De rechtbank is van oordeel dat [X] niet is geslaagd in de aan haar opgedragen bewijsopdracht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[X] heeft zichzelf en haar partner in deze laten horen als getuige. Artikel 164 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat indien een partij als getuige is gehoord, haar verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Aan de verklaring van [getuige 1] hecht de rechtbank minder waarde toe, aangezien zij de partner van [X] is. Van aanvulling van onvolledig bewijs is geen sprake.
De tekst van de koopovereenkomst d.d. 26 februari 2016 is helder. Hierin staat de door
[X] gestelde afspraak niet dat [A] sowieso € 18.000,00 aan [X] zou voldoen, omdat zij haar woning voor hem een jaar niet zou verkopen. Op 12 februari 2016 heeft [getuige 1] een e-mailbericht doorgestuurd naar [X] , dat zij aan [notaris] had gezonden. In dit e-mailbericht schrijft [getuige 1] aan [notaris] dat volgens haar de afspraak is gemaakt dat [A] 10% aanbetaalt, omdat [X] de woning een jaar voor [A] vasthoudt. Op 18 februari 2016 heeft [notaris] een e-mailbericht naar [getuige 6] gezonden, waarin hij schrijft dat hij partijen uitnodigt om op 23 februari 2016 op zijn kantoor te komen om over de gemaakte afspraken te overleggen. Kennelijk hebben partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst met elkaar en de notaris gesproken over de gemaakte afspraken en heeft [X] op voorhand de notariële akte in concept toegezonden gekregen. In zijn e-mailbericht van 8 december 2016 (productie 6 bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie) heeft de notaris daar het volgende over geschreven:
“De € 18.000,00 is een waarborgsom voor het geval de koper zijn verplichtingen niet na zou komen. Als de koop wordt ontbonden gaat de waarborgsom terug naar de familie [A] . Deze wordt in dat geval niet aan u uitgekeerd, zoals ik destijds voor en bij het opmaken van de overeenkomst en ook daarna aan u heb uitgelegd. De waarborgsom wordt alleen aan u uitbetaald indien de kopers de verplichtingen uit de koopovereenkomst niet nakomen.”
De door [A] opgeroepen getuigen hebben geen van allen verklaard dat [A] sowieso € 18.000,00 verschuldigd zou zijn aan [X] .
Ook uit het telefoongesprek dat [X] op 27 september 2016 met [A] had, kan de rechtbank niet afleiden dat partijen die afspraak met elkaar hebben gemaakt. [A] zegt inderdaad regelmatig ‘ja’ tijdens dit gesprek, maar heeft ook de volgende antwoorden gegeven:
“ja, ja dat staat er wel degelijk in. En eh want er staat ook in dat wanneer er op een gegeven moment die termijn voorbij is en het huis is nog niet verkocht dat er dan zonder opgave van reden uit elkaar kunnen. En die € 18.000,- blijft dan gewoon voor mij en krijg ik gewoon terug.”
en
“voor mijn gevoel hoeft er aan het contract niets veranderd te worden”
en
“die € 18.000,- krijg ik gewoon terug als in eind januari het huis niet is verkocht”
en
“ja maar goed, zoals het nu in het contract staat is het duidelijk dacht ik en dan eh, ik zie geen reden om daar wat aan te veranderen. Want ehm, als dus het contract voorbij is en ehm het huis nog niet verkocht dan kan ik zonder opgaaf van redenen van de koop afzien, zo staat het er nu in en dat wil ik ook zo houden”
en
“ja maar we hebben afgesproken zoals het in het contract staat”
Dat [X] door een moeilijke periode ging op het moment dat de koopovereenkomst tot stand kwam, maakt de uitkomst niet anders. [A] mocht ervan uitgaan dat [X] wist wat zij deed, zeker nu de afspraken bij de notaris zijn besproken. De koopovereenkomst is vastgelegd in een notariële akte. Deze akte levert dwingend bewijs op. [X] heeft het tegenbewijs niet geleverd.