ECLI:NL:RBOVE:2018:2511

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
08-770372-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het aanranden van een minderjarig meisje in Albergen

Op 19 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van het aanranden van zijn minderjarige buurmeisje in Albergen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur. De zaak kwam aan het licht na een incident op 13 juni 2017, waarbij de verdachte het meisje in zijn afgesloten achtertuin had benaderd. Hij had de tuinpoort dichtgedaan, haar een zoen gegeven en haar billen betast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door deze handelingen het recht van het meisje op seksuele zelfbeschikking had geschonden.

Tijdens de rechtszaak werd de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar en consistent beschouwd. De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend was bewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman J.W. Bosman, pleitte voor vrijspraak en betwistte de betrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte door zijn daden het slachtoffer had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer bij het bepalen van de straf. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de reclassering schatte het recidiverisico als laag in. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij de taakstraf niet naar behoren zou verrichten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770372-17 (P)
Datum vonnis: 19 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman J.W. Bosman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een ander heeft gedwongen ontuchtige handelingen te plegen en/of dulden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Albergen, gemeente Tubbergen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door: het afsluiten van een tuinpoort en/of (daarbij) de vrije doorgang te belemmeren en/of (vervolgens) het vastpakken om/bij dier middel, althans om/bij het lichaam en/of (daarbij) het naar zich toetrekken [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het onverhoeds zoenen op/tegen dier wang en/of
- het onverhoeds betasten en/of aanraken van dier bil(len).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de aangifte een heldere en consistente verklaring betreft en dat deze verklaring overeenkomt met het verhaal dat het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), kort na het incident geëmotioneerd aan derden, zijnde de stiefvader en een vriendin van [slachtoffer] , heeft verteld. Gebleken is van specifieke kloppende kleinere details zoals de quad in de achtertuin en het feit dat de poort op slot kan, welke feiten door verdachte ook zijn benoemd. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte tijdens een telefonisch contact tegenover een verbalisant heeft verklaard dat hij een arm om [slachtoffer] heeft gedaan en haar een kus heeft gegeven. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de poort op slot heeft gedaan, dat hij toen alleen met [slachtoffer] in de achtertuin was en een arm om haar heeft heengeslagen. De stelling van verdachte dat dit een opzetje zou zijn van de ex-partner van verdachte, [slachtoffer] en haar moeder, acht de officier van justitie niet aannemelijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat integrale vrijspraak dient te volgen.
Primair heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat verdachte de ontuchtige handelingen ontkent en dat enkel aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard over het feit dat verdachte haar een wangkus en een billentik zou hebben gegeven. De raadsman heeft aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen van het telefoongesprek tussen verdachte en verbalisant [verbalisant] moet worden uitgesloten van het bewijs wegens onbetrouwbaarheid, nu de verbalisant het proces-verbaal bijna een week na het plaatsvinden van het telefoongesprek pas heeft opgemaakt.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het geven van een kus op iemands wang niet als ontuchtige handeling te kwalificeren valt en dat het aanraken van iemands billen niet zonder meer een ontuchtige handeling oplevert. De raadsman heeft gesteld dat van het daadwerkelijk betasten van de billen geen sprake is, nu slechts sprake is van het geven van een tik op de billen. Nu de tik niet gepaard ging met handtastelijkheden is geen sprake van ontuchtige handelingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Wettelijk kader
De kern van het in artikel 246 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) neergelegde delict is dat iemand een ander, door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden, dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Handelingen zijn als ontuchtig aan te merken als het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Niet iedere seksuele handeling is dus oneerbaar te noemen; het hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de verhouding tussen de betrokkenen en de omgeving waarin zij voorvalt, of daarvan gesproken kan worden.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 juni 2017 in Albergen samen met zijn buurmeisje [slachtoffer] in de afgesloten achtertuin van zijn woning heeft gestaan. Verdachte was een quad voor zijn zoontje aan het bouwen, waar de buurtkinderen naar kwamen kijken. Verdachte heeft de aanwezige kinderen, behalve [slachtoffer] , de tuin uit gestuurd en vervolgens de tuinpoort door middel van een schuif op slot gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] in gesprek was en dat hij een arm om haar schouder heeft geslagen. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 13 juni 2017 met haar broertje [broertje] en een aantal andere buurtkinderen in de achtertuin van haar buurman, verdachte, aanwezig was om te kijken naar de quad die verdachte voor zijn zoontje aan het bouwen was. Toen de buurtkinderen en haar broertje weer elders wilden gaan voetballen wilde [slachtoffer] achter hen aan lopen. Verdachte deed de poort voor haar dicht en op slot, zodat zij de achtertuin niet uit kon. [broertje] en een aantal andere kinderen die aan de andere kant van de poort waren, probeerden de poort open te maken. [slachtoffer] hoorde [broertje] vragen waarom de poort op slot zat, waarop verdachte antwoordde dat hij even gezellig met [slachtoffer] aan het praten was. Verdachte sloeg een arm om haar middel heen en probeerde [slachtoffer] te zoenen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij haar hoofd de andere kant op draaide en verdachte met zijn mond op haar wang kwam en haar vervolgens op de wang heeft gekust. [broertje] riep nogmaals of [slachtoffer] eraan kwam. Verdachte deed de poort weer open en sloeg [slachtoffer] op de kont met zijn vingers naar beneden waarbij verdachte de onderkant van haar billen raakte. Verdachte zei tegen zijn eigen zoontje dat [slachtoffer] voor de één te jong was en voor de ander te oud. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij het raar vond en heel erg geschrokken was. [slachtoffer] is met haar broertje naar huis gegaan en heeft alle deuren op slot gedaan, omdat zij bang was dat verdachte in het huis zou komen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij haar broertje naar bed bracht omdat ze niet wilde dat hij haar zag huilen. [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat zij tijdens een telefoongesprek met verdachte op 27 oktober 2017 verdachte heeft horen zeggen dat hij zijn arm om zijn buurmeisje had gedaan en haar een kus had gegeven in verband met haar examen. [4]
[stiefvader] , stiefvader van [slachtoffer] , is op 13 juni 2017 na app-contact met [slachtoffer] naar de woning van de moeder van [slachtoffer] gegaan alwaar [slachtoffer] voor hem de voordeur met de sleutel ontsloot en [stiefvader] binnen liet. [stiefvader] heeft verklaard dat hij dit vreemd vond nu [slachtoffer] de voordeur altijd op een kiertje zet als ze weet dat [stiefvader] komt. [stiefvader] heeft verklaard dat direct na zijn binnenkomst [slachtoffer] in tranen uitbarstte en vertelde dat ze met haar broertje en een vriendje buiten was en dat de buurman die tegenover hen woonde was gekomen en had gezegd dat ze even mee moesten komen omdat hij een mooie quad had gemaakt voor zijn zoontje. [stiefvader] heeft verklaard dat [slachtoffer] hem vertelde dat de buurman had gezegd dat de jongens maar even moesten weggaan om te voetballen en toen had de buurman de poort op slot gedaan. Toen had de buurman zijn arm om haar schouders gedaan. [slachtoffer] had gezegd dat ze het niet wilde en dat ze weg wilde. Toen waren de jongens bij de schuttingdeur gekomen en hadden gebonkt dat ze weer naar binnen wilden bij de buurman. Toen had de buurman de schuttingdeur open gedaan. Toen had de buurman bij [slachtoffer] aan de billen gevoeld. De buurman zou gezegd hebben dat [slachtoffer] een hele leuke meid was maar te jong. [5]
[vriendin] , vriendin van [slachtoffer] , (hierna: [vriendin] ) heeft verklaard dat zij op 13 juni 2017 appjes van [slachtoffer] heeft gekregen dat [vriendin] bij haar moest komen. Het eerste appje hield in dat [slachtoffer] wilde dat [vriendin] bij haar zou komen omdat er iets met de buurman was en [slachtoffer] niet alleen thuis durfde te zijn. Op 13 juni 2017 is [vriendin] naar [slachtoffer] gegaan. Volgens [vriendin] heeft [slachtoffer] haar die avond verteld dat de overbuurman wat voor zijn zoontje had gemaakt en dat hij vroeg of [slachtoffer] mee ging kijken. Op het moment dat [slachtoffer] , haar broertje [broertje] en zijn vriendjes wilden weglopen trok de buurman [verdachte] (de rechtbank leest: verdachte) de deur dicht. [broertje] en de vriendjes waren al buiten de poort en [slachtoffer] nog niet. [slachtoffer] bleef achter de poort met de buurman. De buurman deed de deur op slot. [broertje] probeerde aan de deur te trekken en kreeg de deur niet open omdat deze op slot was. De buurman heeft toen [slachtoffer] vastgepakt en probeerde haar te zoenen op de mond. Hij heeft [slachtoffer] een kus gegeven op de wang en zei dat de kus voor haar examens was. [vriendin] hoorde [slachtoffer] zeggen dat de buurman had gezegd dat [slachtoffer] te oud was voor het zoontje van verdachte en te jong voor verdachte. Volgens [vriendin] was [slachtoffer] verdrietig en overstuur en heel erg bang toen ze dit vertelde. [6]
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de poort van zijn achtertuin heeft afgesloten en [slachtoffer] daarmee de vrije doorgang heeft belemmerd, [slachtoffer] om haar middel heeft vastgepakt, haar heeft gezoend op haar wang en haar billen heeft betast.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] bij de politie een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd. Deze verklaring komt op specifieke en relevante punten overeen met hetgeen zij kort na het gebeuren aan verschillende personen bij haar thuis heeft verteld. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] en acht de verklaring van [slachtoffer] derhalve betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de getuigenverklaringen, als ook door de verklaring van verdachte. De stelling van verdachte dat hij [slachtoffer] niet wilde zoenen, maar dat [slachtoffer] wellicht dacht dat verdachte haar wilde zoenen, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu deze verklaring door de gebezigde bewijsmiddelen wordt weerlegd. Door de tuinpoort af te sluiten en daarmee voor [slachtoffer] de doorgang te belemmeren en door vervolgens ook zijn arm om [slachtoffer] heen te slaan, heeft verdachte [slachtoffer] in een situatie gedwongen waaraan zij niet zomaar kon ontkomen. Verdachte heeft, zo de zoen en het tikken op de billen afgedwongen en daarmee het recht van [slachtoffer] op seksuele zelfbeschikking geschonden. Daar komt bij dat verdachte, de buurman van [slachtoffer] , aanzienlijk ouder in leeftijd is dan de minderjarige [slachtoffer] . Gelet op de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder de handelingen hebben plaatsgevonden, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging hieromtrent.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 13 juni 2017 te Albergen, gemeente Tubbergen, door een feitelijkheid, te weten door: het afsluiten van een tuinpoort en daarbij de vrije doorgang te belemmeren en vervolgens het vastpakken om dier middel, [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het onverhoeds zoenen op dier wang en
- het onverhoeds betasten van dier billen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen vervangende hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman verzocht tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht een geldboete op te leggen. De raadsman heeft voorts verzocht rekening te houden met het bescheiden strafblad van verdachte, het gegeven dat een openbare terechtzitting ten overstaan van een meervoudige kamer van de rechtbank al de nodig impact heeft en de impact die een veroordeling zal hebben op het verdere leven van verdachte, nu het strafblad de grondslag is voor het al dan niet verstrekken van een verklaring omtrent het gedrag.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Door de tuinpoort van zijn eigen achtertuin af te sluiten, heeft verdachte er voor gezorgd dat hij zich alleen met zijn minderjarige buurmeisje [slachtoffer] in de achtertuin bevond. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] om haar middel vastgepakt en haar onverhoeds op haar wang gezoend en haar billen betast. Dergelijke ongewenste ontuchtige handelingen zijn ernstige feiten die een grove inbreuk betekenen op de lichamelijke integriteit van deze nog jonge [slachtoffer] . Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder wegens soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest. Dit weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
Over verdachte is op 2 juli 2018 een rapport opgemaakt door W.G.J. Kroeze van Reclassering Nederland. Uit deze rapportage volgt dat verdachte wat problemen ondervindt met zijn ex-vriendin in het treffen van een omgangsregeling voor hun zoontje, maar dat hij zijn leven verder aardig op orde heeft. Verdachte is gelukkig in een nieuwe relatie, heeft goed contact met zijn familie en hij heeft een baan waar hij het naar het zin heeft en waar hem opleidingskansen en doorgroeimogelijkheden worden geboden. De reclassering schat het recidiverisico in als laag. Een toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies of behandelingen zijn niet geïndiceerd. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf. De reclassering onthoudt zich gezien de ontkenning van verdachte van een advies over een sanctie.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank onderhavig feit dermate ingrijpend voor het slachtoffer dat een schuldigverklaring zonder oplegging van straf dan wel oplegging van een geldboete geen recht doet aan de ernst hiervan. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van tachtig uren passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: feitelijk aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2018.
Buiten staat
Mr. Schaap is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017272068. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juli 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 27 juli 2017, pagina 21 - 22.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 november 2017, pagina 40.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [stiefvader] van 18 augustus 2017, pagina 25.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [vriendin] van 9 augustus 2017, pagina 28.