ECLI:NL:RBOVE:2018:2437
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in planschadezaak onder de Tracéwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een tegemoetkoming in planschade, die eiser had aangevraagd op basis van de Tracéwet. Eiser had een schadevergoeding van € 34.000,-- aangevraagd, vermeerderd met wettelijke rente en deskundigenkosten. De minister van Infrastructuur en Waterstaat had het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 29 mei 2018 is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door H. Wouters, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. ing. N.H. Huntelaar, mr. ir. M.A. Drapers en R.G. Kempers.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij eerst moet beoordelen of zij bevoegd is om het beroep te behandelen. De rechtbank heeft daarbij artikel 8:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in aanmerking genomen, waarin staat dat het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is. Aangezien de Tracéwet in dit geval van toepassing is, en artikel 2 van de bijlage bij de Awb bepaalt dat beroep tegen besluiten op grond van de Tracéwet bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden ingesteld, concludeert de rechtbank dat zij niet bevoegd is om deze zaak te behandelen.
De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en het dossier doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.