In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen [A] c.s. en [X] over de ontbinding van een koopovereenkomst voor de aankoop van een woning. De koopovereenkomst werd op 20/24 juli 2017 gesloten, waarbij [A] c.s. de woning aan [X] verkocht voor € 315.000,-. In de overeenkomst waren ontbindende voorwaarden opgenomen, waaronder de verplichting voor [X] om uiterlijk op 18 september 2017 een bankgarantie te stellen of een waarborgsom te storten. [X] kon echter geen financiering regelen, omdat zijn eigen woning nog niet was verkocht. Op 7 september 2017 heeft [X] de koopovereenkomst ontbonden, onder verwijzing naar afwijzingsbrieven van drie banken.
[A] c.s. vorderde in conventie dat de rechtbank zou verklaren dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden en dat [X] de boete van € 31.500,- moest betalen. [X] voerde verweer en stelde dat hij wel degelijk aan de ontbindende voorwaarden had voldaan. De rechtbank oordeelde dat [X] voldoende had aangetoond dat hij zich had ingespannen om de financiering te verkrijgen en dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig was. De vorderingen van [A] c.s. werden afgewezen, en [A] c.s. werd veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van [X] werd eveneens afgewezen, omdat hij onvoldoende feiten had gesteld die zijn vordering onderbouwden.