ECLI:NL:RBOVE:2018:2416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
08/710001-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstallen, inclusief inbraken en heling, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van drugsverslaving

Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder inbraken bij twee scholen en de diefstal van een mobiele telefoon. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 134 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte moet zich onder andere laten behandelen voor zijn drugsverslaving. Tijdens de zitting op 26 juni 2018 heeft de officier van justitie, mr. J. Blanco, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.B.A. Kalk, vrijspraak heeft bepleit voor de inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de inbraken, omdat er onvoldoende bewijs was, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de diefstal van de mobiele telefoon en de hondenhalsbanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die in behandeling is voor zijn verslaving. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan door de officier van justitie was geëist, omdat de verdachte van enkele feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710001-18 (P)
Datum vonnis: 10 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende bij het IMC van VVN,
Altingerweg 1, 9411 PA in Beilen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Blanco en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of anderen heeft ingebroken bij [school 1] in Almelo;
feit 2:samen met een ander of anderen heeft ingebroken bij het [school 2] in Almelo;
feit 3:een mobiele telefoon heeft gestolen, dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- of schuldheling van deze telefoon;
feit 4:samen met een ander of anderen uit een winkel twee hondenhalsbanden heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2018 tot 19 januari 2018 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het pand van [school 1] / Stichtingonderwijs Almelo aan de [adres 1] heeft/hebben weggenomen een of meerdere laptop(s) en/of computers en/of (tv-)beeldscherm(en) en/of geluidsset(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [school 1] / Stichtingonderwijs, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/ dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 januari 2018 tot 22 januari 2018 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het pand van [school 2] aan de [adres 2] heeft/hebben weggenomen een laptop (van het merk
Dell) en/of in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [school 2] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 december 2017 tot 27 december 2017 te Almelo, een mobiele telefoon (merk: Samsung), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan 'Humanitas Onderdak' en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 21 december 2017 tot 27 december 2017 te Almelo, een goed te weten een mobiele telefoon (merk: Samsung), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot 24 januari 2018 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 (honden)halsbanden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (gelegen aan de [adres 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten en heeft daartoe de bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor een bewezenverklaring van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten 1 en 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevinden zich met betrekking drie verschillende aangiften betrekking hebbend op in totaal drie inbraken in het pand van [school 1] . Verdachte (bij de politie en ter zitting) en medeverdachte [medeverdachte] (ter zitting) hebben verschillend en met elkaar tegenstrijdig verklaard over of, en zo ja wanneer en hoe vaak, zij bij het pand van [school 1] hebben ingebroken. Ook hun verklaringen naar aanleiding van de aangifte die betrekking heeft op de in feit 2 bedoelde inbraak verschillen. De rechtbank kan niet vaststellen welke verklaring bij welke aangifte hoort. Nu ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de inbraken ontbreekt en hij, anders dan medeverdachte [medeverdachte] wat betreft feit 1, ter terechtzitting heeft ontkend deze te hebben gepleegd, komt de rechtbank tot vrijspraak voor de feiten 1 en 2.
De feiten 3 en 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van. 26 juni 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte van 8 januari 2018 (pagina 115-116);
het proces-verbaal van aangifte van 24 januari 2018 (pagina 113).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
3. primair
in de periode van 21 december 2017 tot 27 december 2017 te Almelo, een mobiele telefoon (merk: Samsung), die aan een ander toebehoorde, te weten aan 'Humanitas Onderdak' en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
in de periode van 1 oktober 2017 tot 24 januari 2018 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 hondenhalsbanden, toebehorende aan [winkel] gelegen aan de [adres 3] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3 primair
het misdrijf: diefstal
feit 4
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 120 dagen onvoorwaardelijk en het overige deel voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen, waarvan hij er een samen met zijn broer heeft gepleegd. Verdachte heeft met zijn handelwijze aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en hij heeft zich kennelijk enkel laten leiden door materieel gewin.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met het uittreksel justitiële documentatie van 4 juni 2018, waaruit blijkt dat hij eerder en herhaaldelijk voor gekwalificeerde vermogensdelicten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het adviesrapport van 22 juni 2018 van Tactus Verslavingszorg.
De rechtbank heeft voor de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten, die dienen als richtsnoer voor strafoplegging.
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte in enige mate verantwoordelijkheid neemt voor de door hem begane feiten. Bovendien verblijft verdachte inmiddels in een kliniek waar hij behandeld wordt in verband met zijn harddrugsverslaving en komt hij ook overigens de schorsingsvoorwaarden goed na.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 134 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren verbinden.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
In aanmerking genomen dat de bewezenverklaarde gedragingen naar hun aard niet gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet bepalen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3 primair
het misdrijf: diefstal
feit 4
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 primair en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 134 (honderdvierendertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
14 (veertien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na onherroepelijk worden van het vonnis telefonisch meldt bij VNN Reclassering in Assen op telefoonnummer 0592-306666. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de eerste zeven maanden van de proeftijd op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in het IMC van VNN, Altingerweg 1, 9411 PA te Beilen of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich na zijn klinische behandeling ambulant laat behandelen voor zijn angststoornissen en verslavingsproblematiek door JusTact forensische poli of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zich, als de reclassering dit noodzakelijk acht, binnen een ambulant behandeltraject, kortdurend klinisch laat opnemen ter bestrijding van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- na zijn klinische behandeling in een zorgboerderij of begeleide woonvorm, zulks ter beoordeling aan de reclassering, zal verblijven en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan urineonderzoek, zo vaak en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2018.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Noord met nummer PL0600-2018091885. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.