ECLI:NL:RBOVE:2018:2750

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
08-185271-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van hennepteelt en diefstal van stroom na onvoldoende bewijs

De rechtbank Overijssel heeft op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die werd verdacht van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Almelo. De zaak kwam voor de rechtbank na openbare terechtzittingen op 11 oktober 2017 en 17 juli 2018. De officier van justitie, mr. L. Grooters, had de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van hennep en het stelen van elektriciteit in de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij, maar deze aanwijzingen waren onvoldoende om zonder gerede twijfel vast te stellen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling, en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten.

Daarnaast was er een benadeelde partij, Cogas Infra & Beheer BV, die schadevergoeding vorderde voor de diefstal van elektriciteit. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-185271-16 (P)
Datum vonnis: 31 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 oktober 2017 en 17 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de raadsman mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander dan wel alleen hennep heeft geteeld;
feit 2:samen met een ander dan wel alleen elektriciteit heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016
te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 246, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 t/m 26 januari 2016 te
Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cogas Infra & Beheer BV in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Op basis van de getuigenverklaringen en op basis van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] kan volgens de verdediging niet worden geconcludeerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Het dossier bevat wel aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die op 26 januari 2016 is aangetroffen in de woning [adres] te Almelo, maar deze aanwijzingen zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om zonder gerede twijfel vast te stellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vordering van de benadeelde partij
Cogas Infra & Beheer BV, gevestigd te Almelo, heeft zich in de zaak als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.013,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade heeft betrekking op de diefstal van energie, onderzoekskosten en materiaalkosten.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partij: Cogas Infra & Beheer BV, gevestigd te Almelo, in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2018.