4.7De rechtbank stelt voorop dat ook in geval van medisch moeilijk aantoonbare aandoeningen als CVS/ME mag worden vastgehouden aan de norm van medische objectiveerbaarheid. Juist nu de klachten en beperkingen bij CVS/ME lastig objectiveerbaar zijn, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen volstaan met de vaststelling dat de ernst van de vermoeidheidsklachten en energetische beperkingen niet is te herleiden uit objectiveerbare medische afwijkingen of een objectiveerbare verslechtering van eisers medische toestand. De recuperatietijd is daarbij onbenoemd gebleven. Dat bij eiser met betrekkelijk geringe inspanning een lange recuperatietijd is gemoeid, wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende geobjectiveerd bevestigd in de rapportages van De Boer. Zo concludeert De Boer in zijn rapportage van 24 november 2017, onder verwijzing naar concrete onderzoeksbevindingen van de behandelaars van eiser en op grond van eigen onderzoek dat bij eiser bij CVS/ME een consistent beeld bestaat van stoornissen en beperkingen waaruit niet anders kan worden geconcludeerd dan dat eiser niet in staat is om gedurende vier uur per dag te werken en slechts bij uitzondering één uur achtereen zou kunnen werken. Door zich in zijn aanvullende rapportage van 12 januari 2018 in dit verband te beperken tot de mededeling dat geen nieuwe medische feiten of gegevens worden genoemd en geen (verzekeringsgeneeskundige) argumenten worden aangevoerd op grond waarvan eiser niet vier uur per dag belastbaar zou zijn en niet ten minste één uur achtereen zou kunnen werken – zonder daaraan eigen bevindingen ten grondslag te leggen – geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een te beperkte weerlegging van de waarnemingen, onderzoeksbevindingen en metingen van De Boer en Visser en hun conclusie dat sprake is van een zeer beperkte inspanningstolerantie en een aanzienlijke recuperatietijd.
Dat daarvan sprake is, bevestigt De Boer voldoende onderbouwd én uit eigen waarneming nog eens in zijn medisch advies van 31 januari 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn conclusies onvoldoende inzichtelijk gemotiveerd en het had op zijn weg gelegen om extra inspanning te leveren om de (energetische) beperkingen die voortvloeien uit CVS/ME in relatie tot het vier uur per dag belastbaar zijn en het één uur aaneengesloten kunnen werken, met inachtneming van de noodzakelijke recuperatietijd, in kaart te brengen. Het bestreden besluit berust dan ook niet op een deugdelijk onderzoek en deugdelijke medische grondslag.
5. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet evenmin aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, omdat de rechtbank niet uitsluit dat nieuw onderzoek moet plaatsvinden en niet is in te schatten op welke termijn herstel van het gebrek mogelijk is. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-- en een wegingsfactor 1).
8. Met betrekking tot de vordering van de kosten van de door eiser ingeschakelde deskundige, wordt op grond van het Bpb de vergoeding van een verslag van een deskundige vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Hieruit volgt dat een forfaitaire vergoeding geldt op basis van het aantal bestede uren, waarbij het uurtarief is vastgesteld op € 121,95. Deskundige De Boer heeft in beroep rapporten uitgebracht. Voor deze de rapporten is bij brief 18 juni 2018 de bestede tijd vermeld. Dit betreft in totaal 5,75 uur. Met de vergoeding voor het opstellen van de FML, komt de totale vergoeding komt uit op € 934,68 ((5,75 x € 121,95+BTW) + (71,25+BTW)).
9. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte reiskosten voor het traject Dalfsen-Zwolle v.v. Reiskosten worden ingevolge artikel 2, aanhef en onder c, van het Bpb vergoedt conform artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit tarieven strafzaken. Dit artikellid bepaalt dat voor vergoeding van reiskosten een tarief gehanteerd wordt waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse dan wel een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Volgens de website 9292.nl bedragen de kosten van een enkele reis per openbaar vervoer van Dalfsen naar Zwolle € 5,34 voor een enkele reis. Derhalve wordt een reiskostenvergoeding toegekend van € 10,68.