ECLI:NL:RBOVE:2018:2572
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verklaring van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering wegens vrijspraak in hoofdzaak
Op 23 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een man die leiding gaf aan het failliete vastgoedbedrijf Eurocommerce. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot betaling van 6.480.000 euro aan de Staat, als wederrechtelijk verkregen voordeel. In 2016 was hij al veroordeeld voor faillissementsfraude tot een celstraf van 3,5 jaar. Ook zijn zoon, die een celstraf van 12 maanden kreeg, moet 5.250.000 euro aan de Staat betalen. De echtgenote en dochter van de man zijn vrijgesproken, en de ontnemingsvorderingen tegen hen zijn niet-ontvankelijk verklaard.
De ontnemingsvordering van de officier van justitie werd ingediend op 25 september 2015, waarbij het oorspronkelijke bedrag van 4.555.000 euro later werd verlaagd naar 3.955.000 euro. De verdediging voerde aan dat de ontnemingsvordering niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de betrokkene in de hoofdzaak was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat er geen veroordeling was in de hoofdzaak. De rechtbank benadrukte dat verhaal op vermogensbestanddelen alleen mogelijk is in de executiefase van een ontnemingsvordering die aan een ander is toegewezen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen, waarmee de man en zijn zoon niet verplicht zijn om de gevorderde bedragen te betalen aan de Staat.