ECLI:NL:RBOVE:2018:2749

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
08-185268-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor het beschikbaar stellen van haar woning voor een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 31 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 54-jarige vrouw uit Almelo, die werd beschuldigd van het beschikbaar stellen van haar zolder voor een hennepkwekerij en het stelen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, ondanks dat zij geen financieel voordeel had behaald uit de hennepkwekerij, zich schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep en aan de diefstal van elektriciteit. De vrouw had haar zolder ter beschikking gesteld aan een medeverdachte, die hennep teelde. Tijdens een doorzoeking op 26 januari 2016 werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen en bleek dat de elektriciteitsmeter was verbroken, wat duidde op diefstal van elektriciteit. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit niet aannemelijk. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur en een schadevergoeding van bijna 1.400 euro aan de benadeelde partij, Cogas Infra & Beheer BV, op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-185268-16 (P)
Datum vonnis: 31 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 oktober 2017 en 17 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of alleen hennep heeft geteeld of medeplichtig is geweest is geweest aan het telen van hennep;
feit 2:samen met ander of alleen elektriciteit heeft gestolen of medeplichtig is geweest aan de diefstal van elektriciteit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016
te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 246, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDAIR, terzake dat
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 t/m 26 januari 2016 te Almelo met elkaar,
althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 246, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 1 december 2015 t/m 26 januari 2016 te Almelo, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 t/m 26 januari 2016 te
Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cogas Infra & Beheer BV in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDAIR, terzake dat
onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 t/m
26 januari 2016 te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cogas Infra & Beheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven personen en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2015 t/m 26 januari 2016 te Almelo en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor die diefstal
ter beschikking te stellen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden . De door de getuigen afgelegde verklaringen bieden daarvoor onvoldoende basis.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad op het telen c.q. aanwezig hebben van hennep, zodat verdachte ook van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet wist dat er elektriciteit werd afgetapt, zodat verdachte ook van dit feit moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan. [1]
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde
Op 26 januari 2016 heeft de eigenaresse van de woning op het perceel [adres] te Almelo, tevens het adres waar verdachte stond ingeschreven, toegang tot die woning verzocht, omdat er waterlekkage was ontstaan bij aanwonenden. De bewoonster, verdachte, weigerde aan hen de toegang tot de woning. Vervolgens heeft de politie met behulp van een warmtebeeldcamera nader onderzoek verricht op basis waarvan het vermoeden is ontstaan dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond. Bij doorzoeking van de woning op 26 januari 2016 is een in bedrijf zijnde hennepkwekerij aangetroffen en zijn resten van hennepplanten aangetroffen. [2] Bij de rechter-commissaris op 4 december 2017 en ter terechtzitting op 17 juli 2018 heeft verdachte verklaard dat zij op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte] de zolder van haar woning beschikbaar heeft gesteld voor het kweken van hennep. [3] , [4] Bij de politie heeft verdachte op 17 maart 2016 verklaard dat er volgens haar twee keer geoogst is. [5]
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het kweken van hennep. Anders dan de raadsman heeft betoogd, was de opzet van verdachte ook gericht op het misdrijf dat zij ondersteunde, nu zij naar eigen verklaring van tevoren wist dat zij haar woning ter beschikking stelde voor een hennepplantage.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
Bij de doorzoeking van de woning op 26 januari 2016 is tevens vastgesteld dat de verzegeling van de elektriciteitsmeter was verbroken en dat er illegaal elektriciteit werd afgetapt. [6] Cogas Infra en Beheer heeft hiervan op 3 maart 2016 aangifte gedaan. [7] De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat er elektriciteit werd afgetapt en dus geen opzet heeft gehad op diefstal van elektriciteit niet aannemelijk. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij heeft gezien dat er dikke draden door de zolder werden getrokken. [8] Verder is het algemeen bekend dat het in werking hebben van een hennepkwekerij veelal gepaard gaat met diefstal van elektriciteit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door het beschikbaar stellen van de zolder van haar woning voor een hennepkwekerij, gelet op deze omstandigheden op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er diefstal van elektriciteit zou plaatsvinden. Verdachte heeft zich daarom naar het oordeel van de rechtbank ook schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1 subsidiair
onbekend gebleven personen in de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016 te Almelo met elkaar opzettelijk hebben geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben gehad (in een pand aan [adres] ) 246 hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016 te Almelo, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2 subsidiair
onbekend gebleven personen in de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016 te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Cogas Infra & Beheer BV, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2015 tot en met 26 januari 2016 te Almelo, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor die diefstal ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf of een onvoorwaardelijk werkstraf van korte duur op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft door de zolder van haar woning beschikbaar te stellen gelegenheid gegeven voor het in werking hebben van een hennepkwekerij. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Daarbij komt dat de teelt van hennep en de handel in hennep vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, zoals diefstal. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de uitgangspunten die in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) worden gehanteerd die bij het telen 100 tot 500 van hennepplanten een taakstraf van 120 uur en voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand aangeven. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank laten wegen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict met justitie in aanraking is geweest. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte, door de instelling waar verdachte thans begeleid woont, opgemaakte cliëntverslag.
De rechtbank acht gelet op de ernst van de feiten, het tijdsverloop en de straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd, passend en geboden een taakstraf voor de duur van 60 uren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Cogas Infra & Beheer BV, gevestigd te Almelo, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.013,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade heeft betrekking op:
veiligstellen t.bv. politie € 161,78;
transportkosten/aansluitkosten - 461,50;
energiekosten - 3.634,69;
behandelingskosten - 620,85;
tarief verbreken zegel - 135,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, kort weergegeven, primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat verdachte volgens de verdediging moet worden vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij de door haar opgevoerde schadeposten onvoldoende heeft onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het sub 2 subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten die betrekking hebben op het veiligstellen t.b.v. politie, transportkosten/aansluitkosten, behandelingskosten en tarief verbreken zegel zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De gevorderde energiekosten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In de bijlage bij de aangifte is vermeld dat er een berekening gemaakt is en dat 53585 kWh is gebruikt in een tijdsbestek van 238 dagen. Uit de aangifte noch uit de vordering blijkt waar deze berekening op is gebaseerd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.379,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het de strafbare feit is gepleegd en voor een deel van € 3.634,69 niet-ontvankelijk verklaren .

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 48 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
feit 1: medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Cogas Infra & Beheer BV van een bedrag van € € 1.379,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2015;
- bepaalt dat de benadeelde partij: Cogas Infra & Beheer BV, voor een deel van
€ 3.634,69 niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016034921. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 26 januari 2016, blz. 5, 6 en 7;
3.Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van verhoor van verdachte van 4 december 2017;
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2018 inhoudende de verklaring van verdachte;
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 17 maart 2006, blz. 59;
6.Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 26 januari 2016, blz. 6 en 7;
7.Het proces-verbaal van aangifte van 3 maart 2016, blz. 30;
8.Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van verhoor van verdachte van 4 december 2017.