ECLI:NL:RBOVE:2018:2881

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
6593782 \ CV EXPL 18-291
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenbijdrage, salarisverhogingen en schadevergoeding wegens discriminatie afgewezen

In deze zaak vorderde eiser, die in dienst was bij Mindtime Backup B.V., betaling van onder meer een pensioenbijdrage, niet genoten salarisverhogingen en een schadevergoeding wegens discriminatie. Eiser had zijn dienstverband opgezegd en stelde dat hij recht had op een pensioenvoorziening en dat hij ten onrechte een lager salaris ontving dan zijn collega's, wat hij toeschreef aan discriminatie vanwege zijn Duitse afkomst. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een tussenvonnis en een comparitie. De kantonrechter oordeelde dat eiser op 31 maart 2011 een afstandsverklaring had ondertekend, waardoor hij afstand deed van zijn pensioenrechten. De vorderingen tot schadevergoeding en salarisverhogingen werden afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij ongelijk was behandeld of dat er een recht op salarisverhogingen bestond. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 17 juli 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 6593782 \ CV EXPL 18-291
Vonnis van 17 juli 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats]
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. Y.K. Kunze,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MINDTIME BACKUP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
gedaagde partij, hierna te noemen Mindtime,
gemachtigde: mr. A.A. Dooijeweerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 januari 2018;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
- het tussenvonnis van 1 mei waarbij een comparitie na antwoord is bepaald en waarbij [eiser] in de gelegenheid is gesteld om te antwoorden in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de comparitie van 30 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 1 september 2010 in dienst gekomen bij Mindtime. Bij brief van 28 april 2017 heeft [eiser] het dienstverband opgezegd tegen 1 juni 2017. Ingevolge die opzegging is het dienstverband vervolgens geëindigd.
2.2.
Op 31 maart 2011 heeft [eiser] een verklaring genaamd ‘Afstandsovereenkomst Pensioen’ ondertekend. Daarin is onder meer het volgende bepaald:
(…)
1. Verklaart hierbij kennis te hebben genomen van de inhoud van de pensioenregeling van Mindtime Backup, hierna te noemen: “de werkgever”. De werkgever heeft de werknemer de gelegenheid geboden deel te nemen aan deze pensioenregeling.
2. De werknemer verklaart niet mee te doen aan de pensioenregeling van de werkgever. De werknemer doet daarmee afstand van deelname aan de pensioenregeling voor de hele periode dat de werknemer in dienst is van de werkgever. (…)
3. Door het ondertekenen van deze afstandsverklaring verklaart de werknemer afstand te doen van alle rechten van de pensioenregeling (…)
4. De werknemer krijgt door het afzien van deelname aan de pensioenregeling geen recht op enige vorm van compensatie door de werkgever.
5. Mocht de werknemer in de toekomst alsnog willen deelnemen aan de pensioenregeling, dan is dit alleen mogelijk als de werkgever daarmee instemt. (…)
6. Mocht de werknemer in de toekomst alsnog willen deelnemen aan de pensioenregeling, dan kan dit niet met terugwerkende kracht. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. a) verklaring voor recht dat Mindtime zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie met veroordeling van Mindtime om op grond daarvan aan [eiser] wegens schadevergoeding te voldoen een bedrag van € 5.000,= netto te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
b) veroordeling van Mindtime om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 31.286,68 bruto terzake van pensioenvoorziening en achterstallig salaris, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
c) veroordeling van Mindtime om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 1.376,82 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
d) veroordeling van Mindtime in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Kort samengevat legt [eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag dat Mindtime hem ten onrechte een te laag salaris heeft toegekend. [eiser] stelt dat collega’s van hem voor dezelfde werkzaamheden een hoger salaris ontvingen. Volgens [eiser] is er in verband met zijn Duitse afkomst sprake van discriminatie door Mindtime, hetgeen grond is voor zijn vordering tot schadevergoeding. Voorts stelt [eiser] dat Mindtime ten onrechte ten behoeve van hem geen pensioenpremie heeft afgedragen dan wel aan hem een bedrag ter beschikking heeft gesteld voor een eigen pensioenregeling (in Duitsland). Uitgaande van een redelijke pensioenbijdrage van € 393,08 bruto per maand (€ 250,= netto per maand) komt aan [eiser] over de periode van juli 2013 tot en met mei 2017 een bedrag toe van € 18.474,76 bruto (€ 11.750,= netto). [eiser] stelt dat zijn collega’s jaarlijks een salarisverhoging ontvingen. Een dergelijke verhoging ontving hij niet. Daarom maakt [eiser] nu aanspraak op een vergoeding van € 5.611,92 bruto (€ 3.600,= netto) wegens niet ontvangen salarisverhoging over de periode april 2015 tot en met april 2017. Verder ontving [eiser] maandelijks een bedrag van € 300,= bruto minder dan bij arbeidsovereenkomst is afgesproken. Vanaf april 2015 tot einde dienstverband heeft [eiser] daarom nog recht op een betaling van € 7.200,= bruto. Aangezien hij een jurist heeft moeten inschakelen die buitenrechtelijke werkzaamheden heeft verricht teneinde betaling te verkrijgen, vordert hij tevens vergoeding van die kosten.
3.3.
Mindtime concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering. Voor zover van belang zal het verweer hierna verder worden besproken. Mindtime heeft voorts een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld.
3.4.
Voor het geval Mindtime in conventie enig bedrag aan [eiser] verschuldigd blijkt te zijn, vordert Mindtime in reconventie om voor recht te verklaren dat zij haar vordering op [eiser] rechtsgeldig heeft verrekend tot een beloop van € 2.845,44, en vordert zij veroordeling van [eiser] tot (terug)betaling aan Mindtime van teveel uitbetaalde reiskosten ten bedrage van € 2.845,44, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeling van [eiser] in de proceskosten in reconventie.
3.5.
[eiser] heeft op deze vordering gereageerd en concludeert tot afwijzing daarvan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] maakt aanspraak op een bedrag van € 18.474,76 bruto in het kader van een hem toekomende pensioenvoorziening. [eiser] gaat er echter aan voorbij dat hij op 31 maart 2011 een ‘Afstandsovereenkomst Pensioen’ heeft ondertekend. Daarmee heeft hij duidelijk en ondubbelzinnig verklaard afstand te doen van enige pensioenaanspraak. [eiser] heeft daarover ter comparitie opgemerkt dat hij bij zijn handtekening met pen heeft opgeschreven ‘
momenteel niet, later tot 1 januari 2012 nieuw bespreken’. Volgens [eiser] betekent dat dat zijn afstandsverklaring slechts tot 1 januari 2012 geldig was en het onderwerp daarna op initiatief van Mindtime opnieuw met hem besproken had moeten worden. De kantonrechter kan [eiser] in deze redenering niet volgen. In de door hem ondertekende afstandsovereenkomst is immers uitdrukkelijk bepaald dat eventuele deelname aan een pensioenregeling in de toekomst alleen mogelijk is met instemming van de werkgever. Dat van een dergelijke instemming op enig moment sprake is geweest is niet gebleken en is door [eiser] ook niet gesteld. De afstandsverklaring is aldus gewoon van kracht gebleven. Er bestaat daarom geen grond voor de toekenning van een pensioenbijdrage, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
4.2.
[eiser] maakt verder, over de periode april 2015 tot en met april 2017, aanspraak op een vergoeding van € 7.200,= bruto omdat hij maandelijks € 300,= bruto te weinig kreeg uitbetaald ten opzichte van het overeengekomen salaris en een vergoeding van € 5.611,92 bruto (€ 3.600,= netto) wegens niet ontvangen salarisverhogingen (ad € 233,83 bruto per maand). Uit hetgeen ter comparitie door partijen is verklaard volgt dat in de eerste dagen van het dienstverband al nader is onderhandeld over de hoogte van het salaris. Het aanvankelijk overeengekomen salaris van € 3.000,= bruto per maand is als gevolg daarvan gewijzigd in een salaris van € 2.700,= bruto met daarnaast recht op een onbelaste netto reiskosten-vergoeding van € 875,52 per maand. Het lagere salaris werd aldus verdisconteerd in een hoge reiskostenvergoeding. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de werkelijke reiskosten minder bedroegen dan het bedrag van de reiskostenvergoeding. Door Mindtime is onbetwist aangevoerd dat [eiser] telkens weer bij gesprekken over de hoogte van zijn salaris een groot belang hechtte aan een lager bruto salaris in combinatie met een hoge netto onkostenvergoeding, dit in verband met de vaststelling van zijn alimentatieverplichting. Hoewel de accountant van Mindtime er op enig moment op heeft gewezen dat een dergelijke vergoeding van reiskosten eigenlijk niet door de beugel kon, heeft Mindtime toch op deze wijze aan [eiser] uitbetaald om zodoende aan zijn wensen tegemoet te komen. Nu tussen partijen vaststaat dat er aldus geen sprake was van een bruto maandsalaris van € 3.000 per maand maar van een salaris van € 2.700 per maand, valt niet in te zien op grond waarvan aan [eiser] nog een nabetaling van € 300,= per maand dient plaats te vinden. [eiser] heeft weliswaar betoogd dat hij in 2013 verhuisd is, waardoor de reiskostenvergoeding niet meer voldoende was om het lagere salaris te verdisconteren, maar dit heeft hij niet onderbouwd. Zo heeft hij bijvoorbeeld nagelaten zijn reiskosten te onderbouwen en aan te tonen dat hij niet meer dan dat bedrag aan vergoeding uitgekeerd heeft gekregen. Dit deel van zijn vordering wordt daarom afgewezen.
4.3.
Voorts heeft Mindtime gemotiveerd betwist dat [eiser] nog recht zou hebben op salarisverhogingen die zijn collega’s wel zouden hebben genoten. Ter onderbouwing van haar betwisting heeft Mindtime in deze procedure een e-mailbericht van 2 december 2016 overgelegd waarin zij op dat moment al aan [eiser] openheid van zaken geeft over de beloningen van zijn collega’s, omdat [eiser] op dat moment ook al in discussie was met zijn werkgever over de hoogte van zijn salaris. Zoals Mindtime onweersproken heeft aangevoerd, zijn bij Mindtime gemiddeld ongeveer 5 mensen werkzaam met verschillende functies en dus ook verschillende werkzaamheden. Onder leiding van de directeur zijn er een commercieel directeur (aan wie [eiser] verantwoording moest afleggen), een systeembeheerder, een supportmedewerker en een verkoper ( [eiser] en sinds september 2016 ook Rijpma). Dat [eiser] sales manager was en daarom niet gelijk kan worden gesteld met Rijpma, heeft hij niet onderbouwd. Mindtime heeft in het e-mailbericht inzicht gegeven in de hoogte van de salarissen van deze medewerkers over de jaren 2014, 2015 en 2016. Dan valt op dat [eiser] weliswaar een lager bruto jaarsalaris verdiende maar dat hij in tegenstelling tot zijn collega’s een aanzienlijk hogere (netto) reiskostenvergoeding ontving, zodat hij netto zelfs meer verdiende dan zijn naaste collega’s. Mindtime heeft in dat verband op de comparitie verklaard dat zij juist aan die andere medewerkers een salarisverhoging heeft gegeven om het aanzienlijke beloningsverschil met [eiser] , waarbij [eiser] dus voorop liep, te verkleinen. Voorts is uit geen enkel stuk gebleken dat de door [eiser] gevorderde salarisverhogingen op enig moment met hem zijn overeengekomen of dat hij uit hoofde van een specifieke regeling daarop recht zou hebben. Kortom, van enige grondslag voor de gevorderde salarisverhogingen is niet gebleken. De vordering die daarop ziet, wordt daarom afgewezen.
4.4.
De discriminatie waarop [eiser] een vordering tot schadevergoeding heeft gebaseerd is volgens hem gelegen in het feit dat hij van Duitse afkomst is en daarom anders is behandeld dan zijn collega’s. Mindtime heeft betwist dat van discriminatie sprake is. Het ligt daarom op de weg van [eiser] om zijn stelling nader te onderbouwen. Dat heeft hij nagelaten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is niet onderbouwd dat hij ten onrechte en ten nadele anders is behandeld dan zijn collega’s. De gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde schadevergoeding worden daarom afgewezen.
4.5.
Nu de vorderingen van [eiser] in de voorgaande overwegingen zijn afgewezen, bestaat er geen grond voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Ook die post wordt daarom afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij dient [eiser] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van Mindtime begroot op € 800,= voor salaris gemachtigde.
4.6.
Aangezien aldus de voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie niet is vervuld, behoeft deze vordering geen nadere bespreking.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Mindtime begroot op € 800,= voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de kostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018. (KKvd(O)