ECLI:NL:RBOVE:2018:2783

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
08/950370-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige jongen voor het aanranden van meerdere vrouwen in Deventer

Op 2 augustus 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige jongen uit Deventer, die werd beschuldigd van het aanranden van dertien vrouwen tussen oktober 2017 en januari 2018. De jongen, destijds 16 en 17 jaar oud, heeft de vrouwen vanaf zijn fiets aangerand door hen op de billen te slaan of in de borsten en het kruis te knijpen. Daarnaast riep hij vaak obscene teksten naar zijn slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de jongen verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de jongen zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en legde hem een jeugddetentie op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de Jeugdreclassering. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de aanrandingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/950370-17 (P)
Datum vonnis: 2 augustus 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 19 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in een periode van ongeveer drie maanden negen vrouwen in de gemeente Deventer heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 1] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door rijdend
op een fiets die [slachtoffer 1] onverhoeds bij een/de bil(len) en/of borst(en)
te pakken, althans een/de bil(len) en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] aan te
raken en/of te betasten en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] een knipoog en/of
een handkus te geven;
2.
hij op of omstreeks 3 december 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 2] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
achter/naast die [slachtoffer 2] fietsend, de fiets van die [slachtoffer 2] bij de
bagagedrager vast te pakken (zodat die [slachtoffer 2] werd gedwongen te stoppen)
en/of die [slachtoffer 2] onverhoeds bij een/de borst(en) en/of kruis, althans
schaamstreek, te betasten en/of aan te raken en/of (ranzige) seksueel getinte
opmerkingen te maken richting die [slachtoffer 2] en/of voorbij te gaan aan de verbale
protesten van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 3] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
die [slachtoffer 3] (in het voorbij fietsen) onverhoeds in een/de bil(len) te
knijpen, althans een/de bil(len) van die [slachtoffer 3] aan te raken en/of te
betasten;
4.
hij op of omstreeks 12 januari 2018 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 4] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
rijdend op de fiets te stoppen voor die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) zijn
penis uit zijn broek te halen en/of in de hand te nemen en aan die [slachtoffer 4]
te tonen / te laten zien en/of daarbij (vervolgens) de woorden te
roepen/zeggen: "Wil je een lekker worstje voor de lunch" en/of "Hoer",
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of terwijl die [slachtoffer 4]
weg- en/of doorfietste, die [slachtoffer 4] achterna te fietsen en/of
(vervolgens) onverhoeds in een/de bil(len) te knijpen, althans een/de bil(len)
van die [slachtoffer 4] aan te raken en/of te betasten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 januari 2018 in de gemeente Deventer
de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar
verkeer bestemd, te weten de Douwelerkolkweg,
door zijn (al dan niet stijve) penis uit zijn broek te halen en/of in de hand
te nemen en/of (vervolgens) te tonen en/of te laten zien;
5.
hij op of omstreeks 29 november 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 1] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
die [slachtoffer 1] tegemoet te fietsen en/of op die [slachtoffer 1] af te fietsen
en/of die [slachtoffer 1] onverhoeds een klap op een/de bil(len) te geven,
althans een/de bil(len) van die [slachtoffer 1] aan te raken en/of te betasten;
6.
hij op of omstreeks 2 november 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 5] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
achter die [slachtoffer 5] aan te fietsen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 5] onverhoeds
bij/in een/de bil(len) te grijpen en/of te knijpen, althans een/de bil(len)
van die [slachtoffer 5] aan te raken en/of te betasten en/of tegen die [slachtoffer 5] te
zeggen/roepen: "Lekker ding", althans woorden van gelijke aard of strekking;
7.
hij op of omstreeks 18 november 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 6] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
naast die [slachtoffer 6] te gaan fietsen en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 6] te
zeggen/roepen: "Wil je met mij het bed delen" en/of "Je bent oud maar je bent
lekker", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of/om (vervolgens)
met zijn hand(en) een trekkende beweging te maken ter hoogte van zijn penis,
althans kruis en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] onverhoeds meermalen, althans
éénmaal, (met kracht) in het kruis, althans de schaamstreek, te
knijpen/grijpen, althans het/de kruis/schaamstreek, van die [slachtoffer 6] aan te
raken en/of te betasten;
8.
hij op of omstreeks 26 november 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 7] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
op die [slachtoffer 7] toe- en/of af te fietsen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 7]
onverhoeds in/bij een/de bil(len) te knijpen/grijpen, althans een/de bil(len)
van die [slachtoffer 7] aan te raken en/of te betasten en/of tegen die [slachtoffer 7] te
zeggen/roepen: "Ja zullen we ", althans woorden van gelijke aard of strekking;
9.
hij op of omstreeks 23 december 2017 in de gemeente Deventer,
[slachtoffer 8] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), heeft
gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
tegen die [slachtoffer 8] te zeggen/roepen: "Ga je mee naar mijn bedje", althans
woorden van gelijke aard of strekking, waarbij hij, verdachte, (zittend op de
zadel van zijn fiets) met zijn vinger(s) naar zijn kruis wees, terwijl zijn,
verdachtes, penis en/of ballen ontbloot waren en/of (vervolgens) die [slachtoffer 8]
onverhoeds in het kruis, althans de schaamstreek, te grijpen, althans het/de
kruis/schaamstreek, van die [slachtoffer 8] aan te raken en/of te betasten.
Daarnaast staan er vier feitelijke aanrandingen en twee keer openbare schennis van de eerbaarheid als ad informandum gevoegde strafbare feiten op de dagvaarding.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De officier van justitie verwijst naar de aangiftes, het signalement van de dader, de plaats van de delicten, de modus operandi en ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 primair, 5 en 7 is er de bekennende verklaring van verdachte. Daarnaast is van belang dat dezelfde modus operandi is gebruikt bij de feiten 3, 6, 8 en 9. De officier van justitie heeft dan ook gesteld dat ook deze feiten met schakelbewijs wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 3 ten laste gelegde, omdat de aanranding heeft plaatsgevonden in de buurt van de moskee en verdachte heeft verklaard dat hij zoiets nooit zou doen in de buurt van de moskee. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 primair, 5 en 7
Verdachte heeft bekend dat hij deze vijf feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid (ook aangeduid als: aanrandingen) heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij wel de borsten en bil van aangeefster heeft betast, maar dat hij haar niet in haar kruis heeft gegrepen. Ten aanzien van feit 4 heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster wel bij haar billen heeft betast, maar dat hij niet zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en aan aangeefster heeft getoond. Ook ontkent verdachte dat hij aangeefster voor hoer heeft uitgescholden. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefsters ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen. De aangeefsters hebben gedetailleerd en consistent verklaard over hetgeen hen is overkomen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van alle onder 1, 2, 4 primair, 5 en 7 tenlastegelegde gedragingen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 juli 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte, als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 november 2017, pagina’s 173 en 174;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 6 december 2017, pagina’s 281 tot en met 283;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 16 januari 2018,
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 18 december 2017, pagina’s 189 tot en met 191;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 27 november 2017, pagina’s 256 tot en met 260.
Ten aanzien van de feiten 3, 6, 8 en 9
Verdachte heeft verklaard dat hij zich de aanrandingen die aan hem onder 3, 6, 8 en 9 zijn tenlastegelegd niet meer herinnert. Verdachte ontkent deze feiten te hebben gepleegd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 3](hierna: [slachtoffer 3] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 6 november 2017 in het Rijsterborgpark te Deventer haar hond aan het uitlaten was. Ter hoogte van de Burgemeester van Marlestraat hoorde [slachtoffer 3] een jongen achter haar fietsen. [slachtoffer 3] liep op dat moment over het trottoir en wilde de jongen laten passeren. Tijdens het passeren kneep de jongen keihard in haar linkerbil over haar kleding. Ter hoogte van de Jacobsonstraat keek de jongen achterom en lachte hij [slachtoffer 3] uit. [slachtoffer 3] beschrijft de jongen als volgt: een jongen rond de 16-18 jaar, Syrisch/Turks uiterlijk, opgeschoren zwart haar, zwarte jas, een zwarte Eastpack rugtas met witte bliksemstrepen. De jongen fietste op een damesfiets met trommelremmen. [2]
[slachtoffer 5](hierna: [slachtoffer 5] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. [slachtoffer 5] heeft verklaard
dat zij op 2 november 2017 ‘s avonds wegfietste bij haar tennisvereniging. Ter hoogte van de Rielerweg te Deventer merkte [slachtoffer 5] dat er een persoon achter haar fietste. De persoon bleef een tijdje achter haar aan fietsen. Toen [slachtoffer 5] bij haar appartementencomplex aan de [straat] kwam stapte zij van haar fiets af. Net op dat moment voelde [slachtoffer 5] dat zij door dezelfde persoon in haar rechterbil werd gegrepen. De manspersoon riep hierbij het woord ‘lekker ding’. [slachtoffer 5] beschrijft de persoon als volgt: een jongen rond de 18-20 jaar, kort kroezig haar, ongeveer 1.75 cm lang, tenger postuur, zwarte en korte jas. De jongen fietste op een oudere, donkere fiets. [slachtoffer 5] weet niet zeker of het een heren- of een damesfiets was. [3]
[slachtoffer 7](hierna: [slachtoffer 7] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. [slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij op 26 november 2017 fietste over de parkeerplaats bij de voetbalvelden tegenover de Rivierenwijk te Deventer. Op enig moment zag [slachtoffer 7] een jongen aan komen fietsen. [slachtoffer 7] en de jongen hadden even oogcontact. Hierop fietste [slachtoffer 7] door en zag zij dat de jongen omdraaide en achter haar aan kwam fietsen. [slachtoffer 7] voelde dat de jongen haar in haar linkerbil kneep. De jongen zei tijdens het knijpen: “Ja, zullen we’, waarop [slachtoffer 7] begon te schreeuwen. Hierop is de jongen weggefietst. [slachtoffer 7] beschrijft de jongen als volgt: een jongen rond de 20 jaar, zwart donker haar, blanke of licht getinte huidskleur, ongeveer 1.75 cm lang, slank tot normaal postuur, een donker gekleurde korte jas. De jongen fietste op een donkere fiets. [4]
[slachtoffer 8](hierna: [slachtoffer 8] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op 23 december 2017 via het fietspad van de Snipperlingsdijk fietste richting Colmschate. Ter hoogte van [bedrijf] stopte [slachtoffer 8] bij de stoplichten.
Op enig moment stopte er een jongen naast haar bij de stoplichten. Toen [slachtoffer 8] de jongen aankeek zei hij: ‘Ga je mee naar mijn bedje?’. Gelijktijdig wees de jongen met zijn vinger naar beneden naar zijn kruis. Hierop keek [slachtoffer 8] naar zijn kruis en zag zij dat zijn piemel en zijn ballen bloot uit zijn broek hingen. [slachtoffer 8] begon te schreeuwen waarop de jongen van zijn fiets afstapte. Net op dat moment greep de jongen [slachtoffer 8] bij haar kruis. Hierop sloeg [slachtoffer 8] richting de jongen waarna hij snel wegfietste. [slachtoffer 8] beschrijft de jongen als volgt: een jongen rond de 20-25 jaar, Turks, niet heel lang, zwart kort haar, een donker gekleurde jas. De jongen fietste op een rammelende zwarte damesfiets. [5]
In de periode van oktober 2017 tot en met januari 2018 hebben na te noemen negen vrouwen aangifte gedaan van aanranding in de gemeente Deventer. Deze ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden in met name het gebied rondom de Nico Bolkensteinlaan en de Douwelerkolk in Deventer. De vrouwelijke slachtoffers hebben allemaal grotendeels gelijkluidend verklaard over het signalement van de dader en de gepleegde handelingen. Meerdere aangeefsters verklaarden dat de dader een man rond de 20 jaar betrof met een lengte van ongeveer 1.70 cm, slank tot normaal postuur, getinte huidskleur en donker opgeschoren haar. De dader droeg in de meeste gevallen een zwarte jas en fietste op een donkere (dames)fiets met fietstassen. Enkele aangeefsters verklaarden dat hij een rode capuchon/hoody had. De dader benadert het slachtoffer al fietsend, vaak van achteren. Onverhoeds raakt hij de slachtoffers aan. De ontuchtige handelingen bestonden uit het
slaan op de billen van de slachtoffers, het knijpen in de borst en/of het kruis. Een aantal keren is de dader omgedraaid richting zijn slachtoffers en heeft hij ze uitgelachen en/of heeft hij hen obscene teksten toegeroepen. Ook heeft de dader bij twee vrouwen zijn geslachtsdeel laten zien. [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14]
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben verklaard dat zij op 12 januari 2018 aanwezig waren in het Douwelerkolkgebied te Deventer in verband met de vele aanrandingen die recentelijk in deze omgeving plaatsvonden. Verbalisanten waren in het bezit van een onderzoeksfoto waarop de vermoedelijke dader met een volledig signalement en fietsend op een damesfiets stond afgebeeld. De foto dateert van 9 januari 2018 rond 22.27 uur en heeft betrekking op de aangifte van [slachtoffer 9] . [15] Het signalement van de vermoedelijke dader betrof een man op een damesfiets met fietstassen. De man had een getinte huidskleur, donker opgeschoren haar en had een zwarte jas en broek aan. Op enig moment, rond 14.00 uur, zagen de verbalisanten een persoon aan komen fietsen die qua signalement past bij de door aangeefsters gegeven signalement. Deze persoon droeg een zwarte jas, hij was niet heel groot qua lengte/postuur. Hij droeg een roodkleurige capuchon/hoody onder zijn jas. Hij reed op een damesfiets met fietstassen. Verdachte werd op verdenking van meerdere aanrandingen aangehouden. Nadat verdachte was aangehouden zagen de verbalisanten dat er een vrouw hun kant op kwam en dat zij verklaarde dat zij net door verdachte was aangerand. Verbalisanten begrepen hieruit dat deze vrouw zojuist slachtoffer was geworden van een aanranding door verdachte. [16]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 15 januari 2018 onderzoek ingesteld naar de fiets waarop verdachte is aangehouden. Het betrof een damesfiets van het merk Gazelle voorzien van grijze fietstassen met donkerblauwe bevestigingsbanden. Ook was de fiets voorzien van trommelremmen. Bij gebruik blijkt de ketting te schuren en hoort de verbalisant voorwerpen in de fietstassen rammelen. [17] Bij verdachte thuis is op 15 januari 2018 door verbalisanten een zwarte korte leren jas en een Eastpack tas (rugzak) met witte strepen aangetroffen. [18]
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor de te bewijzen feiten voorhanden zijnde bewijsmiddelen. [19]
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor opgenomen aangiftes van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] dezelfde modus operandi en een sterke gelijkenis qua signalement van de dader naar voren komt. Naast deze verklaringen gebruikt de rechtbank de overige aangiftes en de bekentenissen door verdachte van de feiten 1, 2, 4 primair, 5 en 7 als bewijs dat verdachte het tenlastegelegde onder 3, 6, 8 en 9 heeft begaan.
De rechtbank ziet gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen overeenkomsten in signalement en modus operandi. De omstandigheid dat er sprake is van negen afzonderlijke, betrouwbaar geachte aangiftes van eenzelfde soort feitelijke gedragingen, waarbij de benoemde modus operandi een sterke gelijkenis vertoont, kan in deze zaak tot geen andere conclusie leiden dan dat de aangiftes over en weer telkens het bewijs ten aanzien van de andere feiten, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen. Op grond van al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte alle tenlastegelegde aanrandingen heeft gepleegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 30 oktober 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 1] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door rijdend
op een fiets die [slachtoffer 1] onverhoeds bij de bil en borst te pakken, en (vervolgens) die [slachtoffer 1] een knipoog en een handkus te geven;
2.
hij op 3 december 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 2] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door achter die [slachtoffer 2] fietsend, de fiets van die [slachtoffer 2] bij de bagagedrager vast te pakken (zodat die [slachtoffer 2] werd gedwongen te stoppen) en die [slachtoffer 2] onverhoeds bij een borst en kruis, te betasten en (ranzige) seksueel getinte opmerkingen te maken richting die [slachtoffer 2] en voorbij te gaan aan de verbale protesten van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 06 november 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 3] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 3] (in het voorbij fietsen) onverhoeds in een bil te knijpen;
4 primair.
hij op 12 januari 2018 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 4] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door rijdend op de fiets te stoppen voor die [slachtoffer 4] en (vervolgens) zijn penis uit zijn broek te halen en in de hand te nemen en aan die [slachtoffer 4] te laten zien en daarbij (vervolgens) de woorden te zeggen: "Wil je een lekker worstje voor de lunch" en "Hoer", en terwijl die [slachtoffer 4]
wegfietste, die [slachtoffer 4] achterna te fietsen en (vervolgens) onverhoeds in de billen te knijpen;
5.
hij op 29 november 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 1] , door een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, door op die [slachtoffer 1] af te fietsen en die [slachtoffer 1] onverhoeds een klap op de bil(len) te geven;
6.
hij op 2 november 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 5] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door achter die [slachtoffer 5] aan te fietsen en (vervolgens) die [slachtoffer 5] onverhoeds in de bil(len) te knijpen, en tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: "Lekker ding";
7.
hij op 18 november 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 6] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door naast die [slachtoffer 6] te gaan fietsen en (vervolgens) tegen die [slachtoffer 6] te zeggen: "Wil je met mij het bed delen" en "Je bent oud maar je bent lekker", en (vervolgens) met zijn hand een trekkende beweging te maken ter hoogte van zijn penis, en (vervolgens) die [slachtoffer 6] onverhoeds meermalen, in het kruis, te knijpen;
8.
hij op 26 november 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 7] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door op die [slachtoffer 7] af te fietsen en (vervolgens) die [slachtoffer 7] onverhoeds in de bil(len) te knijpen,
en tegen die [slachtoffer 7] te zeggen: "Ja zullen we ";
9.
hij op 23 december 2017 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 8] , door andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door tegen die [slachtoffer 8] te zeggen: "Ga je mee naar mijn bedje", waarbij hij, verdachte, (zittend op de
zadel van zijn fiets) met zijn vinger naar zijn kruis wees, terwijl zijn, verdachtes, penis en ballen ontbloot waren en (vervolgens) die [slachtoffer 8] onverhoeds in het kruis te grijpen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7, 8 en 9
telkens het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie. De officier van justitie verzoekt de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren op grond van de ernst en aard van de feiten en het gevaar dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke jeugddetentie met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd passend is met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast refereert de raadsvrouw zich ten aanzien van de oplegging van een werkstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim drie maanden schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van dertien vrouwen. Rijdend op zijn fiets heeft de verdachte in steeds dezelfde omgeving zijn vrouwelijke slachtoffers onverhoeds, meestal van achteren benaderd. Hij heeft het merendeel van de vrouwen tijdens het voorbijfietsen op hun billen geslagen of in hun kruis of borsten geknepen en is daarna doorgefietst. In de meeste gevallen heeft verdachte zich nog omgedraaid richting zijn slachtoffers, lachte hij hen uit of heeft hij hun obscene teksten toegeroepen. Eén slachtoffer is zelfs meer dan één keer door de verdachte aangerand, waardoor haar angst dat dit persoonlijk op haar was gericht, des te groter werd en zij zich niet meer veilig voelde op straat. Ontuchtige handelingen van welke aard en intensiteit ook, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit. Verdachte heeft hoogst ongepast gedrag vertoond en blijk gegeven van weinig respect voor de lichamelijke integriteit van deze vrouwen. Dat een en ander flinke indruk op de slachtoffers heeft gemaakt, blijkt uit de namens de slachtoffers ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. De slachtoffers zijn erg geschrokken en ondervinden nog steeds de gevolgen van het handelen van verdachte. Zij voelen zich daarnaast ook in hun vrijheid aangetast, durven soms niet meer een bepaalde route te lopen of te fietsen of ’s avonds laat alleen te fietsen. Ze voelen zich nerveus en gespannen. Dat alles betekent een forse inbreuk op hun (bewegings)vrijheid. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Uit het
Pro justitia rapport van 13 maart 2018, opgemaakt door M.J.E. van Kempen, gezondheidszorgpsycholoog, blijkt onder meer dat bij de verdachte sprake is van gebrekkig ontwikkelde ego-functies (een egocentrisch perspectief, een gebrekkige impulscontrole, een gebrekkige frustratietolerantie en krenkbaarheid) naast een gebrekkige gewetensontwikkeling en cognitieve vervormingen. Daarnaast heeft de acculturatieproblematiek bijgedragen aan scheefgroei van de psychoseksuele ontwikkeling.
Ten tijde van het ten laste gelegde was de ziekelijke stoornis ook aanwezig. De psycholoog acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte behoeft aansturing en controle waar het gaat om het nakomen van verplichtingen ten aanzien van zijn opleiding. Schooluitval zou het recidiverisico ongunstig kunnen beïnvloeden. De recidivekans wordt als hoog ingeschat zonder nadrukkelijk toezicht en indien niet wordt ingezet op beïnvloeding van cognities, kennis en inzicht van seksualiteit, intimiteit, grenzen en het uitbreiden van gedragsalternatieven. Verdachte behoeft behandeling gericht op het leren herkennen, beleven en hanteren van eigen lustgevoelens, het leren omgaan met de eigen (seksuele) behoeftebevrediging (vooral het aanleren van alternatief gedrag), het aanleren van gedragsregels en respect voor de grenzen van anderen, met het oog op een respectvolle en niet grensoverschrijdende beleving van seksualiteit en intimiteit. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen, waarbij de beschreven behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. Begeleiding door de jeugdreclassering kan als bijzonder aandachtspunt hebben de omgang met leeftijdsgenoten, zowel jongens als meisjes, en de integratie van meer passende opvattingen, cognities en gedragingen betreffende relaties, intimiteit en seksualiteit in betrokkenes referentiekader.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich in zijn rapportage van 5 juli 2018 bij dit advies aangesloten.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog met betrekking tot het in verminderde mate toerekenen van de feiten over en maakt deze tot de hare.
Bij de straftoemeting is verder rekening gehouden met de in de dagvaarding omschreven ad informandum gevoegde feiten voor zover verdachte die feiten ook ter terechtzitting heeft erkend. Omdat verdachte de twee gevallen van openbare schennis van de eerbaarheid, die gepleegd zouden zijn op 12 januari 2018 bij aangeefsters Temmink niet uitdrukkelijk heeft erkend, blijven deze feiten bij de straftoemeting buiten beschouwing.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie van de verdachte van 14 juni 2018. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Er is sprake van een serie aanrandingen waarbij aan de betrokkenen gelukkig geen fysiek letsel is toegebracht, maar waarvan de impact op de slachtoffers en anderen in de maatschappij wel fors is. Anderzijds hebben ook de slachtoffers aangegeven dat zij vinden dat de “dader” behandeling nodig heeft en moet leren dat dit soort gedrag totaal onacceptabel is. Ook de rechtbank acht behandeling noodzakelijk. Alle omstandigheden in deze zaak in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse vrijheidsstraf dient te worden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank het toezicht door de Jeugdreclassering en de (bijzondere) voorwaarden koppelen zoals die zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Overigens wordt de verdachte al sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis begeleid door de Jeugdreclassering en moet hij zich aan voorwaarden houden, zoals een locatieverbod. De behandeling die verdachte zal gaan volgen zal, naast school, de nodige tijd in beslag nemen en daarnaast zou het goed zijn als verdachte betaalde werkzaamheden gaat verrichten waarmee hij de schade kan vergoeden. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf niet aangewezen.
Concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De rechtbank zal derhalve niet bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De volgende partijen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces:
[slachtoffer 9](ad informandum gevoegd feit 1) verzoekt verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 724,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 199,36 aan materiële schade. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 525,00 gevorderd.
[slachtoffer 1](feiten 1 en 5) verzoekt verdachte wegens immateriële schade te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 4](feit 4) verzoekt verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.265,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 715,00 aan materiële schade. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 550,00 gevorderd.
[slachtoffer 10](ad informandum gevoegd feit 4) verzoekt verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.689,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 1.039,46 aan materiële schade. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 650,00 gevorderd.
[slachtoffer 11](ad informandum gevoegd feit 3) verzoekt verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 567,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 67,90 aan materiële schade. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen in zijn geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. \
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de vordering van
[slachtoffer 9]op het standpunt gesteld dat, wat de materiële schade betreft, onvoldoende is onderbouwd dat er zoveel schade aan de fiets is ontstaan door een val en dat de vordering daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van
[slachtoffer 4]heeft de raadsvrouw gesteld dat niet duidelijk is of de uren die onder inkomstenderving zijn opgenomen ook daadwerkelijk waren ingepland. De vordering dient dan ook ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van
[slachtoffer 10]heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de gevorderde schade voor de jurk en de tas niet rechtstreeks het gevolg van het tenlastegelegde feit is en dat de vordering op die onderdelen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om de schadevergoedingen voor de immateriële schade voor allen gelijk te stellen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
In totaal hebben vijf benadeelde partijen zich gesteld en een vordering ingediend.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 11]beslist de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1 en 5 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] en met het plegen van het ad informandum gevoegde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 11] .
De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en de vorderingen zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de vorderingen van de voornoemde benadeelde partijen daarom in haar geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente voor [slachtoffer 1] vanaf 29 november 2017 en voor [slachtoffer 11] vanaf 30 oktober 2017.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]beslist de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het plegen van het ad informandum gevoegde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde voor de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, deels toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018.
De onder de post materiële schade opgevoerde schade is betwist, maar deze is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 199,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]beslist de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 4 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde voor de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, deels toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018.
Wat de materiële schade betreft, die door de verdediging gemotiveerd is betwist, is deze deels voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden. De gederfde inkomsten laten zich niet eenvoudig vaststellen zodat de rechtbank een bedrag naar billijkheid toekent. Zij schat deze schade op een bedrag van € 200,00, dit te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 10]beslist de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het plegen van het ad informandum gevoegde feit 4 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde voor de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, deels toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2018. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De gevorderde schadebedragen voor de jurk en de tas zijn betwist. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag voor de tas onvoldoende is onderbouwd en zal de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De gevorderde schade voor de jurk is voldoende onderbouwd, nu deze in beslag is genomen ten behoeve van het opsporingsonderzoek. De rechtbank zal deze post toewijzen. Voor het overige is de onder de post materiële schade opgevoerde schade niet betwist en is deze voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 989,46, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 7 januari 2018.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ter zake van de benadeelde partijen de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7, 8 en 9 telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het hierboven bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
167 (honderdzevenenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid,, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering voor een door de Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd);
- meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, ook als dit inhoudt een onderzoek en/of behandeling door Stichting Transfore, forensische GGZ te Zwolle, of een andere vergelijkbare GGZ instelling, zolang dit nodig wordt geacht;
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- deelneemt aan de gesprekken met Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- een dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk gedurende de hele proeftijd;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, instantiecode AST106 op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De verantwoordelijke gemeente is Deventer;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2017 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 11]van een bedrag van
€ 567,90te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 567,90,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2017 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 9]van een bedrag van
€ 699,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 9] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 699,36,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]van een bedrag van
€ 700,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 4] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 700,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 10]van een bedrag van
€ 1.489,46,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 10] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.489,46,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. C. Verdoold en mr. A. Flos, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van Z. Ülger-Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2018.
Buiten staat
Mr. Flos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC17406 (onderzoek Goudbes). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 6 november 2017, pagina 216.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 6 november 2017, pagina’s 201 tot en met 203.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 5 december 2017, pagina’s 270 en 271.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 2 januari 2018, pagina’s 307 tot en met 309.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 november 2017, pagina’s 173 en 174.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 6 december 2017, pagina’s 281 tot en met 283.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 6 november 2017, pagina 216.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 16 januari 2018, pagina’s 497 en 498.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 18 december 2017, pagina’s 189 tot en met 191.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 6 november 2017, pagina’s 201 tot en met 203.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 27 november 2017, pagina’s 256 tot en met 260.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 5 december 2017, pagina’s 270 en 271.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 2 januari 2018, pagina’s 307 tot en met 309.
15.Een foto van 9 januari 2018, pagina 377 tot en met 379.
16.Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 12 januari 2018, pagina’s 20 en 21.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 15 januari 2018, pagina 70.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 15 januari 2018, pagina’s 72, 73 en 75.
19.HR 11 januari 2000,