6.4Wat betreft de jacuzzi onderschrijft de rechtbank het standpunt van verweerder, zoals neergelegd in het verweerschrift, dat deze geen onderdeel is van de aanvraag, zodat de verleende omgevingsvergunning hier reeds daarom niet op kan zien. Het al dan niet zonder omgevingsvergunning plaatsen en handhaven van een jacuzzi betreft een handhavingskwestie. Een handhavingskwestie ligt nu niet ter beoordeling aan de rechtbank voor.
Hierom slaagt deze beroepsgrond niet.
Beoordeling door de rechtbank (de bevoegdheid)
7. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruiken van het bestaande bedrijfspand op het perceel in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De rechtbank onderschrijft dit gedeelde standpunt. Gelet op deze strijd met het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo vereist.
Eiseres heeft de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan niet bestreden.
Ambtshalve oordeelt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het gebruiken van een bedrijfspand als sportschool met wellness kan worden geschaard onder de categorie, zoals opgenomen in artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Bor. Daarom heeft verweerder zich terecht bevoegd geacht om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Bor omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder deze bevoegdheid op goede gronden heeft kunnen aanwenden.
Beoordeling door de rechtbank (de aanwending van de bevoegdheid)
8. Van de hiervoor vermelde bevoegdheid kan, gelet op de redactie van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, slechts gebruik worden gemaakt indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast geldt dat het bestuursorgaan bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechter toetst of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Het kruimelbeleid betreft een beantwoording van de vraag wanneer in gevallen/situaties zoals omschreven in dit beleid, wordt voldaan aan het vereiste dat er geen strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat, indien aan de voorwaarden zoals neergelegd in dit beleid wordt voldaan, dit nog niet automatisch betekent dat in dat specifieke geval wordt voldaan aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. De goede ruimtelijke ordening is meeromvattend en bevat meer ruimtelijke aspecten dan hetgeen is neergelegd in het kruimelbeleid.
9. Eiseres bestrijdt dat wordt voldaan aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, zoals neergelegd in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo en zoals eveneens (deels) is neergelegd in artikel 2.11, onder d, van het kruimelbeleid, en stelt zich op het standpunt dat verweerder, bij het aanwenden van de afwijkingsbevoegdheid, in strijd met zijn eigen kruimelbeleid heeft gehandeld. In dat kader voert zij aan dat de nieuwe functie niet past in de omgeving, er sprake is van een onevenredige toename van de verkeersbelasting, er niet wordt voldaan aan de geldende parkeernorm, er (ten onrechte) niet hoeft te worden voldaan aan de eis dat alle parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd en het onduidelijk is of er voldoende fietsvoorzieningen zijn en er geen rekening is gehouden met het gegeven dat er reeds drie sportscholen in Losser gevestigd zijn.
10. De rechtbank overweegt hierover als volgt.