan de zijkant neergelegd. Ik heb er verder niets aan toe te voegen want de werkzaamheden worden netjes afgemaakt.
(..)
V=Het bedrag is op 8 oktober 2015 overgemaakt naar rekening [rekeningnummer] een
rekening op jouw naam. Heb je dit geld ontvangen?
A=Ja
V=Welke werkzaamheden zijn vervolgens na 8 oktober 2015 verricht aan de carport van
de van [adres 4] ?
A=Alleen de asbestplaten zijn verwijderd.
V=Volgens de aangifte zijn een week later de asbestplaten verwijderd, die vervolgens
niet werden afgevoerd. Daarna hebben die mensen niets meer van je gehoord. Vertel
eens wat ging er mis?
A= [naam 1] is er nog een keer geweest om te zeggen dat wij die maandag erop zouden komen.
Maar toen was het slecht weer.
(..)
V=Waarom ben je vervolgens op dit telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] niet bereikbaar voor
deze benadeelden?
A=Ik heb geen telefoon gehad.
Feit 3

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 5] d.d. 24 december 2015, pagina’s 248 tot en met 263.
(..)
[verdachte] is een oude bekende van mijn vader. Hij deed in september 2015 werkzaamheden voor mijn vader. Zodoende heb ik hem gevraagd schilderwerkzaamheden voor mij te doen. Nadat wij afspraken hadden gemaakt is hij slechts een keer bij mij geweest en heeft de voorzijde van mijn woning geschuurd.
Ik had hem op zijn verzoek een voorschot betaald voor aankoop van materialen. Omdat hij zijn afspraken niet na kwam heb ik hem verzocht het geld aan mij terug te storten. Dit heeft hij niet gedaan. Mijn woning is slechts geschuurd en niet geschilderd.
Het is inmiddels 2 maanden later en ik heb niets meer van [verdachte] gehoord.
(..)
Ik heb op woensdag 9 september 2015 om 18 uur de heer [verdachte] bij mij thuis
ontvangen. De heer [verdachte] bekeek het houtwerk wat geschilderd moest worden en klom op het dak en zei toen dat mijn dakgoot verrot was en dat het dak kraakte.
Hij stelde voor om nieuw dakleer te leggen, de dakgoot voorzijde te vervangen en de
voor— en achterzijde van mijn woning te schilderen. Ik heb er geen verstand van. Ik vertrouwde deze man. [verdachte] maakte een offerte op en zei dat ik op 900 euro aan kosten moest rekenen. Ik heb deze bon en voeg deze als bijlage toe.
(..)
Ik heb aan de heer [verdachte] later op de avond per whats app bericht gevraagd wat het
zou gaan kosten als ik ook het grote dak van de eerste verdieping door hem zou laten
vernieuwen met dakleer. Daarop antwoordde hij mij dat het 350 euro extra zou kosten.
(..)
Hij vroeg of ik 1.250 euro over wil maken zoals afgesproken. Dit zou een voorschot zijn voor de materiaalkosten. Ik heb op 9 september 2015 het bedrag 1.250 euro overgemaakt op rekeningnummer: [rekeningnummer] . Dit rekeningnummer stond op de offerte bon.
De volgende dag, 10 september 2015 kreeg ik van [verdachte] een whats app bericht
waarin hij mij vroeg of ik toch ook niet het keukendak wilde laten vernieuwen met
dakleer. Dat zou mij nog 250 euro extra kosten. Ik heb gezegd dat ik dit niet wilde.
In de whats app berichten die hij stuurt zegt hij dat bij mij erg tegemoet komst met
de kosten, dat hij veel gratis doet en mij matst.
(..)
Op 13 september 2015 kreeg ik een whats app bericht van [verdachte] waarin bij
schrijft dat as woensdag de materialen worden bezorgd. Hij spreekt in dat bericht af dat hij om 9 uur die woensdag bij mij zal zijn. Ik heb met hem afgesproken dat het de vrijdag erop beter uit kwam. Dit zal vrijdag 18 september zijn geweest. [verdachte] was nog steeds aan het werk bij mijn vader. Ik sprak hem daar af en toe.
Ondertussen heb ik hem voorgesteld om ook het dakleer van mijn keuken te vervangen.
Ik kreeg daarop geen reactie.
Ik heb [verdachte] bij mijn vader nog een keer gesproken. Hij zei dat het goed
kwam. Ik hoorde verder niets meer van [verdachte] .
Ik heb [verdachte] bij mijn ouders nog een keer gesproken en tegen hem gezegd dat
hij alleen het schilderwerk zou gaan doen. De kosten hiervan waren 450 euro. Ik zei
daarop dat hij dan 800 euro aan mij terug moest storten.
Op 19 oktober 2015 heb ik hem een whats app bericht gestuurd naar [verdachte]
waarin ik hem schreef dat het allemaal niet ging werken en ik het hele bedrag 1.250
euro teruggestort wilde krijgen.
Ik kreeg antwoord dat hij ziek was, longontsteking en keelontsteking had.
Hij schreef dat hij in de nieuwe week zou komen. Hij schreef dat hij de klus zou gaan doen en het geld niet terug zou storten.
Bij mijn ouders heb ik [verdachte] daarop weer gesproken en met hem afgesproken
dat hij alleen het schilderwerk zou komen doen.
Op 21 oktober 2015 heb ik middels een whats app bericht afgesproken dat [verdachte] 800
euro zou terugstorten en wanneer hij er op die maandag erop niet zou zijn ik ook de
450 euro teruggestort zou krijgen.
[verdachte] antwoord mij dat hij eerst de klus wil afmaken en dat ik dan het geld
teruggestort krijg.
Op maandag 26 oktober 2015 kwam [verdachte] samen met ene [naam 1] en nog een
andere man. Ik had de sleutel van mijn huis aan de buurvrouw gegeven en ik had koffie voor ze klaar gezet.
[naam 1] en de andere man hebben de voorzijde van mijn woning geschuurd.
Ik ontving van [verdachte] een foto waarop [naam 1] stond te schuren aan mijn woning.
Na deze dag is [verdachte] niet meer teruggekomen.
Ik heb steeds whats app contact met hem gehouden en hem steeds gevraagd wanneer hij
de klus ging afmaken. Hij antwoordde steeds dat hij wel goed zou komen.
Ik had ondertussen whats app contact met hem via een ander telefoonnummer:
[telefoonnummer 1] .
Dit nummer noem ik voor het gemak het nummer van “ [verdachte] de Glazenwasser’.
Hij heeft mij op 2 november 2015 een bericht gestuurd dat hij “morgen” “ze” langs zou
sturen. Hij zei in het ziekenhuis te zijn bij zijn moeder. Op 5 november 2015 stuurde
hij zelfs een foto van zijn moeder in het ziekenhuis nadat hij mij een paar smsjes
had gestuurd waarin hij schreef dat zijn moeder met een hartinfarct in het ziekenhuis
lag en dat ik niet met juridische stappen moest dreigen.
(..)
Op 22 november 2015 heb ik voor de laatste keer een whats app bericht naar [verdachte]
gestuurd.
De laatste keer dat ik antwoord van hem had gekregen was op 9 november 2015.
Ik heb geen geld teruggestort gekregen. Ik heb een woning waarvan de kozijnen aan de
voorzijde geschuurd zijn op 26 oktober 2015. Verder is er niets meer gedaan aan het schilderwerk. Ik heb niets meer vernomen van [verdachte] .
(..)

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 januari 2016, pagina’s 127 tot en met 134. (Pagina 129).
(..)
V=Wat weet jij je te herinneren van de klus in Kampen waar je in september 2015 werkzaamheden zou verrichten?
A=Dat zou ik samen met [naam 1] doen. Ik had bij zijn vader een schildersklus en zou bij hem het dak doen en schilderen aan de voorkant en een stukje achterkant
(..)
V=Welke werkzaamheden stelde jij nog meer voor?
A=Dak branden. Leer op het dak. Er zat namelijk niets op.
(..)
V=Volgens de aangifte van [slachtoffer 5] heeft hij op 9 september 2015 1250 euro naar
het rekeningnummer [rekeningnummer] overgemaakt. Waarom was dat?
A=Voor het materiaal.
V=Welke werkzaamheden zijn daadwerkelijk uitgevoerd?
A=Alleen schuren.
(..)
V=Waarom is het werk niet uitgevoerd?
A=Omdat er privé van alles tussen kwam. Met mijn ex.
(..)
V=Ik zie uit deze gesprekken dat jij [slachtoffer 5] alles mooi voorspiegelt, toezeggingen doet en vervolgens niet meer bereikbaar bent. Wat vind je daarvan?
A=Er kwam van alles privé tussen door. En mijn telefoon werkte niet goed meer. Ik heb
het bij zijn vader wel netjes afgemaakt naar tevredenheid.
(..)
V=Waarom ben je na eind oktober 2015 telefonisch niet meer bereikbaar voor [slachtoffer 5]
?
A=Telefoon was niet helemaal goed. Ik haal deze week een nieuwe telefoon op.
V=De door jou gebruikte telefoonnummers 06— [telefoonnummer 2] en 06— [telefoonnummer 1] kon [slachtoffer 5] niet meer bereiken?
A=Ik had ook andere dingen aan mijn hoofd privé.
(..)
V=Je kon niet komen omdat je moeder in het ziekenhuis lag, omdat je zelf ziek op bed
lag, maar wij zijn nu drie maanden verder en de klus is nog steeds niet afgemaakt.
Waarom?
A=Dat zijn privé redenen waar ik geen grip op had. Hij krijgt gewoon zijn geld terug.
(..)
Feit 4
(zaak [slachtoffer 6] )

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] d.d. 5 oktober 2015, pagina’s 178 tot en met 180.
(..)
Op 21 juli 2015 heb ik mijn ramen laten wassen door de heer [verdachte] . Ik had afgesproken dit voor 15 euro te laten doen, hij is gekomen en zijn werk gedaan en ik heb afgerekend. Hij vertelde dat hij meer dingen voor mij kon doen zoals klusjes,
allerhande klusjes. Omdat wij een defect kiepraam hadden had ik hier wel oren naar. Ik moest op dat moment weg, en [verdachte] heeft de dag erna een briefje door de bus gegooid met zijn gegevens. Ik heb hem toen op nummer [telefoonnummer 1] een whats app berichtje gestuurd dat ik interesse had dat hij een offerte zou maken voor mijn kiepraam. Hij is langs gekomen op 23 juli 2015 voor de offerte en hij heeft een aankoopbon opgesteld. Hierin staan zijn werkzaamheden met een bedrag. Dit was 225 euro, en hij noemde zichzelf [bouwbedrijf 1] , [adres 1] te Zwolle. Zijn IBAN nummer is [rekeningnummer] . Hij zou dan 6 augustus 2015 komen om het raam te repareren. Ik moest wel liet bedrag alvast overmaken. Dit heb ik ook gedaan. Hij vertelde dat hij zelf al een keer was opgelicht door mensen die hem werk hadden laten doen en hem achteraf niet konden betalen. Dus daarom moest ik voor die tijd al geld overmaken.
Hij is helaas niet geweest op 6 augustus 2015. Ik heb hem een mail gestuurd waarom hij niet was op komen dagen. Ik kreeg een mail terug, van [naam 1] , dat hij namens [verdachte] moest reageren dat de spullen nog niet binnen waren maar dat hij de week erop zou komen. Hierop heb ik niet gereageerd. Ik kreeg een app bericht om 18.17 uur dat [verdachte] het bovenstaande verhaal bevestigde maar dat ik niet gereageerd had. Ik appte terug dat ik het jammer vond dat het allemaal zo laat was doorgegeven en [verdachte] antwoordde met excuses. Ik heb gevraagd of hij de woensdag 12 augustus 2015 dan wel kon komen maar ik kreeg terug dat hij in een scheiding lag. Hij zou mij nog informeren wanneer hij zou komen. Ik kreeg meerdere appjes dat het weer een dag zou opschuiven met meerdere smoesjes maar hij zou nu op donderdag 20 augustus 2015 komen.
Ik ben hiermee akkoord gegaan. Hij zou om 12.00 uur komen, maar je raadt het al...hij is niet gekomen.
Ik heb hem een berichtje gestuurd waarom hij niet gekomen was en ik kreeg als antwoord dat de groothandel nog niks binnen had en hij had besloten om van de klus af te zien. De leverancier zou mijn 225 euro terug storten. Ik heb aangegeven dat wij nog wel een week konden wachten en hij zou een nieuwe leverancier zoeken. Rond 27 augustus 2015 heb ik [verdachte] nogmaals een bericht gestuurd of hij al iemand had gevonden en ik kreeg reactie van dat dat nog niet het geval was en als hij deze wel had hij mij dat zou laten weten. Uiteindelijk heeft hij nooit meer iets van zich laten horen en ook geen geld teruggestort.
(..)
Ik heb hem nog meerdere malen gebeld maar hij nam nooit op. Op woensdag 16 september 2015 kreeg ik een sms bericht van [verdachte] dat ze nu in gesprek waren en dat de week erop, vrijdag 25 september 2015 voor het raam kwamen. Ik heb gereageerd dat dat prima was en dat we rond 16.00 uur thuis waren. Dit was volgens hem prima. Op 25 september heb ik hem nog een berichtje gestuurd maar ik heb helemaal niks meer van [verdachte] of [naam 1] gehoord.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 december 2015, pagina’s 94 tot en met 100 (pagina 98).
(..)
V=Ken je het bedrijf [bedrijf 1] aan de [adres 5] te Zwolle?
A=Zegt mij niets.
V=Welke reparatie zou je daar uitvoeren?
A=Zegt mij niets.
VE een kiepraam repareren?
A=Nou weet ik het. Dat kan ik kort en bondig over zijn. Die krijgt het geld terug. Ik was toen net bij [slachtoffer 1] in de [adres 2] bezig ook in Dieze West, Die krijgt gewoon de betaling terug. Het volledige bedrag. Ik was met andere klussen bezig en de leverancier kon niet leveren.
V=Met wie was je daar?
A=met [naam 1] .
V=Welk bedrag is aanbetaald?
A=250 euro.
V=Wanneer was dat?
A=Ongeveer anderhalf tot twee maanden geleden. Zeg maar twee maanden.
V=Waarom laat je op 28 juli 2015 een aanbetaling doen van 225 euro op je bankrekeningnummer? Juli is al wel vijf maanden geleden.
A=Oh was het 225 euro en al zolang lang geleden.
O=Nota wordt getoond.
A=Ja, inderdaad ik zie het. Ik betaal het gewoon terug.
V=Wanneer zou je langs komen? (6 augustus)
A=Als het product geleverd zou zijn. Ongeveer twee weken.
V=Je zou op 6 augustus langs komen?
A=Ja, dat kan kloppen. Daarna is er telefonisch contact geweest dat de leverancier niet kon leveren. Die mevrouw gaf toen aan dat er bij een andere leverancier besteld moest worden want zij wilde het wel graag gemaakt hebben.
V=Hoe heb jij gereageerd?
A=Telefonisch met mij.
V=Uit de stukken lees ik dat er whatsappcontact is geweest met [naam 1] . Hoe zit dat?
A=Ik wist niet dat er whatsappcontact is geweest met [naam 1] . Ik heb telefonisch contact gehad.
O=Berichten worden getoond?
A=Dat is met mij geweest. Al het berichten verkeer is met mij geweest.
V=Dan geef je aan dat je het materiaal niet binnen had, je zou in scheiding liggen, je bleef maar smoesjes verzinnen en kwam tot op heden niet langs. Waarom is het zo gelopen?
A=Die scheiding speelde toen al. Ik ben eerlijk ik ben dit adres wel vergeten af te handelen.
V=Waarom heb je tot op heden het bedrag van 225 euro niet terug gestort?
A=Vergeten jongen.
V=Heb je dit kiepraam wel besteld of was dit een verzinsel van jou?
A=Het kon niet geleverd worden door het bedrijf.
V=Bij welk bedrijf?
A=Ik weet het niet meer.
(..)
(zaak [slachtoffer 7] )

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 7] d.d. 12 oktober 2015, pagina’s 190 tot en met 204.
(..)
Op maandag 28 september 2015 stond ik buiten voor mijn woning aan de [adres 3]
in Zwolle. Ik werd aangesproken door een voor mij bekende man. Ik herkende deze man omdat hij op 1 Oktober 2010 werkzaamheden aan mijn woning heeft verricht.
De man vroeg aan mij of hij dit keer het impregneer werk aan mijn woning mocht doen.
(..)
Ik wist de naam van deze meneer niet meer, maar ik kreeg twee visitekaartjes. Een
visitekaartje met de naam:
- [schoonmaakbedrijf 1]
[verdachte]
[adres 1]
T. 06— [telefoonnummer 1]
[naam 1] @hotmail . corn
En een visitekaartje met de naam:
- [bouwbedrijf 1]
[naam 1]
[adres 1]
T. [telefoonnummer 1]
[naam 1] @hotmail.com
Dit maal wilde ik het voor de winter toch gedaan hebben en hebben wij de volgende afspraken gemaakt: - 440 euro vooraf contant betalen om de benodigdheden voor het impregneren aan te schaffen. Ik heb dat geld direct contant betaald.
De volgende dag, dinsdag 29 september 2015, kwam [verdachte] weer terug. Ik zag dat
[verdachte] de stoep schoonmaakte en de alle ramen rondom huis schoonmaakte. [verdachte] zou
de buitenmuren impregneren. Ik heb gezien dat [verdachte] dit een keer heeft gedaan. De
afspraak was dat dit tweemaal zou gebeuren. Ik heb niet gezien dat hij dit de tweede
keer heeft gedaan.
Diezelfde dag, dinsdag 29 september 2015, heb ik 700 euro overgemaakt op rekening
[rekeningnummer] op naam van [bouwbedrijf 1] Zwolle. Dit moest ik betalen voor
reparatie van het dakje bij de voordeur. Ik heb hier een handgeschreven rekening van.
Op woensdag 30 september 2015 heb ik 2100 euro overgemaakt op de bankrekening van
in Zwolle. Dit was voor dakbedekking keuken en slaapkamers. Dit
was alleen voor de benodigde materialen, de uren die [verdachte] er mee bezig zou zijn kwamen daar nog boven op. Dit ging om een bedrag van 900 euro. Deze 900 euro heb ik diezelfde dag, woensdag 30 september 2015, ook overgemaakt op de bankrekening van [bouwbedrijf 1] in Zwolle.
In totaal heb ik 4140 euro betaald aan [bouwbedrijf 1] in Zwolle.
Op donderdag 1 oktober 2015 kreeg ik een handgeschreven briefje van [verdachte] in de bus
met daarin de mededeling dat [verdachte] die dag tussen 16.00 uur en 17.00 uur zou komen
om te impregneren. [verdachte] is toen echter niet geweest en de dagen daarna heb ik ook
niets van [verdachte] vernomen.
Op maandag 5 Oktober 2015 vond ik een briefje in de bus van [verdachte] . Of ik contact
met hem wilde opnemen over werkzaamheden aan de dakgoot. Onder aan het briefje stond
een 06 nummer welke ik kon bellen: [telefoonnummer 1] . Ik heb meerdere keren op meerdere
dagen geprobeerd te bellen, maar ik kreeg geen gehoor.
De volgende ochtend, dinsdag 6 Oktober 2015, heb ik telefonisch contact gekregen met
[verdachte] . Ik heb hem verteld dat ik later die dag een dakdekker zou laten komen voor
een second opinion. [verdachte] vond dit niet leuk en reageerde wat gepikeerd. Ik heb
daarna niets meer van [verdachte] gezien en/of gehoord.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte met bijlagen, d.d. 10 december 2015, pagina’s 69 tot en met 93 (pagina 71).
(..)
V=Waarom is het platte dak nog steeds niet gerepareerd?
A=Dat heb ik net verklaard. Ik werd toen ziek.
(..)

Proces-verbaal van getuige [getuige] d.d. 16 december 2026, pagina’s 176 tot en met 177.
(..)
“De familie [slachtoffer 7] aan de [adres 3] te Zwolle zijn kennissen van mij. Ik ben van beroep dakdekker en heb op verzoek van de familie [slachtoffer 7] in oktober 2015 hun dak bekeken. Zij vertrouwden het niet en lieten mij een second opion doen of de
werkzaamheden aan het platte dak en de overkapping bij de voordeur wel nodig waren.
Zij hadden namelijk bezoek gehad van een bedrijf die zij niet vertrouwden. Ik begreep dat zij ook al een aanbetaling gedaan hadden. Ik zag dat het platte dakje boven de voordeur dicht gekit was met een pasta. Op deze wijze zou ik een eventuele lekkage nooit dicht maken. Ook zou volgens de heren van dat bedrijf het platte dak boven de slaapkamer aan vervanging toe zijn. Ik zag dat het dak boven de slaapkamer nog hartstikke goed was. Er zaten een paar slechte plekjes in maar het dak had zeker in zijn geheel niet vervangen hoeven worden. Ik kan begrijpen dat de familie [slachtoffer 7] zich opgelicht voelt door dit bedrijf.
(Zaak [slachtoffer 8] )

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 8] d.d. 19 december 2015, pagina’s 263 tot en met 271.
(..)
Ik heb een eigen woning aan de [adres 6] te Zwolle.
Op 8 september 2015 omstreeks 11.00 uur kwam ene [naam 1] aan de deur bij mij vrouw.
Hij stelde zich voor als zijn de van [bouwbedrijf 1] , [adres 1]
Zwolle, telefoon 06— [telefoonnummer 3] , [naam 1] @hotmail.com.
Hij deed een voorstel om de voorkant van onze woning aan de bovenzijde te schilderen
en de kit rand te vervangen.
De totale kosten zouden driehonderd euro bedragen met een aanbetaling van
honderdvijfenveertig euro. Dit was voor de aanschaf van de materialen.
Er is een bon uit geschreven. Mijn vrouw heeft honderdvijfenveertig euro overgemaakt naar bankrekeningnummer: [rekeningnummer] op naam van [bouwbedrijf 1] , van [verdachte] . Op 10 september heeft [naam 1] de kit vervangen.
Ik was hier niet tevreden over en heb telefonisch contact opgenomen met [verdachte] .
Ik heb ook foto’s opgestuurd van het werk wat gedaan was.
De volgende dag belde heb ik [verdachte] weer gebeld, hij had de foto’s inmiddels ontvangen.
Hij gaf aan dat het inderdaad prutswerk was. Hij vroeg aan mij wat ik nu verder wilde.
Er is toen met [verdachte] afgesproken dat het geld terug gestort zou worden.
En dat het aangeschafte materiaal opgehaald zou worden. Dit betrof wat kitspuiten en verf van “De Action”. Hierna heb ik geen enkel contact meer kunnen krijgen met [verdachte] . Ik heb nog wel via de whats-app contact gehad met [naam 1] . Hij verontschuldigde zich maar kon er verder ook niets aan doen.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 januari 2016, pagina’s 127 tot en met 134. (Pagina 131).
(..)
V=Volgens de aangifte zou jij het werk pruts werk vinden en het geld terug storten. Waarom is dat nooit gebeurd?
A=Ik weet het nu weer nu u mij de offerte toont. Die mensen vonden het kitwerk niet netjes. [naam 1] had contact met die mensen. Ik heb omdat zij niet tevreden waren die man toegezegd dat ik het geld terug zou storten.
O=opgemaakte offerte wordt getoond.
V=Wie heeft deze offerte opgemaakt?
A=Ik zelf
O=Whatsapp gesprekken worden getoond.
V=Wie heeft deze gesprekken gevoerd?
A= Ik
(..)
V=Die man voelt zich opgelicht omdat hij na de betaling en het slechte kitwerk ondanks toezeggingen het geldbedrag niet terug gestort krijgt, jij niet meer bereikbaar bent en in de whatapp gesprekken hem voor liegt. Wat vind je daarvan?
A=Ik lieg niet. Het was oprecht dat hij het geld terug krijgt. Door de privé kwestie van mij is het allemaal nog niet gebeurd.
(..)
(Zaak [slachtoffer 9] )

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 22 december 2015, pagina’s 271 tot en met 277.
(..)
Begin oktober 2015 kwam ik via mijn dochter in contact met [verdachte] van het
[bouwbedrijf 1] aan de [adres 1] te Zwolle.
[verdachte] had bij mijn dochter de kozijnen van de woning schoongemaakt. Zij was daar tevreden over en adviseerde mij om mijn kozijnen ook door hem te laten schoonmaken.
[verdachte] heeft vervolgens mijn kozijnen ook schoongemaakt naar tevredenheid en ik heb
hem daar 150 euro voor betaald.
Omdat ik tevreden was heb ik hem gevraagd of hij de voorkant van mijn woning wilde
schilderen.
Dit wilde hij wel doen maar ik moest wel een voorschot betalen voor het aan te schaffen materiaal. Ik wilde dat [verdachte] ging werken met Hammerite en Wijzonol.
Op 18 oktober 2015 heb ik contant een bedrag van 696 euro betaald voor de verf. Ook was volgens [verdachte] de dakgoot aan vervanging toe. Hij heeft mij met zijn telefoon foto’s laten zien van de dakgoot. Ook nu vroeg hij om een voorschot. Op 12 oktober 2015 heb ik via Internetbankieren een bedrag van 1380 euro overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] . Tevens zou hij ramen vervangen. Op 9 oktober 2015 heb ik contant een voorschot van 245 euro betaald voor de ramen.
[verdachte] heeft het schilderwerk samen met een andere man gedaan. (..) Het schilderwerk is afgemaakt en ik heb op 24 oktober 2015 contant een bedrag van 803 euro betaald.
De overgebleven spullen heeft hij bij laten staan. Toen ik de verf zag bleek dat [verdachte] Flexa verf heeft gebruikt en niet de verf die ik had gevraagd maar wel voor had betaald.
Daarna heb ik nooit meer iets van [verdachte] vernomen. Ik heb gebeld en een aangetekende brief verstuurd. Ik heb hier niets op gehoord.
[verdachte] heeft dus wel mijn kozijnen schoongemaakt en geschilderd. De rest heeft hij
dus niet gedaan, maar er is wel voor betaald.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 januari 2016, pagina’s 127 tot en met 134. (Pagina 131).
(..)
V=Je zou voor 150 euro de kozijnen hebben schoon gemaakt kan dat kloppen?
A=Ja
V=Welke werkzaamheden zou je verder gaan uitvoeren? (schilderen voorzijde woning)
A=Schilderen van de gehele voorzijde van de woning. Zijkant heb ik de reling van het balkon gedaan en de deur van het balkon. Aan de achterzijde zit een aanbouw en daar heb ik de boeiplanken geschilderd. Alles naar tevredenheid.
V=Welke merken verf werden afgesproken dat jij zou gebruiken?
A=Weet ik niet meer.
V=Volgens de aangifte Hammerite of Wijzonal. Kan dat kloppen?
A=Dat zou kunnen. Als iemand om een bepaald merk verf vraagt dan komt die verf er op.
Van de voordeur was het kleurnummer niet in die verf te krijgen. Ik heb toen met goedvinden van die mevrouw een ander merk verf gebruikt.
V=Welk merk?
A=Nee dan moet ik liegen. Ik heb op haar verzoek nog heel wat verf weg gebracht. Gegooid.
V=Welke materialen heb je bij de Karwei gekocht?
A=Durf ik niet te vertellen. Weet ik niet meer.
O=kopie rekening van Karwei verkregen van aangeefster wordt getoond.
V=Welke merken verf staan op deze rekening?
A=Hammerite en Wijzonol. Ik heb daar alleen een offerte laten maken. Ik heb daar de verf niet gehaald. Ik moest alleen weten wat er voor materiaalkosten waren.
V=Waarom staat het adres [adres 7] op deze factuur?
A=Omdat ik heb gezegd dat het voor een klus aan de [adres 7] te Zwolle was.
V=Welk bedrag en waarom moest er aanbetaald worden?(696 euro)
A=Ik heb haar daar een bon van gegeven wat zij had aanbetaald. Zij heeft overal netjes een bon van gehad.
V=Zij verklaart voor materiaal voor het schilderen 696 euro heeft aanbetaald.
A=Dat klopt.
V=Welke werkzaamheden waren volgens jou nog meer nodig aan de woning?
A=Dakgoot aan de voorzijde geheel.
V=Welk bedrag en waarom moest er aanbetaald worden
A=Ik weet het niet meer. Zij heeft
daar een bon van gehad.
V=l380 euro?
A=Dat zou kunnen.
V=Hoe is dat betaald?
A=Volgens mij contant. Er staat mij hij dat zij ook een deel naar mijn zakelijke rekening heeft overgemaakt.
V=Zij overgemaakt naar [rekeningnummer] .
A=Okay.
V=Wat moest er nog meer vervangen worden volgens jou?
A=Ramen maar daar had zij zelf om gevraagd. Zij wilde er dubbel glas in hebben.
V=Welk bedrag en waarom moest er aanbetaald worden
A=Iets van 4 tot 500 euro of zo.
V=Welke werkzaamheden zijn uitgevoerd?
A=Schilderwerk helemaal.
V=Door wie zijn werkzaamheden uitgevoerd?
A=Door [naam 1] en mij.
(..)
V=Waarom zijn de dakgoot en het raam nog steeds niet gerepareerd?
A=Weet je toch. Het heeft veel geregend en de privé redenen. In die tijd is de ex bij mij weggegaan.
V=Waarom ben je voor die mevrouw telefonisch niet meer bereikbaar?
A=Weet je. Mijn zakelijke telefoon en id pas zijn sinds eind december 2015 weg toen
mijn woning werd leeg gehaald.
V=Waarom reageer je niet op een door haar verzonden aangetekende brief aan jou?
A=Heb ik niet gehad.
(..)
A=Wat ik nog niet heb gedaan, dus de dakgoot en de ramen, daarvan krijgt zij gewoon
het geld terug. Ik betaal jou eerst wat wij al hebben afgesproken en dan ga ik
hiermee aan de gang.
(..)
(zaak [slachtoffer 10] )

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 10] d.d. 10 juli 2014, pagina’s 282 tot en met 289.
(..)
Op woensdag 30 april 2014 omstreeks 13.00 uur kwam een man bij mij aan de deur. Deze man stelde zich voor als [verdachte] . Hij zou een bouwbedrijf hebben met de naam: [bouwbedrijf 2] vof, [adres 8] Deventer. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat hij op zoek was naar opdrachten om werkzaamheden te verrichten in mijn straat.
(..)
Ik heb met dhr. [verdachte] mondeling afgesproken dat hij de voor en achterkant van mijn woning zou schilderen. Het schilderen van de voor en achterkant van mijn woning zou 1300 euro gaan kosten. Dhr. [verdachte] zou gaan uitrekenen hoeveel er aan materiaalkosten zouden komen welke ik alvast moest betalen. Dit zou dhr. [verdachte] mij op donderdag 1 mei 2014 komen vertellen omdat hij dan met de werkzaamheden zou starten. Deze kan ik u overhandigen. Het restant bedrag zou ik betalen als het schilderwerk af zou zijn.
Op donderdag 1 mei 2014 omstreeks 10.00 uur kwam dhr. [verdachte] samen met nog een man
om te beginnen met schuren. Ik weet de voornaam van de andere man, deze is [naam 2] ,
en het telefoonnummer van deze [naam 2] is [telefoonnummer 4] . Ik hoorde van Dhr. [verdachte] dat ik een bedrag van 342,95 direct moest betalen, dit zijn materiaalkosten voor de schilderwerkzaamheden. Ik heb contant het bedrag betaald. Ik heb hier niet een echte bon van, maar wel een soort bewijsbriefje.
Tijdens het schuren hoorde ik dat dhr. [verdachte] tegen mij zei dat de boeiplaat van
het dak rot was en vervangen moest worden. Ik heb hem toestemming gegeven om de
boeiplaat te verwijderen om te kijken wat er achter zat. Het bleek dat er enkele balken onder de boeiplaat ook rot waren en vervangen moesten worden. Ik hoorde dat dhr. [verdachte] mij aanbood om ook die klus voor mij te doen. Voor het vervangen van deze dakdelen moest dhr. [verdachte] materialen aanschaffen en moest ik het bedrag hiervoor contant betalen. Dhr. [verdachte] moest nog uitrekenen hoeveel dit zou zijn.
Ik zou dat de volgende dag, vrijdag 2 mei 2014, moeten betalen. Ook hoorde ik van
Dhr. [verdachte] dat hij had geconstateerd dat een gedeelte van het hout aan de opbouw
aan de achterkant van mijn woning ook vervangen moest worden. Dhr. [verdachte] wilde dit ook doen. Hiervoor moest ik direct een bedrag van 560 euro betalen. Ik heb hier een bon van, deze kan ik u overhandigen.
Ik heb op vrijdag 2 mei 2014 een bedrag van 4.026,66 contant betaald aan dhr. [verdachte] . Dit was voor de materiaalkosten voor het vervangen van alle platte dakdelen. Ik heb hier een bon van. Deze kan ik u overhandigen. Ook rekende dhr. [verdachte] nog een uurloon van 20 euro per uur en de toezegging was dat alle werkzaamheden aan het dak 3 hele dagen in beslag zou nemen. Op maandag 5 mei 2014 zijn er enkele schuur— en schilderwerkzaamheden verricht door [naam 2] , dhr. [verdachte] was daar niet bij die dag.
Op dinsdag 6 mei 2014 omstreeks 11.00 uur kwam er nog een derde man bij. De voornaam van deze man is [naam 3] , en zijn telefoonnummer is [telefoonnummer 5] . Deze dag hebben ze mijn dak opengemaakt en niet goed weer afgesloten. Daar kwam ik achter omdat het ging regenen en ik zag dat ik waterschade had in mijn slaapkamer en de keuken. Ik zag grote plassen water in de keuken en in mijn slaapkamer. Ik heb meteen gebeld met dhr. [verdachte] om dit te melden. Het nummer van dhr. [verdachte] is 06— [telefoonnummer 6] . Ik kreeg de voicemail en heb een bericht achtergelaten. Ook heb ik een sms verstuurd met het verzoek contact met mij op te nemen.
De volgende dag, woensdag 7 mei 2014, kwamen dhr. [verdachte] weer langs en toen ik ze
vertelde dat ik hem gebeld had zei hij dat hij niets gehoord en gezien had op zijn telefoon. Die dag zijn ze verder gegaan met het dak en het zou niet meer kunnen lekken hoorde ik dhr. [verdachte] zeggen. Ik moest wel die dag een bedrag van 900 euro contant betalen voor materiaalkosten om het dak weer waterdicht te maken. Ik heb hier ook een bon van, deze kan ik u overhandigen. De dagen erna bleek toch dat het dak niet waterdicht was en ik bleef last houden van lekkage.
(..)
Op woensdag 14 mei 2014 heeft mijn advocaat een brief verzonden inzake ingebrekestelling naar het adres van het [bouwbedrijf 2] vof. Deze brief kwam retour afzender omdat het betreffende bouwbedrijf er niet meer zou zitten.
Vervolgens heeft mijn advocaat via het Kamer van Koophandel nummer een privé adres
achterhaald, [adres 9] te Zwolle. Ook naar dit adres is een brief gestuurd. Op deze brief is niet gereageerd.
De laatste keer dat ik dhr. [verdachte] heb gezien was 14 mei 2014.
Ik heb geprobeerd te bellen met dhr. [verdachte] waar hij bleef. Ik kreeg de toon te horen waaruit bleek dat dit nummer afgesloten zou zijn. Ik heb daarna telefonisch contact gezocht met [naam 2] . Van [naam 2] kreeg ik het nummer van het zoontje van dhr. [verdachte] , 06— [telefoonnummer 1] . Ik daar een paar keer de voicemail ingesproken en sms’jes gestuurd. Ik heb enkele sms’jes terug gehad dat dhr. [verdachte] weer zou komen of met smoesjes waarom hij niet kon komen. Deze sms’jes heb ik nog op mijn mobiel staan. Ook kreeg ik in een sms te horen dat ik gebeld zou worden door zijn verzekeringsmaatschappij om de schade te vergeoden. Dit is tot op heden niet gebeurd. Tot op heden heb ik niets meer vernomen van dhr. [verdachte] .
(..)
Ook heb ik niet alle materialen ontvangen waarvoor ik al heb betaald.
Ook de verf die wel geleverd is was niet van het merk wat we hadden afgesproken.

Proces-verbaal van verhoor verdachte met bijlagen d.d. 11 december 2015, pagina’s 101 tot en met 113 (pagina 102)
(..)
V= [adres 10] te Zwolle, mei en juni 2014. Schilders werkzaamheden voor
1300 euro. Wie hielp jou toen?
A=Dan moet ik diep nadenken. De [adres 10] zegt mij zo niets.
V=Volgens de bewoonster [slachtoffer 10] genaamd hielp een zekere [naam 2] jou. Wie is [naam 2] ?
A= [naam 2] Rijke die woont in Dieze west
V= [naam 2] wordt ook genoemd in de bon die op 8 mei hebt opgemaakt. Wat was zijn rol?
A=Helpen met schilderen en klussen.
V=Op donderdag 1 mei 2014 zijn jullie begonnen en moest die vrouw 342,95 euro aan
betalen? Klopt dat?
A=Dat zal wel kloppen. Ik weet het niet meer.
V=Waarom moest zij aanbetalen?
A=Dat zal voor materiaal zijn. Anders niet.
V=Waarom moest zij vervolgens om dakdelen te laten vervangen 560 euro aan betalen?
A=Ook weer voor materiaal.
V=Waarom moest zij op 2 mei 2014 nog weer 4026,86 euro contant betalen?
A=Ik kan mij herinneren dat wij bezig waren het dak en dat zij moest betalen voor
materiaal.
V=waar bestonden de materiaalkosten uit?
A=Dakleer, onderleer, isolatie.
V=Welke werkzaamheden zijn er verricht voor dit bedrag?
A=Begonnen met schuren alles. En wij waren begonnen met dak.
(..)
V=Waarom had die [slachtoffer 10] na de reparatie last van lekkage zodat zij voor 2100 euro aan waterschade heeft?
A=Het was niet klaar. Die dag begon het te regenen. Wat moest ik doen. Het is ook
gemakkelijk gezegd die schade. Toen zij mij belde dat het dak lekte ben ik er nog heengegaan met [naam 2] . Ik heb er nog een zeil overheen getrokken maar wij konden het lekken niet voorkomen. Het regende heel hard. En de volgende dag heeft zij, die [slachtoffer 10] , de klus ingetrokken.
(..)
V=Waarom maak je een offerte op naam van [bouwbedrijf 2] , [adres 8] uit
Deventer?
A=Toen stond dat bedrijf daar nog ingeschreven. Het bedrijf is toch van [naam 4] geweest. Hij is was toen mijn medecompagnon.
V=Dat bedrijf blijkt op woensdag 14 mei 2014 niet meer op dat adres te bestaan. Waarom wek je bij het opmaken van de offerte de indruk dat jij een bouwbedrijf te Deventer hebt?
A=Daar is mij niks van bekend.
(..)
V=Ga jij die [slachtoffer 10] haar de geleden schade vergoeden?
A=Ik ga met haar over praten voor 15 januari 2016 om tot een oplossing te komen.
(zaak [slachtoffer 11] )

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 11] d.d. 3 juni 2014, pagina’s 299 tot en met 305.
(..)
Op 5 maart 2014 was ik bezig in mijn tuin. Deze staat namelijk behoorlijk op de kop. De glazenwasser [verdachte] was bezig om mijn glazen te wassen, en ik hoorde dat hij vroeg of ik hulp nodig had om mijn tuin op orde te krijgen. Dit vond ik goed, en we hebben hierover een gesprek gehad. [verdachte] zou het een en ander gaan regelen want hij had namelijk nog een bedrijf genaamd [bouwbedrijf 3] . Dit klonk mij goed in de oren en ik had de volgende afspraak met hem gemaakt:
[verdachte] zou voor mij de tuin opknappen en we hadden een bedrag afgesproken van 800
euro, inclusief materiaal. Ik hoefde nergens voor te zorgen dat deed [verdachte] .
(..)
Ik heb een deel van 240 euro aanbetaald op 18 maart 2014. Op 20 maart 2014 heb ik 250 euro betaald. Iedere keer vroeg [verdachte] om geld, en helaas ben ik er ingetuind en heb op 24 maart 2014 een bedrag van 500 euro en op 31 maart 2014, 400 euro betaald. Na deze betaling werd ik wakker geschud. Ik ben met [verdachte] wezen praten. Dit was een pittig gesprek en sindsdien is hij spoorloos.
(..)
Op 20 maart 2014, zag ik ineens een grote container van de Rova bij mijn huis
staan. Dit had [verdachte] zonder mijn toestemming geregeld. Ik hoorde van [verdachte] dat
dit een bedrag van 750 euro was.
(..)
Ik heb gebeld met de Rova en ik kreeg te horen dat dit geregeld was door [bouwbedrijf 3] . Ik zou hier ook geen verantwoordelijke voor zijn, maar [verdachte] . (..)
Ik vroeg aan de medewerker wat voor bedrag het was en ik kreeg te horen van de medewerker dat het een bedrag van 603,19 euro was.
(..)
[verdachte] vertelde dus eerst dat ik een bedrag van 750 euro moest betalen en op de bon stond 603,19 euro. [verdachte] heeft op de bon gezet dat hij 200 euro terug zou geven. Dit heb ik nooit terug gekregen.
(..)
Op 21 mei 2014 kreeg ik een materialenbon van [verdachte] overhandigd. Ik heb met verbazing gekeken wat hij allemaal wilde declareren. Ten eerste hadden we afgesproken een bedrag van 800 euro INCLUSIEF!! ! materiaal, en nu kreeg ik een materialenbon. Ik zag dat er materialen waren aangeschaft met een totaal waarde van 745, 85.
Ik wist zeker dat dit niet gebruikt is om mijn tuin op te knappen en ik heb gekeken wat er wel en niet gebruikt is. Ik kom op: 7 palen, 1 deur, 45 planken, schroeven en bitjes. Als ik zie wat [verdachte] allemaal heeft gedeclareerd (zie bijlage III) is dit echt niet gebruikt!!!!! Ik kom op een bedrag van 160,50 euro, en [verdachte] op 745,85 euro. Dit is een verschil van 585,35 euro!!!!
(..)
In totaal ben ik voor 1390 euro benadeeld door [verdachte] .
(..)

Proces-verbaal van verhoor verdachte met bijlagen d.d. 11 december 2015, pagina’s 101 tot en met 113 (pagina 103)
(..)
V=Waarom moest die mevrouw een aanbetaling doen?
A=Materiaal wat ook is geleverd.
V=Hoeveel heeft die mevrouw aanbetaald?
A=Dat weet ik niet meer.
V=In hoeveel termijnen heeft zij jou aanbetalingen gedaan? (4)
A=Nee.
V=Zij heeft vier keer een bedrag betaald kan dat?
A=Zou kunnen.
V=Welke bedrag heeft zij in totaal betaald?
A=weet ik niet.
V=1390 euro?
A=Zou kunnen.
V=Waarom werd er door de Rova een container bij haar woning geplaatst?
A=Voor puin, stenen en wortels.
V=Wat waren de kosten volgens jou voor het plaatsen van die container?
A=Weet ik niet meer.
V=Een bedrag van 750 euro?
A=Ik weet het echt niet meer
V=Waarom rekende jij die mevrouw 750 euro voor het plaatsen van die container terwijl
de kosten maar 603 euro waren?
O=betreffende facturen worden getoond.
A=Omdat ik als bedrijf er een percentage bij bovenop mag doen. Dat is Normaal.
(zaak [slachtoffer 12] )

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] d.d. 27 oktober 2014, pagina’s 309 tot en met 312.
(..)
Op 16 oktober 2014 kwam een manspersoon bij ons aan de deur en stelde zich voor als
dhr. [verdachte] van [schildersbedrijf] . Dhr. [verdachte] gaf aan dat hij een schildersbedrijf was begonnen en langs de deur kwam om een aanbieding te doen. Namelijk voor 1600,00 euro de buitenkant van de woning schilderen.
Ik heb aan de deur aangegeven dat we een schilder nodig hadden maar dit eerst met mijn partner wilde overleggen. Ik kreeg een visitekaartje van deze man met daarop de naam [schildersbedrijf] en met een mobiel nummer van [verdachte] :
[telefoonnummer 1] .
Ik heb op maandag 20 oktober 2014 een telefonisch contact gehad en op diezelfde dag
kwam [verdachte] met een andere man aan de deur en hebben we in de woning
doorgesproken wat er gedaan moest worden aan de woning. Dit was in de avond. Het
was donker, waardoor beide mannen de dinsdag 21 oktober 2014 terug zijn gekomen om
het dak te inspecteren. Tijdens deze inspectie op deze dinsdag gaf [verdachte] aan dat er planken vervangen moesten worden en dat zou extra geld kosten.
[verdachte] en zijn zakenpartner zijn vervolgens weggegaan naar een groothandel
genaamd Sigma Coatings Zwolle. Ze zijn met een bon vervolgens terug gekomen en daarop stonden materialen die gebruikt zouden gaan worden voor onze woning.
Op de bon stond voor een geldbedrag van 1250,00 euro materialen op die niet zijn geleverd
door Sigma Coatings Zwolle.
Vervolgens gaf [verdachte] aan dat ze de woensdag terug zouden komen om de woning in de steigers te zetten en ze zouden zo snel mogelijk beginnen.
(..)
We konden daardoor, volgens [verdachte] , meeprofiteren met een inkoopskorting bij Sigma Coatings. Hierdoor moesten we wel een geldbedrag van 1250,00 euro als voorschot betalen, omdat ze een beginnend bedrijf zijn en hierdoor niet in staat waren om eerst alles voor te schieten. We hebben dit geld betaald met de vraag of alle afspraken op papier vastgelegd konden worden in verband met de beloofde 5 jaar garantie die [verdachte] ons gaf.
[verdachte] gaf aan dat hij dit netjes voor elkaar zou maken. Dit papier hebben wij echter nooit gekregen.
Ze gaven aan dat ze de woensdagochtend om 09:00 uur terug zouden komen om ons huis
in de steigers te zetten. Op dat tijdstip is niemand gekomen en ik ben vervolgens op internet gaan zoeken naar informatie over dit bedrijf. Ik kwam de naam [verdachte] vervolgens alleen negatief tegen in combinatie met oplichting.
Ik heb [verdachte] nog gevraagd of hij een kamer van Koophandel nummer/inschrijving kon tonen. Dit document heb ik onder ogen gekregen en er een foto van gemaakt.
Ik heb later nog contact gehad met de kamer van koophandel en daar werd mij verteld
dat [schildersbedrijf] niet bestond en dat op het adres [adres 7] in Zwolle geen bedrijf staat ingeschreven. Het inschrijfformulier van de kamer van koophandel stond op naam van een [bouwbedrijf 2] , [schoonmaakbedrijf 1] , op naam van [naam 4] van [1956] wonende aan de [adres 8] in Deventer.
Op dat moment had ik al 1250,00 euro aan [verdachte] gegeven voor materialen.
(..)
Op donderdag 23 oktober 2014 om 09:00 uur stond [verdachte] met een collega van
hem met materiaal van de Action, alles zat in Actiontasjes, en begonnen met het schuren van onze raamkozijnen.
(..)
Ik heb vervolgens [verdachte] aangesproken en gevraagd waar alle spullen waren
die [verdachte] van ons geld a 1250,00 euro gekocht zou hebben.
[verdachte] gaf aan dat hij de spullen besteld had bij Sigma Coatings Zwolle en
dat deze spullen de volgende dag geleverd zouden worden. Ik heb vervolgens om een
bon gevraagd. [verdachte] gaf aan dat hij de bon wel had maar niet bij zich had
op dat moment.
Alles bij elkaar had ik geen goed gevoel meer bij onze afspraak en wilde ik dat [verdachte] zou stoppen met de werkzaamheden aan onze woning. Dit wilde [verdachte] niet en ik zag dat ze door bleven gaan met liet schuren van onze kozijnen.
Ik ben naar binnen gegaan en heb vervolgens Sigma Coatings Zwolle gebeld en die
gaven aan dat ze [verdachte] kennen en de zaak al niet vertrouwden en geen
materialen aan hem hebben geleverd of in de toekomst zouden leveren. Van Sigma
Coatings kreeg ik het dringende advies om de Politie te bellen wat ik uiteindelijk
ook gedaan heb.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdacht d.d. 11 december 2015, pagina’s 114 tot en met 118.
(..)
Ik had inderdaad een aanbetaling van 1250 euro contant ontvangen. Een paar dagen later, vrijdags waren wij geweest en had ik het geld ontvangen en ’s maandags kwamen wij daar weer. (..)
Zij kwam met het verhaal dat zij op internet gelezen had dat ik mensen oplicht. Maar ik moest wel rap aan het werk zoals zij zei. Dat weet ik nog wel. Wij drieën waren begonnen met schuren en even later kwam de politie [naam 5] . Waarom de politie kwam weet ik niet. Ik moest van de politie wel de klus afbreken en de rest van het geld terug betalen wat ik nog niet gewerkt zou hebben.
(..)
V=Waarom gaf jij die mensen geen schriftelijke bevestiging?
A=Ik ben dat gewoon vergeten. Ik was dat gewoon vergeten.
(..)
V= [bouwbedrijf 2] en [schoonmaakbedrijf 1] op naam van [naam 4] van [1956] ,
wonende te Deventer, [adres 8] . Hoe zit dat?
A=Ik werkte bij [naam 4] , dus dat maakte toch niet uit. Volgens mij was het bedrijf toen van [naam 4] en mij samen.
(..)
V=Heb je het materiaal bij de Action gekocht?
A=Volgens mij het schuurpapier wel, maar dat maakt toch niet uit.
V=Waar had je verf gekocht voor deze klus?
A=Ik had nog geen verf en volgens mij ook nog geen kwasten gekocht.
(..)
V=Waarom heb jij deze vrouw de aanbetaling nog niet terug betaald?
A=Dat is mij ontgaan. Ik ben het niet bewust vergeten.
(..)
Feit 5
( [bedrijf 1] )

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] d.d. 5 oktober 2015, pagina’s 178 tot en met
(..)
Hij wist dat ik taarten maakte voor mijn werk. Hij vroeg gelijk toen wij contact hadden of ik een taart kon maken voor [naam 1] . Hij wilde graag vieren dat [naam 1] zijn nieuwe compagnon was. Hij gaf mij veel complimenten en ben overstag gegaan. Dit was ook allemaal tijdens dat hij mijn kiepraam zou gaan maken. Hij wilde 2 taarten. Een taart van 35 personen en een taart van 12 personen. Hij wilde een PEC taart met logo en een PEC taart van een voetbal. Dit mocht allemaal wanneer ik wilde en wanneer ik tijd had. Ik heb dit 30 juli 2015 geleverd bij een klant waar hij op dat moment bezig was. Dit was aan de [adres 11] te Zwolle. Ik ben hier heen gegaan en ik heb [verdachte] en [naam 1] daar ook daadwerkelijk gezien. Ik heb de taart overhandigd en ik zou een factuur sturen.
(..)
Ik heb de factuur gestuurd naar [bouwbedrijf 1] t.a.v. [naam 1] , [telefoonnummer 3] , [naam 1] @hotmail.com. Na 14 dagen niet betaald heb ik een herinnering gestuurd. Ik heb gevraagd of ze wilden betalen maar helaas. Ik kreeg de vraag of ik nogmaals een taart wilde maken. Ik heb gezegd dat ik niet eerder een taart kon maken als hij de factuur had betaald.
Dit was ook allemaal op nummer [telefoonnummer 1] . Ik heb via dit nummer niks meer gehoord van [verdachte] .
1 september 2015 kreeg ik ineens een app bericht van nummer [telefoonnummer 2] , of het nog lukte met de taart. Hij stelde zich voor als [verdachte] . Ik heb gezegd dat ik hiervoor geen tijd had in ieder geval niet zo kort dag. Uiteindelijk heb ik gezegd dat ik ook
niet op een nieuwe aanvraag ben in gegaan omdat de vorige taarten nog niet betaald waren. Ik kreeg te horen dat ik geen paniek moest hebben en dat hij mij gewoon ging betalen. (..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 december 2015, pagina’s 94 tot en met 100 (pagina 99).
(..)
V=In die periode heb je ook twee taarten besteld. Hoe is dat gegaan?
A=Dat was omdat [naam 1] en ik compagnon werden en mijn zoon was jarig.
V=De taarten zijn persoonlijk aan jouw en [naam 1] afgeleverd toen jullie aan de [adres 11] te Zwolle aan het werk waren. Voor 84 euro aan taarten. Waarom zijn die taarten niet betaald?
A=Dat is mij ontgaan.
V=Die mevrouw heeft diverse malen contact met jouw gezocht om de taarten te betalen en de aanbetaling terug te storten. Ik heb uitgeprinte whattsapp gesprekken waarbij je weer aangeeft in scheiding te liggen en smoesjes verzint. Waarom licht jij deze mevrouw op?
A=Ik zie het niet als smoesjes. Ik was het vergeten. Ik was druk met klussen.
V=Ga je dit slachtoffer de schade vergoeden?
A=Ik betaal u komende woensdag ook dit bedrag zodat u haar kunt schadeloos stellen
(..)
(maaltijden [bedrijf 2] )

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer 13] namens [bedrijf 2] d.d. 29 oktober 2015, pagina’s 231 tot en met 237.
(..)
Ik ben mede eigenaar van [bedrijf 2] in Zwolle en zodoende gerechtigd tot het doen van aangifte “oplichting” gepleegd door [verdachte] . Op 17 april 2015 rond 21.15 uur kwam er een telefonische bestelling binnen op naam van “ [schoonmaakbedrijf 2] / [bouwbedrijf 2] ”.
De beller deed een bestelling van friet en twee(2) complete maaltijden. Totaal kosten van deze bestelling: 59,30 euro.
Deze bestelling moest bezorgt worden aan de [adres 1] te Zwolle. Deze bestelling is netjes afgeleverd. Er was telefonisch al besproken of het op rekening kon. Dit was voor ons geen probleem. Dit houd in dat je binnen veertien(14) dagen moet betalen.
(..)
De eerste betalingsherinnering heb ik op 4 juni 2015 gestuurd. Deze betalingsherinnering van 132,65 euro, heb ik gestuurd van beide openstaande facturen.
Deze facturen heb ik gestuurd naar: “ [schoonmaakbedrijf 2] / [bouwbedrijf 2] ”, tav. [verdachte]
, [adres 9] Zwolle.
Ik ben aan deze gegevens gekomen omdat mijn man en ik naar het adres aan de Newtonweg
zijn gegaan. Daar hebben wij een familielid aangetroffen, tenminste dat neem ik aan.
Die gaf ons het adres van de [adres 9] .
De tweede betalingsherinnering heb ik een maand later verstuurd. Dit was op 4 juli 2015. Deze herinnering heb ik naar: “ [schoonmaakbedrijf 2] / [bouwbedrijf 2] ”, tav. [verdachte] , [adres 9] te Zwolle gestuurd.
Tot op de dag van vandaag heb ik nog steeds het geld niet ontvangen van [verdachte]
. Ik voel mij opgelicht door [verdachte] .
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte met bijlagen, d.d. 11 december 2015, pagina’s 94 tot en met 100 (pagina 96).
(..)
V= [bedrijf 2] heeft aangifte gedaan van oplichting. Wat kun jij verklaren over
de bestellingen die je daar in april dit jaar geplaatst hebt?
A=Ik heb daar één keer een bestelling gedaan voor eten.
V=Op wiens naam heb jij die bestellingen geplaatst?
A=Op [schoonmaakbedrijf 2] Zwolle.
V=Waarom plaats je bestellingen voor totaal 132,65 euro aan eten op naam van het
[schoonmaakbedrijf 2] Zwolle gevestigd aan de [adres 1] te Zwolle, laat je het eenmaal bezorgen en haal jijzelf het eten een keer op en waarom betaal je rekening die naar de [adres 1] te Zwolle gestuurd is niet?
A=Mijn vrouw zou die rekening betalen. En is die nog niet betaald dan wordt die gewoon betaald. Mijn vrouw zorgde dat de rekeningen betaald werden. Ik gaf haar geld wat ik over had en zij betaalde dan de rekening.
V=Waarom betaal je zelfs de rekening niet die naar je privéadres aan de [adres 9] te Zwolle gestuurd is niet. Het adres wat de benadeelden kregen nadat men zelf naar de [adres 1] te Zwolle gegaan was om verhaal te halen?
A=Ik heb geen rekening gezien. Mijn advocaat Rump kan dat beamen. Mijn vrouw ging
slordig met de rekeningen om. Ik vind het ook juridisch. Dat is van de week gewoon
betaald.
V=Kunnen wij de afspraak maken dat je mij dit geld komende donderdag 17 december
2015, je krijgt een bewijsje daarvoor en ik betaal [bedrijf 2] .
A=Akkoord ik betaal je woensdag voor 16.00 uur. Moet ik dan gelijk de rekening van
bakker [bedrijf 3] aan u betalen.
(gebak [bedrijf 3] )

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] namens [bedrijf 3] d.d. 30 november 2015, pagina’s 244 tot en met 247.
(..)
Op 5 September 2015 kwam er een persoon in de winkel aan de Kerkstraat 39 te Zwolle,
die ongeveer 50 gesorteerde gebakjes bestelde.
Deze persoon gaf een bedrijfsnaam op waarvoor het gebak bestemd was. Deze bedrijfsnaam is: [schoonmaakbedrijf 1] en zou gevestigd zijn aan de [adres 1] te Zwolle.
Wij hebben het gebak op rekening gezet van het bedrijf [schoonmaakbedrijf 1] en de man heeft
het gebak meegekregen.
Op 23 September 2015 is er een factuur met nummer 2688 opgemaakt op naam van [schoonmaakbedrijf 1]
, met als factuuradres de [adres 1] te Zwolle. Het bedrag wat betaald moest
worden betrof 105,70 euro. Deze factuur moest uiterlijk 7 Oktober 2015 betaald zijn.
Ik ben degene die de facturen nakijkt en controleert op betaling en ik zag op 19 November 2015 dat de factuur met nummer 2688 tnv [schoonmaakbedrijf 1] , niet betaald was.
(..)
Ik ben op 24 November 2015 op internet gaan zoeken, maar ik kon geen telefoonnummer
vinden van [schoonmaakbedrijf 1] of andere gegevens waar ik wat aan had. Ik heb toen de Kamer van Koophandel gebeld en zij gaven mij, toen ik vroeg naar het
bedrijf [schoonmaakbedrijf 1] , de naam, privé adres en telefoonnummer van een persoon genaamd
[verdachte] .
(..)
Dit adres betreft: [adres 9] te Zwolle. Het telefoonnummer wat ik kreeg was: 06- [telefoonnummer 1] . Ik heb dit 06 nummer gebeld maar er werd niet opgenomen.
Omdat ik nu wist met wie ik te maken had, ben ik naar de [adres 1] te Zwolle
gereden om de betalingsherinnering af te geven en ik hoopte [verdachte] er aan te
treffen. Toen ik hier aankwam liep ik een kantoor binnen en zag ik een viertal mensen zitten.
Een (1) van hen zei tegen mij: “Kom je ook voor [verdachte] ” en “Heeft hij ook schulden
bij jou, want je bent al de zoveelste”.
Ik zei dat ik inderdaad op zoek was naar [verdachte] en ik hoorde een van de mensen
aanwezig zeggen dat [schoonmaakbedrijf 1] al een half jaar niet meer gevestigd was aan het
adres [adres 1] te Zwolle.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte met bijlagen, d.d. 10 december 2015, pagina’s 69 tot en met 93 (pagina 69).
(..)
Op het moment dat ik de nota van het gebak naar de newtonstraat liet sturen was ik niet meer in dat pand.
(..)
(sportkleding [bedrijf 4] )

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] namens [bedrijf 4] d.d. 22 oktober 2015, pagina’s 210 tot en met 217.
(..)
De man met het forse postuur kwam naar mij toe en gaf mij een hand. Hierbij stelde hij zich voor als zijnde [verdachte] . De andere man gaf mij een kaartje waarop zijn naam en een bedrijfsnaam stond vermeld. Ik zag namelijk het volgende op zijn kaartje staan:
[bouwbedrijf 1]
[naam 1]
[adres 1]
Zwolle
T. 06— [telefoonnummer 3]
[naam 1] @hotmail. com
[verdachte] nam het woord en vroeg aan mij of ik, hem zaalvoetbal kleding kon leveren. [verdachte] gaf aan dat het om 13 tenues zou gaan, en [verdachte] wilde er ook graag tassen, trainingspakken ,bidonrekje met 8 bidons, sokken, ballen, en keepershandschoenen
erbij hebben.
(..)
Ik hoorde kort daarna dat [verdachte] toch afzag om de kleding te laten bedrukken omdat [verdachte] iemand had die dit wel voor hem kon doen. [verdachte] en ik hebben samen de catalogus door gekeken en de tenues uitgezocht die hij graag wilde hebben. Hierbij zijn ook de, tassen, sokken, trainingspakken, bidonrekje met 8 bidons, ballen, en keepershandschoenen uitgezocht.
[verdachte] heeft de bestelling geplaatst, en we hadden de afspraak gemaakt wanneer de goederen binnen waren dat ik hem zou bellen. Ik heb [verdachte] de prijs medegedeeld waarmee hij akkoord ging. De prijs betrof inclusief BTW 2237.00 euro.
Ik moest van [verdachte] de bestelling van de goederen op zijn bedrijfsnaam, zetten namelijk: [schoonmaakbedrijf 1] , Schoonmaakbedrijf gelegen aan de [adres 1] te Zwolle.
Op 25 Augustus 2015 kreeg ik de bestelling binnen van de door [verdachte] bestelde goederen. Ik heb direct [verdachte] gebeld met de mededeling dat zijn bestelling af gehaald kon worden bij mij. Ik hoorde dat [verdachte] ging regelen dat de goederen werden opgehaald. De goederen werden pas op 10 of 11 September 2015 opgehaald.
(..)
Ik heb [naam 1] de pakketten en de factuur mee gegeven zoals was afgesproken.
Nadat ik de goederen en de factuur had meegegeven heb ik niets meer van de twee
mannen vernomen.
(..)
Ik heb op 01—10-2015 een herinneringsnota gemaild naar [e-mail] . Ook
op deze mail heb ik niets meer gehoord of gezien.
(..)
Nadat de betalingstermijn verstreken was, ben ik naar het bedrijf [schoonmaakbedrijf 1] aan de [adres 1] gegaan om te vragen hoe het zat met de onbetaalde rekening.
Ik ben naar binnen gelopen en heb gevraagd aan de vrouw die achter de balie zat naar
[verdachte] , de eigenaar van [schoonmaakbedrijf 1] . Ik hoorde van de vrouw dat ik al de zoveelste
was en dat het bedrijf [schoonmaakbedrijf 1] al sinds April 2015 niet meer in het pand was
gehuisvest. Ik hoorde van de vrouw dat de post ook niet werd afgehaald van [schoonmaakbedrijf 1] .
(..)

Proces-verbaal van verhoor van verdachte met bijlagen, d.d. 10 december 2015, pagina’s 69 tot en met 93 (pagina 72).
(..)
V=De zaak [bedrijf 4] aan de [adres 12] te Zwolle. Wat zegt je dat?
A=Van alles. Een heleboel. Ik wilde een groep personen bij elkaar hebben en een club vormen van mensen die een zaalvoetbalclub zouden worden. Ik had met de eigenaar van
[bedrijf 4] duidelijke afspraken gemaakt omtrent de sportkleding en de betaling. Dat was ongeveer 2 maand geleden. Hij zou twee tenues leveren dat wil zeggen 13 shirt, 13 broeken inclusief trainingskleding. De betaling zou middels een factuur naar mij toe komen op het adres van de [adres 1] te Zwolle.
(..)
V=Op wiens naam moest de rekening komen?
A=Op mijn naam van [bouwbedrijf 1] . Op het adres van de [adres 1] te Zwolle.
(..)
V=Waarom wordt er niet op herinneringsmail en nota’s gereageerd omdat er niet
betaald werd?
A=Er is een nota met [naam 1] meegegeven. Verder heb ik geen andere nota’s gehad.