ECLI:NL:RBOVE:2018:2641

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
08/994586-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de teelt van niet-toegestane aardappelrassen en gebruik van niet-gecertificeerd pootgoed

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [X] B.V. De verdachte werd beschuldigd van het telen van aardappelplanten van het niet-toegestane ras Innovator en het gebruik van niet-gecertificeerd pootgoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van maart 2015 tot en met december 2015 op meerdere percelen in Drenthe aardappelplanten heeft geteeld, wat in strijd is met de geldende regelgeving. De officier van justitie, mr. L. van Kooten, heeft gevorderd dat de verdachte voor deze overtredingen wordt veroordeeld. Tijdens de zitting op 12 juli 2018 heeft de middellijk bestuurder van de verdachte, [A], bekend dat de verdachte de aardappelen heeft geteeld, maar stelde dat hij zich niet voldoende had verdiept in de regelgeving. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 10.000,- voor elk van de twee feiten, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/994586-17
Datum vonnis: 26 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van Kooten en van hetgeen namens verdachte door haar (middellijk) bestuurder,
[A] , naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op meerdere percelen in Drenthe aardappelplanten heeft geteeld van het ras Innovator, wat aldaar niet is toegestaan;
feit 2:op meerdere percelen in Drenthe bij de aardappelteelt gebruik heeft gemaakt van niet goedgekeurde pootaardappelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
door verdachte in de periode van 01 maart 2015 tot en met december 2015, althans in 2015, in de provincie Drenthe, zijnde een in bijlage 7 onder A van de Regeling bestrijding schadelijke organismen aangewezen gebied, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, dan wel alleen, aardappelplanten werden geteeld, terwijl zij niet behoorden tot een ras, als genoemd in bijlage 7 onder C1 van de hiervoor genoemde Regeling;
door verdachte en/of haar mededader(s) werd/werden toen op het hierna te noemen perceel/de hierna te noemen percelen, de hierna te noemen aardappelplanten geteeld:
- op drie, althans één of meer perce(e)l(en) gelegen aan en/of nabij de Vastenow te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen, aardappelplanten van het ras Innovator, en/of
- op één perceel gelegen aan en/of nabij de Vamstraat en/of Oosterveldweg te Wijster, gemeente Midden-Drenthe, aardappelplanten van het ras Innovator, en/of
- op één perceel gelegen aan en/of nabij de Mr J.B. Kanweg te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe, aardappelplanten van het ras Innovator, en/of
- op twee, althans één of meer perce(e)l(en), gelegen aan en/of nabij het Oosterveld te Alteveer gemeente Hoogeveen aardappelplanten van het ras Innovator, en/of
- op drie, althans één of meer perce(e)l(en) gelegen aan en/of nabij de Oosterstraat te Alteveer, gemeente Hoogeveen, aardappelplanten van het ras Innovator, en/of
- op acht, althans één of meer perce(e)l(en), gelegen aan en/of nabij de Gijselteweg te Gijselte, gemeente De Wolden, aardappelplanten van het ras Innovator;
2.
door verdachte in de periode van maart 2015 tot en met december 2015, althans in 2015, op diverse hierna nader te noemen percelen in het rechterlijk arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, dan wel alleen, aardappelen werden geteeld zonder gebruikmaking van goedgekeurde pootaardappelen;
door verdachte en/of haar mededader(s) werd / werden toen op het hierna te noemen perceel / de hierna te noemen percelen aardappelen geteeld met gebruikmaking van de hierna te noemen niet goedgekeurde pootaardappelen :
- op vier, althans één of meer perce(e)l(en) gelegen aan en/of nabij de Pottendijk te Nieuw-Weerdinge, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Sarion, en/of
- op één perceel gelegen aan en/of nabij de Herenstreek en/of de Veldweg te
Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Novano,
en/of
- op één perceel gelegen aan en/of nabij Nieuw Schuttingkanaal te Roswinkel, gemeente Emmen, pootaardappelen van het zetmeelras Avarna, en/of
- op zeven, althans één of meer perce(e)l(en) gelegen aan en/of nabij de Hogeweg te Zwartemeer, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Novano en/of Avarna, en/of
- op twee, althans één of meer perce(l)en) gelegen aan en/of nabij de Kamerlingswijk WZ te Zwartemeer, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Allure, en/of
- op twee, althans één of meer perce(e)l(en) gelegen aan en/of nabij de Vastenow te Nieuw-Dordrecht gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Avarna, en/of
- op één perceel gelegen aan en/of nabij de Ellenbeek te Schoonebeek, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Avarna, en/of
- op één perceel gelegen aan en/of nabij de Dr Ir Has Steenmanstraat te Nieuw Dordrecht, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Avarna;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij monde van haar middellijk bestuurder ter terechtzitting bekend dat zij in de tenlastegelegde periode aardappelen heeft geteeld van het ras Innovator op (een deel van) de in de tenlastelegging genoemde percelen. Verdachte heeft hierover verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij zich te weinig verdiept had in de regelgeving en meende dat het telen van Innovator-aardappelen in een gedeelte van Drenthe was toegestaan.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd dat zij aardappelplanten heeft geteeld, waarbij gebruik is gemaakt van pootaardappelen die niet door de bevoegde instantie (de NAK) waren goedgekeurd. Verdachte heeft hierover verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in Duitsland kwekersrecht heeft betaald voor deze aardappelen en dat haar werkwijze in orde was, getuige de omstandigheid dat er geen besmettingen op de bewuste percelen zijn geconstateerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt - kortgezegd - onder 1 verweten dat zij in Drenthe pootaardappelen van het ras Innovator heeft geteeld, terwijl de teelt van dat ras in Drenthe niet was toegestaan en onder 2 dat zij gebruik heeft gemaakt van niet goedgekeurde pootaardappelen.
De rechtbank stelt op grond van uittreksels van de Kamer van Koophandel vast dat [Y] B.V. enig aandeelhouder was van verdachte ( [X] B.V.) en van de medeverdachten [B] B.V. en [C] B.V.
[A] (eveneens een medeverdachte) was enig aandeelhouder en bestuurder van [A] Holding B.V. Laatstgenoemde vennootschap was bestuurder van vorengenoemde vennootschappen. [A] was derhalve middellijk bestuurder van [X] B.V., [B] B.V. en [C] B.V.
Verdachte heeft, bij monde van haar middellijk bestuurder, ter terechtzitting verklaard dat [X] B.V., [B] B.V. en [C] B.V. in de tenlastegelegde periode op de in de tenlastelegging onder feit 1 genoemde percelen aardappelplanten van het ras Innovator hebben geteeld en dat deze bedrijven aardappelen hebben geteeld, waarbij gebruik is gemaakt van pootaardappelen van de onder feit 2 genoemde zetmeelrassen zonder dat die pootaardappelen waren goedgekeurd door de daartoe bevoegde instantie.
Ter terechtzitting van 12 juli 2018 is verder aan de orde gesteld welk van de bedrijven verantwoordelijk was voor welke activiteiten en op welke percelen. Verdachte heeft hieromtrent verklaard dat [X] B.V., [B] B.V. en [C] B.V. zich allen bezighielden met de aardappelteelt, dat deze bedrijven erg met elkaar verweven zijn, dat zij elkaar over en weer dienstig zijn en in feite als één bedrijf kunnen worden beschouwd.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen stelt op grond daarvan vast dat [X] B.V., [B] B.V. en [C] B.V. min of meer vergelijkbare en onderling uitwisselbare bedrijfsactiviteiten uitvoerden en dat de bedrijven daarbij over en weer aan elkaar dienstig waren. De rechtbank is van oordeel dat deze bedrijven aldus in bewuste en nauwe samenwerking met elkaar aardappelplanten van het ras Innovator (als genoemd onder feit 1) c.q. aardappelen van de onder feit 2 genoemde rassen geteeld hebben op de in de tenlastelegging genoemde percelen.
De rechtbank overweegt - toetsend aan de daarvoor volgens vaste jurisprudentie geldende criteria - dat voornoemde teelt telkens is verricht in de sfeer van de daarbij betrokken rechtspersoon. Immers was in elk van de vennootschappen de feitelijke bedrijfsactiviteit geconcentreerd, werd de teelt telkens uitgevoerd door werknemers van de bedrijven en was deze ook dienstig aan deze bedrijven. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de teelt van de in de tenlastelegging genoemde aardappelen en aardappelplanten aan elk van deze bedrijven in strafrechtelijke zin kan worden toegerekend.
Resumerend heeft verdachte bekend dat zij tezamen en in vereniging met [B] B.V. en [C] B.V. in strijd met de geldende regelgeving aardappelen heeft geteeld en is de rechtbank van oordeel dat dit aan de verdachten kan worden toegerekend. Bewezenverklaring van de ten laste gelegde overtredingen staat daarmee vast. De namens verdachte aangevoerde - hiervoor onder 4.2 weergegeven - redenen voor haar handelwijze bevatten - ook welwillend beschouwd - naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsverweren en nopen de rechtbank daarom niet tot nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
feit 1:
1. Proces-verbaal, pagina 40-41, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
2. Proces-verbaal, pagina 43, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
3. Proces-verbaal, pagina 27, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
4. Proces-verbaal, pagina 32-33, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juli 2018, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte;
feit 2:
1. Proces-verbaal, pagina 40, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
2. Proces-verbaal, pagina 41, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
3. Proces-verbaal, pagina 45-46, in combinatie met bijlage 40 pagina 179-180;
4. Proces-verbaal, pagina 46-47, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
5. Proces-verbaal, pagina 48-49, in combinatie met bijlage 40, pagina 179-180;
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juli 2018, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
door verdachte in de periode van 01 maart 2015 tot en met december 2015, in de provincie Drenthe, zijnde een in bijlage 7 onder A van de Regeling bestrijding schadelijke organismen aangewezen gebied, tezamen en in vereniging met anderen, aardappelplanten werden geteeld, terwijl zij niet behoorden tot een ras, als genoemd in bijlage 7 onder C1 van de hiervoor genoemde Regeling;
door verdachte en haar mededaders werden toen op de hierna te noemen percelen, de hierna te noemen aardappelplanten geteeld:
- op drie percelen gelegen aan de Vastenow te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen, aardappelplanten van het ras Innovator, en
- op één perceel gelegen aan de Vamstraat en Oosterveldweg te Wijster, gemeente Midden-Drenthe, aardappelplanten van het ras Innovator, en
- op één perceel gelegen aan de Mr J.B. Kanweg te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe, aardappelplanten van het ras Innovator, en
- op twee percelen, gelegen aan het Oosterveld te Alteveer gemeente Hoogeveen aardappelplanten van het ras Innovator, en
- op drie percelen gelegen aan de Oosterstraat te Alteveer, gemeente Hoogeveen, aardappelplanten van het ras Innovator, en
- op acht percelen, gelegen aan de Gijselteweg te Gijselte, gemeente De Wolden, aardappelplanten van het ras Innovator;
2.
door verdachte in de periode van maart 2015 tot en met december 2015, op diverse hierna nader te noemen percelen in het rechterlijk arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, aardappelen werden geteeld zonder gebruikmaking van goedgekeurde pootaardappelen;
door verdachte en haar mededaders werden toen op de hierna te noemen percelen aardappelen geteeld met gebruikmaking van de hierna te noemen niet goedgekeurde pootaardappelen:
- op vier percelen gelegen aan de Pottendijk te Nieuw-Weerdinge, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Sarion, en
- op één perceel gelegen aan de Herenstreek en de Veldweg te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Novano, en
- op één perceel gelegen aan Nieuw Schuttingkanaal te Roswinkel, gemeente Emmen, pootaardappelen van het zetmeelras Avarna, en
- op zeven percelen gelegen aan de Hogeweg te Zwartemeer, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Novano en Avarna, en
- op twee percelen gelegen aan de Kamerlingswijk WZ te Zwartemeer, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Allure, en
- op één perceel gelegen aan de Vastenow te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Avarna, en
- op één perceel gelegen aan de Ellenbeek te Schoonebeek, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Avarna, en
- op één perceel gelegen aan de Dr Ir Has Steenmanstraat te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen pootaardappelen van het zetmeelras Avarna.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn door de rechtbank verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en zal haar daarvan vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten, artikel 3 Plantenziektewet, artikel 17 Besluit bestrijding schadelijke organismen en de artikelen 4a en 5 Regeling bestrijding schadelijke organismen, in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
De overtreding:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel, 3 eerste lid, Plantenziektewet, junctis de artikelen 17 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en 5 van de Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon;
feit 2
De overtreding:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel, 3 eerste lid, Plantenziektewet, junctis de artikelen 17 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en 4a van de Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot (afzonderlijke) geldboetes van € 10.000,-.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte staat samen met twee andere vennootschappen en hun middellijke bestuurder, [A] , terecht voor de bewezenverklaarde feiten. De officier van justitie heeft inzake elk van de vennootschappen een geldboete van € 20.000,- gevorderd en inzake [A] een deels voorwaardelijke taakstraf. Ter terechtzitting heeft [A] , mede namens verdachte, verweer gevoerd inhoudende dat hij het totaalpakket van straffen dat de officier van justitie in de zaken tegen hem en tegen zijn vennootschappen wenst opgelegd te zien te zwaar acht en dat dit niet in verhouding staat tot de begane overtredingen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de aard van de onderneming van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met [B] B.V. en [C] B.V. aardappelen van het ras Innovator geteeld in Drenthe, terwijl de teelt van dat ras daar niet was toegestaan. Ook hebben deze verdachten aardappelplanten van diverse rassen geteeld met gebruikmaking van pootaardappelen die niet waren goedgekeurd. Dit betreffen twee overtredingen van regelgeving die erop is gericht ziektes als wratziekte en aardappelmoeheid te voorkomen dan wel in te dammen en de verspreiding ervan te bestrijden. Hoewel uit het dossier niet blijkt dat de percelen waarop de teelt heeft plaatsgevonden daadwerkelijk besmet zijn geraakt met ziektes, is het handelen van verdachte kwalijk te noemen. Verdachte heeft kennelijk gemeend op eigen houtje te kunnen bepalen waar zij veilig Innovator aardappelen kon telen en heeft zodoende de noodzakelijke georganiseerde aanpak van ziektepreventie en - bestrijding ondermijnd. Gebruikmaking van niet goedgekeurde pootaardappelen ondermijnt daarnaast het toezicht dat nodig is om tijdig (de uitbraak van) ziektes te kunnen constateren.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank beschikt niet over jaarcijfers van de vennootschap. [A] heeft ter terechtzitting verklaard dat het bedrijf - de rechtbank begrijpt: het samenstel van voornoemde vennootschappen - het afgelopen jaar rode cijfers heeft geschreven.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat een gelboete van € 10.000,- voor iedere overtreding in beginsel een passende sanctie is voor de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.4 reeds overwogen dat [A] als middellijk bestuurder optrad voor drie besloten vennootschappen die zich allen bezighielden met de aardappelteelt, dat deze bedrijven erg met elkaar verweven zijn, dat zij elkaar over en weer dienstig waren en in feite als één bedrijf kunnen worden beschouwd.
Hoewel in juridisch opzicht ieder van de vennootschappen strafrechtelijk aansprakelijk is voor de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank, gelet op de hiervoor beschreven feitelijke bedrijfsvoering, van oordeel dat het opleggen van onvoorwaardelijke geldboetes aan iedere afzonderlijke vennootschap tot een - met het oog op de proportionaliteit - ongewenste stapeling van sancties zou leiden. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de aan de vennootschappen, waaronder verdachte, op te leggen geldboetes geheel voorwaardelijk op te leggen. Hieraan zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden, ten einde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 51, 62 Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
De overtreding:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel, 3 eerste lid, Plantenziektewet, junctis de artikelen 17 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en 5 van de Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon;
feit 2
De overtreding:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel, 3 eerste lid, Plantenziektewet, junctis de artikelen 17 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen en 4a van de Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde tot een geldboete van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro);
- bepaalt dat deze geldboete
in haar geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte voor het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van
€ 10.000,-. (zegge: tienduizend euro);
- bepaalt dat deze geldboete
in haar geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2018.
Buiten staat
Mr. Meijer en mr. Wentink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentienummer 115972/89208/6014339/2. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden het in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.