De rechtbank Overijssel heeft op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige vrouw, die werd verdacht van het maken van geheime opnamen tijdens een mediationgesprek. De vrouw werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kon vaststellen dat zij degene was die de opname had gemaakt. De vrouw had steeds ontkend de opname te hebben gemaakt, en haar man verklaarde dat hij een envelop met een CD met de geluidsopname bij de post had gevonden. Er was geen onderzoek verricht naar de envelop of de opname zelf, en ook niet naar de telefoon van de vrouw of de ruimte waar het gesprek had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de andere aanwezigen, die stelden geen opnamen te hebben gemaakt, niet voldoende waren om te concluderen dat de vrouw de opname had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de vrouw mogelijk een belang had bij de opname, niet voldoende was om haar te veroordelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het haar tenlastegelegde feit.