ECLI:NL:RBOVE:2018:2863

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
C/08/202262 / HA ZA 17-246
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap van goederen na echtscheiding met betrekking tot de gezamenlijke woning en hypotheek

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Overijssel op 18 juli 2018, betreft het een geschil tussen twee voormalige echtgenoten over de verdeling van hun gezamenlijke woning na echtscheiding. De partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd en de echtscheiding was op 15 februari 2012 uitgesproken. Tijdens de echtscheidingsprocedure was er geen verdeling van de gezamenlijke bezittingen, waaronder de woning, die op dat moment nog steeds gezamenlijk in eigendom was. De woning was belast met een hypotheekschuld bij BLG Wonen en er was een geldlening bij Voordeelbank B.V. waar beide partijen hoofdelijk aansprakelijk voor waren.

De eiser vorderde dat de gedaagde, die in de woning verbleef, de hypotheek op haar naam zou zetten en dat de woning zou worden verkocht als dat niet mogelijk was. De gedaagde voerde verweer en stelde dat zij door gezondheidsproblemen niet in staat was om de hypotheek over te nemen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde voldoende gelegenheid had gehad om de hypotheek over te nemen en dat haar gezondheidsproblemen geen reden waren om de verdeling van de woning uit te stellen. De rechtbank wees de primaire vordering van de eiser af, maar besloot dat de woning moest worden verkocht, waarbij de netto opbrengst of restschuld gelijkelijk tussen de partijen zou worden verdeeld.

De rechtbank bepaalde ook de procedure voor de verkoop van de woning en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis benadrukt het belang van de mogelijkheid tot verdeling van de gemeenschap en de verantwoordelijkheden van beide partijen met betrekking tot de gezamenlijke schulden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/202262 / HA ZA 17-246
Vonnis van 18 juli 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
advocaat mr. M. Rijs te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], gedaagde,
advocaat mr. R.N. Sahebdien te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 14 maart 2018 met de daarin genoemde stukken,
  • de akte van uitlating van [eiser] van 28 maart 2018,
  • de akte uitlating van [gedaagde] van 25 april 2018
  • productie 1 ingediend door [eiser] op 30 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Op 15 februari 2012 is de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank Overijssel. Tijdens de echtscheidingsprocedure heeft geen verdeling plaatsgevonden.
2.2.
Partijen bezitten gezamenlijk en voor gelijke delen een woning aan de [adres] in [plaats] (hierna te noemen: de woning). Op de woning rust een hypotheekschuld bij BLG Wonen (hierna te noemen: de hypotheek). Op 31 december 2016 bedroeg het hypotheekbedrag € 174.924,02. De WOZ-waarde van de woning was op
1 januari 2016 € 115.000,00.
2.3.
Partijen zijn ten tijde van hun huwelijk bij de Voordeelbank B.V. (hierna te noemen: Voordeelbank) een geldlening aangegaan (hierna te noemen: de geldlening), waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.4.
Tijdens de echtscheidingsprocedure zijn partijen overeengekomen dat
[gedaagde] de hypotheek aflost en de overige kosten van de woning op zich neemt en dat zij in de woning kan blijven wonen. Bovendien is overeengekomen dat [eiser] de geldlening aflost.
2.5.
Op de geldlening is niet (tijdig) door [eiser] afgelost. Op
11 mei 2017 heeft de Voordeelbank partijen hiervoor gedagvaard. Op 27 februari 2018 is door de Voordeelbank beslag gelegd op het inkomen van [gedaagde].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde]
primair:
I. om, voor zover deze in de procedure heeft aangetoond dat zij de hypothecaire geldlening op eigen naam kan voeren, binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de man uit de hoofdelijkheid van de op de gezamenlijke woning rustende hypothecaire geldlening wordt ontslagen, alsmede [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis ervoor zorg te dragen dat voor een door de rechtbank aan te wijzen notaris een akte wordt verleden waarin het aandeel van de man in de gemeenschappelijke woning aan de vrouw wordt overgedragen, waarbij [gedaagde] de kosten van overdracht zal dragen, op straffe van een dwangsom van €100,00 per dag als [gedaagde] hiermee in gebreke blijft,
subsidiair:
II. voor zover [gedaagde] niet in de procedure heeft aangetoond dat zij de hypotheek op eigen naam kan voeren en [eiser] derhalve niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden ontslagen, de verdeling te gelasten in dier voege dat alsdan de woning zal worden verkocht op een nader door de rechtbank te bepalen wijze waarbij de netto opbrengst c.q. restschuld (na voldoening van de op de woning rustende financiering en bijkomende kosten) tussen partijen gelijkelijk zal worden verdeeld en waarbij [gedaagde] haar medewerking dient te verlenen aan de voorbereiding van deze verkoop,
III. voor zover nodig te bepalen dat de uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte dan wel dat de uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden,
IV. voor zover nodig een vertegenwoordiger aan te wijzen die de handelingen namens [eiser] zal verrichten,
primair en subsidiair:
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, zomede met veroordeling van haar in de wettelijke rente over de uit te spreken kostenveroordeling indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen veertien dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
[eiser] onderbouwt zijn vordering als volgt. De woning is op dit moment nog in eigendom van beide partijen en beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheek die op de woning rust. Met [gedaagde] is overeengekomen dat zij in de woning mocht blijven wonen en dat zij de hypotheekaflossing op zich neemt. Omdat in het verleden diverse keren een achterstand is ontstaan in de hypotheekaflossing, vordert [eiser] dat hij wordt ontslagen uit zijn hoofdelijkheid voor de hypothecaire lening, dan wel dat het huis wordt verkocht en de opbrengst of schuld wordt verdeeld tussen partijen. Ter zitting heeft [eiser] bovendien gesteld belang te hebben bij verdeling van de gemeenschap, omdat hij een traject wil inzetten om hem onder bewind te laten stellen. Hiervoor moet duidelijkheid over de woning komen, aldus [eiser].
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat sprake is van een achterstand van de hypotheekbetalingen aan de bank. Zij stelt een regeling te hebben getroffen met de hypotheekverstrekker om de achterstand weg te werken. Als verweer voert [gedaagde] aan dat zij het huis en de hypotheek op haar naam wil zetten. Dat is volgens
[gedaagde] ook mogelijk, maar in verband met ziekte is zij hiertoe nog niet in staat geweest. Zij heeft meer tijd nodig om dit te regelen en verzoekt daarom om uitstel van de verdeling. Tot slot stelt mevrouw dat wanneer de woning met verlies wordt verkocht, de schulden van partijen oplopen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert primair dat de woning en de hypotheek die daarop rust op naam van [gedaagde] gezet worden. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Een ieder die gezamenlijk met een ander een goed (de gemeenschap) bezit kan in beginsel op elk moment verdeling van de gemeenschap vorderen. In beginsel is niemand verplicht tegen zijn of haar wil in onverdeeldheid te blijven. Het kan echter zijn dat de belangen van de andere eigenaren van de gemeenschap (de deelgenoten) zich tegen verdeling verzetten. De rechter kan in dat geval bepalen de verdeling voor een periode van maximaal drie jaren uit te sluiten. In de onderliggende zaak doet [gedaagde] hierop een beroep. Zij stelt tijd nodig te hebben om de woning en hypotheek op haar naam te krijgen. Vanwege haar gezondheid zou [gedaagde] hiertoe op dit moment niet in staat zijn. [eiser] betwist dat de gezondheid van [gedaagde] eraan in de weg staat om de hypotheek te regelen. Al op
10 april 2017 heeft hij [gedaagde] voor het eerst bericht dat hij tot verdeling van de woning over wilde gaan. [gedaagde] heeft volgens [eiser] voldoende tijd gehad om de hypotheek te regelen.
4.2.
[gedaagde] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid geboden om de woning over te nemen en de hypotheek op haar naam te laten zetten. Immers, eerst op 10 april 2017 heeft [eiser] [gedaagde] bericht over te willen gaan tot verdeling. Ook tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 16 november 2017 zijn partijen overeengekomen om [gedaagde] tot maart 2018 gelegenheid te geven de woning over te nemen. Weliswaar worden door [gedaagde] stukken overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat zij aan het revalideren is van een openhartoperatie die op 18 december 2017 plaatsvond en nu te kampen heeft met koliekpijnen, maar daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat [gedaagde] niet in staat is geweest een gesprek aan te gaan met een hypotheekadviseur of hypotheekverstrekker. Te meer, nu [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij bij het regelen van de hypotheek hulp kon krijgen van haar huidige partner. De rechtbank ziet daarom in de gezondheidstoestand van [gedaagde] geen grond om verdeling van de woning voor een bepaalde periode uit te sluiten. De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde] op dit onderdeel dan ook en oordeelt dat de woning in beginsel voor verdeling in aanmerking komt. Nu [gedaagde] kennelijk niet in staat is om de hypotheek van de woning over te nemen, zal de primaire vordering van [eiser] dan ook worden afgewezen.
4.3.
Subsidiair vordert [eiser] verdeling van de woning door middel van verkoop daarvan, waarbij de opbrengst of schuld verdeeld zal worden tussen partijen. [eiser] vordert dat de rechtbank de wijze van verkoop van de woning bepaalt. [gedaagde] voert verweer door te stellen dat haar belang zich verzet tegen verkoop van de woning. Na verkoop van de woning resteert naar verwachting een restschuld, zodat de schulden van partijen toenemen, aldus [gedaagde]. Bovendien spraken partijen volgens [gedaagde] af dat zij in de woning kan blijven wonen zolang zij de hypotheek betaalt.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank wegen de genoemde belangen van
[gedaagde] om in de woning te blijven wonen niet op tegen de belangen van [eiser] om over te gaan tot verdeling daarvan. Zoals hierboven overwogen is in beginsel niemand verplicht in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dat bij de verkoop van een woning een restschuld ontstaat is geen voldoende zwaarwegend belang om de verdeling uit te sluiten. Ook de afspraken die partijen maakten over betaling van de hypotheek door
[gedaagde] en betaling van de geldlening door [eiser] betekent niet zondermeer dat de gemeenschap onverdeeld moet blijven. Immers, beide partijen blijven hoofdelijk aansprakelijk jegens de hypotheekverstrekker en de Voordeelbank. De hypotheekverstrekker heeft inmiddels [eiser] aangesproken op de achterstand in hypotheekbetaling en de Voordeelbank heeft beslag gelegd op het inkomen van
[gedaagde]. Bovendien is de afspraak tussen partijen dat [gedaagde] in de woning kan blijven wonen zolang ze de hypotheekkosten betaalt. [gedaagde] heeft erkend dat in april 2018 een achterstand is ontstaan en dat zij de hypotheekkosten niet meer kan betalen vanwege een beslag op haar inkomen.
4.5.
Tot slot kunnen schulden van de gemeenschap reden zijn voor de rechtbank om de verdeling op te schorten totdat de schuld is afbetaald, maar dat moet dan verzocht worden door de deelgenoot die bezwaar maakt tegen verdeling, in dit geval [gedaagde]. Door [gedaagde] is een dergelijk verzoek niet, althans onvoldoende gedaan. Bovendien acht de rechtbank het niet opportuun om de verdeling uit te stellen totdat de geldlening is afgelost. Weliswaar wordt door de beslaglegging op het inkomen van [gedaagde] door de Voordeelbank nu afgelost op de geldlening, maar daardoor ontstaat wel een achterstand op de hypotheekbetalingen.
4.6.
De rechtbank komt op grond van bovenstaande tot het oordeel dat de vordering tot verdeling van de woning zal worden toegewezen, in dier voege dat de woning moet worden verkocht aan een derde op de in 4.7 voorgeschreven wijze, waarbij de netto opbrengst dan wel restschuld (na voldoening van de op de woning rustende financiering en bijkomende kosten) tussen partijen gelijkelijk zal worden verdeeld.
4.7.
De woning zal op de volgende wijze worden verkocht:
  • [eiser] zal binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis drie makelaars gevestigd in [plaats] voorleggen aan [gedaagde],
  • [gedaagde] zal binnen 7 dagen na ontvangst uit de voorgedragen makelaars één makelaar kiezen die de verkoop ter hand zal nemen (hierna te noemen: de verkoopmakelaar). Indien [gedaagde] niet binnen 7 dagen haar keus heeft doorgegeven, zal [eiser] een makelaar kiezen;
  • binnen 7 dagen nadat [gedaagde] haar keuze heeft bekendgemaakt aan [eiser] geven partijen de verkoopmakelaar opdracht om de woning te verkopen voor een door de verkoopmakelaar op basis van zijn vakmanschap te bepalen vraag- en laatprijs.
[gedaagde] dient haar medewerking te verlenen aan de voorbereidingen van de verkoop.
4.8.
[eiser] vordert voorts dat voor zover nodig zal worden bepaald dat het in deze te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte dan wel dat het vonnis in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, omdat [eiser] niet heeft onderbouwd waarom dit noodzakelijk zou zijn. Niet is gesteld, noch is gebleken dat [gedaagde] de beslissing van de rechtbank niet zal opvolgen.
4.9.
Tot slot vordert [eiser] dat voor zover nodig door de rechtbank een vertegenwoordiger wordt aangewezen die de handelingen namens hem zal verrichten. De rechtbank zal ook deze vordering afwijzen op grond van het feit dat de vordering onvoldoende is onderbouwds. [eiser] heeft immers niet onderbouwd waarom de rechtbank een vertegenwoordiger aan moet wijzen en hij zelf niet in staat is om een derde hiervoor te machtigen.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen (voormalige echtelieden) zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de woning zal worden verdeeld, in dier voege dat de woning moet worden verkocht aan een derde, waarbij de netto opbrengst dan wel restschuld (na voldoening van de op de woning rustende financiering en bijkomende kosten) tussen partijen gelijkelijk zal worden verdeeld;
5.2.
beveelt dat de verkoop van de woning op de volgende wijze zal geschieden:
  • [eiser] zal binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis drie makelaars gevestigd in [plaats] voorleggen aan [gedaagde],
  • [gedaagde] zal binnen 7 dagen na ontvangst uit de voorgedragen makelaars één makelaar kiezen die de verkoop ter hand zal nemen (hierna te noemen: de verkoopmakelaar). Indien [gedaagde] niet binnen 7 dagen haar keus heeft doorgegeven, zal [eiser] een makelaar kiezen;
  • binnen 7 dagen nadat [gedaagde] haar keuze heeft bekendgemaakt aan [eiser] geven partijen de verkoopmakelaar opdracht om de woning te verkopen voor een door de verkoopmakelaar op basis van zijn vakmanschap te bepalen vraag- en laatprijs;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Mensink en in het openbaar uitgesproken op
18 juli 2018.