4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/730147-18
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van vernieling van de ruit van haar auto, te weten een rode Suzuki Alto met kenteken [kenteken] , op 17 april 2018. Aangeefster stond op het balkon van haar woning toen zij zag dat verdachte met een roze slot tegen de rechter zijruit van haar auto sloeg. Zij zag dat de ruit werd vernield. Zij zag dat verdachte werkkleding droeg, een groene broek. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] , die zag dat een man een roze hangslot pakte en hiermee de achterruit van het portier van een rode auto kapot sloeg. Ook zag [getuige 1] dat de man werkkleding droeg, een groene broek met oranje flappen.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij een groene broek met oranje flappen droeg. Bij de politie heeft verdachte daarentegen wel verklaard dat hij een groene broek met oranje flappen droeg. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter zitting daaromtrent niet geloofwaardig.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 18 april 2018 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte aangehouden voor het overtreden van de schorsingsvoorwaarden. Zij horen verdachte zeggen: “Dat als hij nu een vuurwapen zou krijgen of kopen hij zijn ex-partner daar wat mee aan zal doen”.
Op 21 april 2018 is deze bedreiging aan [slachtoffer] medegedeeld. Zij voelt zich ernstig bedreigd door verdachte en is bang dat hij zijn dreigementen waar zal maken op moment dat hij op vrije voeten komt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze bewoordingen wel gebruikt zou kunnen hebben, maar dat hij bedoelde te zeggen dat als hij een vuurwapen had hij allang iets gedaan zou hebben. De raadsman heeft bepleit dat die bedoelde bewoordingen geen bedreiging vormen in de zin van artikel 285 Sr.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bewoordingen heeft geuit: “Dat als hij nu een vuurwapen zou krijgen of kopen hij zijn ex-partner daar wat mee zal aan doen”. De rechtbank is van oordeel dat deze bewoordingen een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren in de zin van artikel 285 Sr. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 augustus 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 18 april 2018, pagina 30.
Parketnummer 08/730527-17
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 augustus 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 4 september 2017, pagina 2.