ECLI:NL:RBOVE:2018:2576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
08/770025-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in bedrijfsbusje met vrijspraak voor andere branden

Op 23 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van brandstichting in een bedrijfsbusje van zijn werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 januari 2018 opzettelijk brand heeft gesticht in een Peugeot Boxer, toebehorend aan [bedrijf] B.V., terwijl er gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De verdachte is vrijgesproken van de brandstichting in twee andere busjes van hetzelfde bedrijf, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 107 dagen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door de brand te stichten, niet alleen gevaar heeft veroorzaakt voor de bus en de goederen daarin, maar ook voor de omgeving, gezien de aanwezigheid van jerrycans met brandstof en de zware rookontwikkeling. De verdachte ontkende de brand te hebben aangestoken, maar de rechtbank achtte de verklaring van een getuige geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte de brand had aangestoken. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de impact op de werkgever en collega's van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770025-18 (P)
Datum vonnis: 23 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na toewijzing van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging op de zitting van 9 juli 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 en feit 2:brand heeft gesticht in een bestelbus van [bedrijf] B.V.;
feit 3:heeft geprobeerd brand te stichten in een bestelbus van [bedrijf] B.V.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 januari 2018, te Zenderen en/of te Borne, in de gemeente Borne, in elk
geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (bestel)bus (Peugeot Boxer) (met
kenteken [kenteken 1] ) (toebehorend aan [bedrijf] BV.) en/of enig voertuig
(toebehorend aan [bedrijf] BV.), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- met de vlam(men) en/of vonk(en) van een aansteker en/of
- de vlam(men) en/of vonk(en) van (een) lucifer(s) en/of
- een vlam(men) en/of (een) vonk(en) van enig(e) (brandba(a)r(e)) voorwerp(en),
(een hoeveelheid) papier en/of (een) brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare
stof(fen), aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier en/of
(een) brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) bus en/of voertuig en/of de in voornoemd(e) bus en/of
voertuig aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemd(e) bus en/of voertuig aanwezige
goederen (te weten (een) bermmaaier(s) en/of (gras- en/of rug)maaier(s) en/of (een)
snoeischa(a)r(en) en/of (een) (ketting)za(a)g(en) en/of (een) (met brandstof gevulde) jerrycan(s)
en/of een (foto)camera en/of (een) tablet(s)) en/of
de in de nabijheid van voornoemd(e) bus en/of voertuig aanwezige goederen (te weten (een)
bermmaaier(s) en/of (gras- en/of rug)maaier(s) en/of (een) snoeischa(a)r(en) en/of (een)
(ketting)za(a)g(en) en/of een (foto)camera en/of (een) tablet(s)), in elk geval gemeen gevaar voor
(een) goed(eren), te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2018, te Langeveen, in de gemeente Tubbergen, in elk geval in
Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (bestel- en/of werk)bus (met kenteken [kenteken 2]
) (toebehorend aan [bedrijf] B.V.) en/of enig voertuig (toebehorend aan
[bedrijf] BV.), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- met de vlam(men) en/of vonk(en) van een aansteker en/of
- de vlam(men) en/of vonk(en) van (een) lucifer(s) en/of
- een vlam(men) en/of (een) vonk(en) van enig(e) (brandba(a)r(e)) voorwerp(en),
(een hoeveelheid) papier en/of (een) brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare
stof(fen), aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier en/of
(een) brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) bus en/of voertuig en/of de in voornoemd(e) bus en/of
voertuig aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemd(e) bus en/of voertuig aanwezige
goederen (te weten (een) bermmaaier(s) en/of (gras- en/of rug)maaier(s) en/of
de in de nabijheid van voornoemd(e) bus en/of voertuig aanwezige goederen (te weten (een)
bermmaaier(s) en/of (gras- en/of rug)maaier(s), in elk geval gemeen gevaar voor (een)
goed(eren), te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 16januari 2018, te Giethoorn, in de gemeente Steenwijkerland, in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten
in/aan een (bestel- en/of werk)bus (toebehorend aan [bedrijf] B.V.) (met
kenteken [kenteken 3] ) en/of enig voertuig (toebehorend aan [bedrijf] B.V.), met
dat opzet
- ( een hoeveelheid) papier en/of een hoeveelheid plastic en/of (een) brandversnellend(e)
middel(en), althans (een) brandbare stof(fen) in een (zekerings)kastje heeft geplaatst en/of
- met de vlam(men) en/of vonk(en) van een aansteker en/of
- de vlam(men) en/of vonk(en) van (een) lucifer(s) en/of
- een vlam(men) en/of (een) vonk(en) van enig(e) (brandba(a)r(e)) voorwerp(en), (een
hoeveelheid) papier en/of een hoeveelheid plastic en/of (een) brandversnellend(e) middel(en),
althans (een) brandbare stof(fen), heeft aangestoken en/of
- met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met papier en/of plastic en/of (een)
brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare stof(fen) en/of
- met dat opzet (een hoeveelheid) papier en/of een hoeveelheid plastic en/of (een)
brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare stof(fen) in het (lucht)kanaal van de
verwarming van voomoemde bus heeft geplaatst en/of
- voornoemd papier en/of plastic en/of brandversnellend(e) middel(en) niet heeft verwijderd en/of
- met de vlam(men) en/of vonk(en) van een aansteker en/of
- de vlam(men) en/of vonk(en) van (een) lucifer(s) en/of
- een vlam(men) en/of (een) vonk(en) en/of hete lucht van voornoemde verwarming, althans van
enig(e) (brandba(a)r(e)) voorwerp(en), (een hoeveelheid) papier en/of een hoeveelheid plastic
en/of (een) brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare stof(fen), heeft aangestoken,
- en/of met dat opzet (open) vuur en/of hete lucht in aanraking heeft gebracht met papier en/of
plastic en/of (een) brandversnellend(e) middel(en), althans (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) bus en/of voertuig en/of de in voornoemd(e) bus en/of
voertuig aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemd(e) bus en/of voertuig aanwezige
goederen (te weten (een) bermmaaier(s) en/of (gras- en/of rug)maaier(s) en/of
de in de nabijheid van voornoemd(e) bus en/of voertuig aanwezige goederen (te weten (een)
bermmaaier(s) en/of (gras- en/of rug)maaier(s), in elk geval gemeen gevaar voor (een)
goed(eren), te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat hij op grond van het dossier niet de overtuiging heeft dat er sprake was van opzettelijke brandstichting, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hoewel voor feit 3 geldt dat duidelijk is dat iemand heeft geprobeerd brand te stichten, is er geen bewijs dat direct in de richting van verdachte wijst, zodat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, op grond van de getuigenverklaringen van [naam 1] en [getuige] , het forensische onderzoek en het aanvullend proces-verbaal ten aanzien van de foutmeting buitentemperatuur op grond waarvan een technische oorzaak van de brand kan worden uitgesloten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijsmateriaal maar slechts van vermoedens dat verdachte bij de branden betrokken zou zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage aangehechte bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast en overweegt daarbij als volgt.
Op 31 januari 2018 is op de parallelweg van de N743 tussen Zenderen en Borne brand ontstaan in een bus van het bedrijf [bedrijf] B.V.
In de maanden daaraan voorafgaand hebben meer branden aan bussen en andere gemotoriseerde werktuigen van het bedrijf plaatsgevonden, zoals blijkt uit de aangiftes van [bedrijf] . Omdat verdachte bij vrijwel al die branden aanwezig is geweest, ontstond de verdenking dat hij de branden had gesticht. Om die reden heeft de chef werkplaats, [naam 1] , de dag voor deze brand op 31 januari, de cabine van de bus ‘losgehaald’ om zeker te weten dat er niets mis was met die bus (verklaring [naam 1] , pagina 32).
Technisch onderzoek na de brand heeft uitgewezen dat diverse mogelijke technische oorzaken van die brand uitgesloten kunnen worden en dat het het meest aannemelijk is dat de brand opzettelijk is aangestoken. Ook wijst dit technisch onderzoek uit dat de brand op een laag niveau in de cabine is ontstaan en zich heeft doorontwikkeld, waarbij de linkerzijde van de bus meer was aangetast door vuur dan de rechterzijde (proces-verbaal pagina’s 35 t/m 38).
Op het moment dat de brand ontstond was de bus in gebruik bij verdachte en [getuige] , die beiden voor [bedrijf] B.V. werkzaam zijn. Van de aanwezigheid van andere personen dan verdachte en [getuige] in de buurt van de bus op het moment van het ontstaan van de brand, is niet gebleken.
Verdachte heeft ontkend de brand in de bus te hebben aangestoken.
De rechtbank komt tot de conclusie dat hij niet de waarheid verteld heeft en is, met name op basis van de verklaring van [getuige] en het een andere oorzaak uitsluitende technisch onderzoek van oordeel dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht.
Ter zitting is het verweer gevoerd, kort gezegd, dat het onder 1 ten laste gelegde slechts stoelt op de door de verdediging als suggestief bestempelde verklaring van [getuige] en dat er voor dat feit overigens geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
De rechtbank acht de verklaring van [getuige] evenwel geloofwaardig en niet suggestief. [getuige] was die dag alert op het gedrag van verdachte. Hem was door zijn werkgever [bedrijf] gevraagd verdachte goed in de gaten te houden vanwege de inmiddels gerezen verdenking. [getuige] heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen voorafgaand en ten tijde van het ontdekken van de brand. Zijn verklaring wordt op onderdelen ondersteund door zich in het dossier bevindende foto’s en het technisch onderzoek aan de auto. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
[getuige] heeft verklaard dat verdachte die ochtend meerdere keren begon over de eerdere branden die recent daarvoor binnen het bedrijf hadden plaatsgevonden. Verdachte zei onder andere dat hij hoopte dat nu de oude bus, de rechtbank begrijpt de in de tenlastelegging bedoelde bus, niet in brand zou vliegen, omdat het “dan wel mogelijk aan hem zou kunnen liggen”. Omstreeks 11:52 uur was [getuige] op de N744 met de bermmaaier aan het werk en zag hij dat verdachte de deur aan de bestuurderszijde van de bus opende en hier zodanig diep in reikte, dat het leek alsof hij onder het stuur iets aan het doen was. Verdachte is daar ongeveer een minuut of drie bezig geweest en hij keek gedurende die tijd drie tot vier keer naar [getuige] . De rechtbank stelt vast dat volgens het technisch onderzoek de brandhaard zich op die plek in de bus moet hebben bevonden en het lijkt er op dat verdachte toen, op dat moment, maar nog niet op de weg van de uiteindelijke brand, met voorbereidende handelingen dan wel pogingen bezig is geweest. Verdachtes verklaring dat hij zich op dat moment bezig hielp met het verifiëren van berichten op zijn telefoon, acht de rechtbank, gelet op zijn houding en de duur van de handeling niet geloofwaardig. Enige tijd later waren verdachte en [getuige] aan de N743 tussen Zenderen en Borne aan het werk. Verdachte hanteerde daarbij volgens [getuige] op diverse punten een ongebruikelijke werkwijze. Verdachte verzette onder meer de bus van hectometerpaal 54,7 naar 54,9, waarna hij wegliep van de bus en [getuige] (die juist naar de bus toeliep) en verdachte steeds sneller ging lopen. Toen [getuige] bij de bus aankwam, bleek dat de ramen aan de bestuurderszijde en de bijrijderszijde ongeveer 20 centimeter naar beneden stonden gedraaid, terwijl het guur weer was en [getuige] in elk geval zijn raam aan de bijrijderszijde dicht had achtergelaten. [getuige] zag op dat moment dat er vlammen onder het stuur vandaan kwamen, maar besloot niets tegen verdachte te zeggen om zijn reactie te polsen. Verdachte liep even daarna langs de bestuurderszijde van de bus en keek naar binnen, maar zei niets. Verdachte liep door naar [getuige] , die op dat moment ongeveer tien meter achter de bus stond. Opeens draaide verdachte zich om in de richting van de bus en zei “in dezelfde beweging”: “Kijk dat ding roken dan! De bus staat in brand!”.
De rechtbank concludeert dat, nu er geen technische oorzaak voor de brand is aangetroffen, [getuige] geloofwaardig heeft verklaard en er geen aanwijzingen zijn dat een onbekende derde de brand heeft veroorzaakt, het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de brand daar toen heeft aangestoken.
De rechtbank is verder van oordeel dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen, gelet op de in de laadruimte aanwezige goederen, waaronder jerrycans met brandstof, de zware rookontwikkeling waardoor het verkeer hinder ondervond en de geringe afstand tussen de brandende bus en de begroeiing in de buurt. Het is immers een algemene ervaringsregel dat vuur kan overslaan en dat brand niet altijd gemakkelijk onder controle kan worden gebracht.
De rechtbank is gelet op alles wat hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 2 en feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat gelet op de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte te maken had met de branden op 15 en 16 januari 2018, zodat zij hem van het onder 2 en 3 ten laste gelegde zal vrijspreken. Weliswaar zijn er aanwijzingen die ontegenzeggelijk in verdachtes richting wijzen maar dat is op zichzelf niet voldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen concluderen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 januari 2018, te Zenderen en/of te Borne, in de gemeente Borne, opzettelijk brand heeft gesticht in een bus (Peugeot Boxer) (met kenteken [kenteken 1] ) toebehorend aan [bedrijf] B.V., immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde bus en de in voornoemde bus aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde bus aanwezige goederen (te weten bermmaaiers en/(gras- en/of rug)maaiers en een snoeischaar en (ketting)zagen en/(met brandstof gevulde) jerrycans en een fotocamera en tablets) te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur 107 dagen en zes maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel dient als bijzondere voorwaarde een meldplicht te worden verbonden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor alle feiten vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft met opzet een bedrijfsbus van zijn werkgever [bedrijf] in brand gestoken. Daardoor heeft verdachte gevaar veroorzaakt, niet alleen voor die bus en de spullen erin, maar ook voor de omgeving waarin de auto stond, zoals het wegdek en de begroeiing in de bermen van de weg. Bovendien was zijn collega [getuige] in de buurt van de bus.
De impact van deze brand op zowel zijn werkgever als zijn collega’s is groot geweest, zoals de rechtbank afleidt uit de namens [bedrijf] ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank realiseert zich dat de begrijpelijke emoties bij [bedrijf] , vooral zijn ontstaan door de reeks van brandstichtingen waardoor zijn bedrijf de afgelopen tijd is getroffen. [bedrijf] houdt voor al die branden verdachte verantwoordelijk. En hoewel de rechtbank de straf zal opleggen voor de enige bewezenverklaarde brand van 31 januari 2018, neemt zij het de verdachte wel kwalijk dat hij, wetende van al die andere branden, daaraan deze heeft toegevoegd.
De rechtbank houdt ook rekening met het over verdachte opgemaakte Pro-Justitia rapport van L. Assa, GZ-psycholoog van 18 april 2018.
De deskundige concludeert dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, die hem kwetsbaar maakt. Nu verdachte ontkent, kan er door de deskundige geen verband geconstateerd worden tussen de beperking en het delict en kan er geen inschatting over het recidiverisico worden gemaakt.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 22 maart 2018 van E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker. Uit dit advies blijkt dat verdachte, behoudens financiële problematiek, weinig problemen lijkt te ervaren op de diverse leefgebieden. In zijn omgeving ervaart hij steun van zijn familie en van zijn echtgenote en ook beschikt hij over een sociaal netwerk. Verdachte heeft geen behoefte aan behandeling of begeleiding. De reclassering onthoudt zich van advies over de op te leggen straf.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 mei 2018 blijkt dat hij nooit eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Alles overwegende oordeelt de rechtbank dat de eis van de officier van justitie een passende en geboden straf inhoudt en legt zij zoals geëist aan verdachte op, een gevangenisstraf voor de duur 107 dagen en zes maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel worden als bijzondere voorwaarden een meldplicht en reclasseringstoezicht verbonden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d Sr.

9. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
107 (honderdzeven) dagen en 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
107 (honderdzeven) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 72 in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht en hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E. Venekatte, voorzitter, F.C. Berg en A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met nummer ON1R018014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 februari 2018, pagina’s 212 t/m 215, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 31 januari 2018 was ik samen met [getuige] aan het werk tussen Zenderen en Borne. We waren daar met de rode Peugeot bedrijfsbus met open laadbak. Toen ik de brand had geconstateerd, haalde ik spullen uit de bus. Uit de cabine want daar lagen tablets en de bladblazer van de achterbank.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 1 februari 2018, pagina’s 32 en 33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben namens de eigenaar van het bedrijf, [eigenaar bedrijf] , gemachtigd tot het doen van aangifte.
Op 31 januari 2018 waren collega [getuige] en [verdachte] met de bus, Peugeot Boxer, weg. Op die dag werd ik gebeld door de uitvoerder van de klus waarbij [getuige] en [verdachte] bezig waren. Ik hoorde dat hij gebeld was door collega [getuige] dat hun bestelbus in brand stond. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal brandoorzaak/sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant] van 1 februari 2018, pagina’s 37 en 38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Ik zag naast het voertuig motorzagen en motormaaiers en jerrycans met motorbrandstof. Gezien het totaalbeeld en de brandpatronen was de brand op een laag niveau in de cabine ontstaan en doorontwikkeld. Dit voertuig was aan de binnenzijde geheel aangetast door vuur en uitgebrand.
Gemeen gevaar van goederen en/of personen
Gezien de situatie was het mogelijk dat de brand zich verder kon ontwikkelen. Hierbij waren jerrycans met brandstof in de open laadruimte aanwezig. Door de brand was een zware rookontwikkeling ontstaan waarbij het verkeer hinder ondervond. Ook was het mogelijk dat door deze brand nabij gelegen bomen schade hadden kunnen oplopen. Tevens was het mogelijk dat door deze brand startmotorcontacten waren vrij komen te liggen. Hierdoor zou de motor enkele slagen kunnen maken waardoor het voertuig zich zou kunnen verplaatsen.
Het brandbeeld, brandpatronen en de onderzoeksresultaten op en aan het voertuig en de
mij bekomen informatie, gaven mij de indicatie dat de brand was ontstaan in het voertuig op een laag niveau. Het meest aannemelijke was dat de brand was ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en of achterlaten van vuur in enigerlei vorm op en of nabij de vloer, links van het midden en of in het midden van de cabine, voorzijde.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 31 januari 2018, pagina’s 168 tot en met 170, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Op 31 januari 2018 ben ik samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) weggereden in een rode Peugeot bus met een laadbak er achter. Ongeveer tien minuten tot een kwartier voordat de bus in brand vloog, waren we aan het werk aan de N743 tussen Zenderen en Borne. Ik zag dat hij de bus pakte en ter hoogte van hectometerpaal 54,9 neerzette. Ik zag dat hij hierna verder werkte in de richting van Borne. Dit betekende dat ik vanaf hectometerpaal 54,7 met de bermmaaier naar de bus moest lopen. Toen ik naar de bus liep, zag ik dat [verdachte] vlak voor de bus aan het werk was in de richting van Borne. Ik zag dat er vlammen onder het stuur weg kwamen. Ik zag dat de vlammen ongeveer dertig centimeter waren. Ik zag dat [verdachte] aan de bestuurderszijde langs de bus liep en naar binnen keek. Ik zag en hoorde dat hij hier totaal niet op reageerde en door liep in mijn richting. Toen hij bij mij stond zag ik de rook uit de bus komen. Ik zag dat [verdachte] bij mij kwam staan. Ik zag dat hij met zijn rug richting de bus stond. Ik zag dat hij zich opeens omdraaide richting de bus en in die gelijke beweging riep: "Kijk dat ding roken dan! De bus staat in brand!" Ik zag dat hij spullen uit de cabine haalde zoals twee tablets, een fotocamera, snoeischaar, en twee rugmaaiers uit de laadbak.