ECLI:NL:RBOVE:2018:2408

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
6730731 \ HA VERZ 18-31
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en billijke vergoeding bij onregelmatig gebruik van leaseauto en tankpas

In deze zaak verzoekt een werknemer, die bij een payrollbedrijf in dienst is, om een billijke vergoeding en loon over de opzegtermijn na ontslag op staande voet. De werknemer had een leaseauto met tankpas, maar er werden onregelmatigheden geconstateerd in het gebruik van de tankpas. De werkgever ontsloeg de werknemer op staande voet, maar de kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is. De werknemer berust in het ontslag, maar stelt dat het ontslag onregelmatig is en vraagt om vergoeding op basis van artikel 7:672 lid 10 BW en een billijke vergoeding volgens artikel 7:681 lid 1 BW. De werkgever voert verweer en doet een tegenverzoek tot schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever te ver is gegaan met het ontslag op staande voet en kent de werknemer een vergoeding toe voor onregelmatige opzegging, maar wijst de billijke vergoeding af. Ook wordt het achterstallige salaris toegewezen, evenals de wettelijke verhoging. De kosten die de werknemer heeft veroorzaakt worden toegewezen aan de werknemer, en de partijen dragen ieder hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6730731 \ HA VERZ 18-31
Beschikking van de kantonrechter van 15 juni 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. S.A. van Lammeren, toegevoegd onder nummer 2FQ1236 (d.d. 7 maart 2018)
tegen
de besloten vennootschap
PAYROLL SELECT CARE SERVICES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
verwerende partij, hierna te noemen PSCS,
gemachtigde: mr. S.M.C. Verheyden.

1.De procedure

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties ingekomen ter griffie op 14 maart 2018;
- het verweerschrift met producties, tevens houdende een (voorwaardelijk) tegenverzoek;
- de aanvulling op het verzoekschrift, houdende wijziging vordering ex artikel 7:686a lid 3 BW;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 18 mei 2018 plaatsgevonden, waarbij beide partijen tezamen met hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [1986] , is op 8 mei 2017 voor bepaalde tijd (6 maanden) in dienst getreden bij PSCS. De arbeidsovereenkomst is daarna verlengd tot 7 juni 2018. De overeenkomst betreft een fase-A-contract in de zin van de cao-ABU zonder uitzendbeding. [verzoeker] is op basis van deze arbeidsovereenkomst te werk gesteld bij Aethon Zorgt B.V. voor het verrichten van werkzaamheden als Verzorgende IG voor 28 uur per week. Het uurloon bedraagt € 15,17 bruto exclusief vakantiegeld en exclusief onregelmatigheidstoeslag.
2.2.
Voor de uitvoering van zijn werkzaamheden is aan [verzoeker] een leaseauto (een Volkswagen Up!) en een tankpas ter beschikking gesteld. De auto mocht ook voor privédoeleinden worden gebruikt. In verband hiermee is [verzoeker] met PSCS een zogenaamde “Overeenkomst leaseauto met privégebruik” overeengekomen. Tevens heeft [verzoeker] een addendum bij die overeenkomst ondertekend waarmee [verzoeker] zich heeft verbonden aan het Aethon Leasereglement.
2.3.
In de Overeenkomst Leaseauto met privé gebruik is onder meer bepaald:
6.3
Voor het tanken maakt werknemer gebruik van de tankkaart. (…) Bij gebruik van de tankpas geeft werknemer de actuele kilometerstand op. (…)
2.4.
In genoemd Aethon leasereglement is onder meer bepaald:
GEBRUIK VAN DE BRANDSTOFPAS
De brandstofpas is uitsluitend bedoeld voor tankbeurten van de aan jou toegewezen leaseauto of geregistreerd vervangend vervoer. Indien blijkt dat je de brandstofpas onrechtmatig hebt gebruikt, heeft dit disciplinaire maatregelen tot gevolg. (…)
KOSTEN VOOR EIGEN REKENING
(…)D. Kosten voor onjuist inleveren van de leaseauto. Indien bij inlevering van de leaseauto schade wordt geconstateerd die niet eerder bij de leasemaatschappij is gemeld, worden kosten die de leasemaatschappij hiervoor in rekening brengt, aan jou doorbelast.E. Boetes voor verkeersovertredingen en keuringen. Boetes en sleepkosten als gevolg van verkeersovertredingen evenals bekeuringen met betrekking tot APK keuringen, komen voor eigen rekening. (…)
F. Alle kosten van inbeslagname. (…)
2.5.
Het gebruik van de tankpas wordt door Aethon achteraf gecontroleerd.
2.6.
Op 12 januari 2018 heeft PSCS aan [verzoeker] een officiële berisping gestuurd, nadat haar (via Aethon) was gebleken dat [verzoeker] in de maand december onrechtmatig gebruik van de tankpas had gemaakt. Daarin staat onder meer geschreven:
(…)
Van Aethon hebben wij vernomen dat bij de brandstofcontroles van november en december van 2017 is gebleken dat u voor een aanzienlijk hoger bedrag heeft getankt dan het gemiddelde bedrag. Daarbij heeft u nagelaten om uw kilometerstand aan te geven bij het tanken. U bent hier vervolgens op aangesproken door uw contactpersoon bij Aethon.
Op 13 december jl. heeft u zowel diesel als benzine getankt. Uw leaseauto, een ‘Volkswagen Up’ rijdt alleen op benzine. U bent bekend met het leasereglement waarin is opgenomen dat de brandstofpas uitsluitend bedoeld is voor tankbeurten van de aan u toegewezen leaseauto. Zowel Aethon als Payroll select vindt onrechtmatig gebruik van de brandstofpas een kwalijke zaak.
U kunt dit schrijven beschouwen als een officiële waarschuwing die in het personeelsdossier wordt opgenomen. Wij vertrouwen erop dat u zich vanaf heden conformeert aan het geldende leasereglement. Het niet nakomen van de gemaakte afspraken zal leiden tot verdere disciplinaire maatregelen en heeft mogelijk gevolgen voor de voortzetting van uw dienstverband. (…)
2.7.
Op 8 februari 2018 is de auto door het CJIB buiten gebruik gesteld wegens openstaande persoonlijke boetes.
2.8.
Op of omstreeks 9 februari 2018 heeft Aethon aan PSCS meegedeeld dat zij [verzoeker] niet meer zal oproepen voor het werk. PSCS heeft hiervan op 9 februari 2018 bericht gestuurd aan [verzoeker] .
2.9.
Op 16 februari 2018 heeft PSCS van Aethon een overzicht met het brandstofverbruik van [verzoeker] over de maand januari 2018 ontvangen. Uit dat overzicht blijkt dat [verzoeker] op 4 januari 2018 in één tankbeurt meer liters heeft getankt dan de tankinhoud van de leaseauto mogelijk maakt. Tevens bleek dat [verzoeker] bij meerdere tankbeurten de kilometerstand niet heeft geregistreerd.
2.10.
Op 16 februari 2018 heeft PSCS [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief die op die dag per e-mail aan [verzoeker] is toegestuurd staat geschreven:
Van Aethon hebben wij uw brandstofoverzicht van januari jl. ontvangen. Ondanks herhaaldelijke verwijzingen naar de verplichtingen voortvloeiend uit het geldende leasereglement heeft u nagelaten u hieraan te conformeren. Op uw overzicht is dubieus tankgedrag geconstateerd. Op 4 januari jl. heeft u 44,8 liter benzine getankt, terwijl uw leaseauto ‘Volkswagen Up’ een tank heeft waar maximaal 35 liter benzine in past. Daarbij heeft u ongebruikelijk vaak getankt en nagelaten om uw kilometerstand op correcte en volledige wijze te noteren bij elke tankbeurt. Dit herhaaldelijk misbruik van uw brandstofpas is onacceptabel. U heeft op 12 januari jl. reeds een officiële waarschuwing ontvangen wegens het nalaten van opgave van uw kilometerstand bij elke tankbeurt en onrechtmatig gebruik van uw brandstofpas over de periode november en december jl.
Uw keuze om desondanks het geldende leasereglement niet na te leven zien zowel Aethon als Payroll Select als een ernstige schending van het vertrouwen.
Voormelde gedraging vormt een dringende reden in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek. Ons rest dan ook niets anders dan u per heden, 16 februari 2018, op staande voet te ontslaan. (…)
2.11.
De leasemaatschappij, Wittebrug Lease, heeft de volgende bedragen bij Aethon in rekening gebracht:
- factuur van 7 december 2017, een bedrag van € 82,63, wegens een verkeersboete met bijbehorende administratiekosten (inclusief BTW van € 2,63);
- factuur van 31 december 2018, een bedrag van € 85,93, wegens een verkeersboete met bijbehorende administratiekosten (inclusief BTW van € 2,63);
- factuur van 28 februari 2018, een bedrag van € 150,=, wegens eigen risico in verband met een schadegebeurtenis van bestuurder [verzoeker] op 22 januari 2018;
- factuur van 1 maart 2018, een bedrag van € 510,= (exclusief een bedrag van € 107,10 voor BTW) wegens kosten voor sleep- en stallingskosten van de Volkswagen Up;
- factuur van 8 maart 2018, een bedrag van € 75,= (exclusief een bedrag van € 15,75 voor BTW) voor het aanvragen van een nieuw kentekenbewijs;
- het innamerapport, datum inname 5 maart 2018, een bedrag van € 1.285,= wegens niet acceptabele schade.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
3.1.1.
Na aanvulling en wijziging van het verzoekschrift verzoekt [verzoeker] veroordeling van PSCS tot betaling van:
a. een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, ex artikel 7:672 lid 10 BW, ter hoogte van € 1.834,96 bruto;
b. een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 sub A BW, ter grootte van € 2.500,= bruto;
c. achterstallig salaris tot aan 16 februari 2018 een bedrag van € 2.712,35 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
d. de wettelijke verhoging, ex artikel 7:625 BW, over voornoemd loonbedrag ten bedrage van € 1.356,18 met de wettelijke rente daarover.
Daarnaast vraagt [verzoeker] om afgifte van deugdelijke salarisspecificaties over de maanden januari en februari van 2018 en om de afgifte van een deugdelijke en gespecificeerde eindafrekening, alsmede veroordeling van PSCS in de kosten van de procedure.
3.1.2.
Kort samengevat legt [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag dat hij berust in het hem gegeven ontslag, maar dat dit ontslag als een onregelmatig ontslag moet worden aangemerkt. In verband daarmee heeft hij een vordering tot betaling van loon over de opzegtermijn ingesteld, gebaseerd op artikel 7:672 lid 10 BW. Volgens [verzoeker] is er geen sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet aangezien de reden voor het ontslag hem niet duidelijk is meegedeeld en er overigens ook geen dringende reden voor ontslag bestaat. [verzoeker] maakt aanspraak op de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 sub a BW.
Aangezien PSCS het salaris, met onregelmatigheidstoeslag en met vakantiegeld, over de periode tot aan 16 februari 2018 niet volledig heeft uitbetaald, heeft [verzoeker] tevens een loonvordering ingesteld. In verband daarmee heeft [verzoeker] ook de afgifte van een deugdelijke specificatie van het salaris en de eindafrekening verzocht.
3.2.
Het verweer en het tegenverzoek
3.2.1.
PSCS verweert zich tegen het verzoek en stelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Uit de ontslagbrief blijkt voldoende duidelijk wat de reden voor het ontslag is geweest. Bovendien is [verzoeker] bij brief van 12 januari 2018 nog officieel gewaarschuwd om zich aan het leasereglement te houden. Volgens PSCS heeft [verzoeker] met zijn handelwijze een dringende reden voor ontslag gegeven. PSCS concludeert daarom primair tot afwijzing van de verzochte billijke vergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
PSCS erkent dat [verzoeker] nog recht heeft op het door hem verzochte achterstallige salaris. Zij voert aan dat zij niet meteen de volledige gegevens van Aethon ontving, om tot een goede berekening van het salaris te kunnen komen. Aangezien er geen sprake is van opzettelijk niet juist uitbetalen verzoekt zij daarbij om matiging van de wettelijke verhoging.
3.2.2.
PSCS verzoekt bij (voorwaardelijk) tegenverzoek om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 juncto lid 3 BW (€ 1.834,96) en hem te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.295,66 wegens de kosten die [verzoeker] heeft veroorzaakt. Dat betreft een bedrag voor verkeersboetes (€ 168,56), kosten in verband met de buitengebruikstelling van de auto zoals sleep- en stallingskosten (€ 617,10) en kosten voor aanvraag van een nieuw kenteken (€ 75,=), kosten wegens eigen risico van een schade op 22 januari 2018 (€ 150,=) en ten slotte vergoeding van niet binnen 24 uur gemelde schades (€ 1.285,=). Daarbij verzoekt PSCS deze bedragen te mogen verrekenen met hetgeen zij nog aan [verzoeker] verschuldigd is.
3.2.3.
PSCS legt aan dit verzoek ten grondslag dat [verzoeker] door zijn gedragingen aan PSCS een dringende reden heeft gegeven om hem te ontslaan, zodat hij als gevolg daarvan schadeplichtig is geworden jegens PSCS. Voorts heeft [verzoeker] schade veroorzaakt door de wijze waarop hij als bestuurder met de leaseauto is omgegaan. De auto is door toedoen van [verzoeker] door het CJIB in beslag genomen en de kosten die daarmee gemoeid zijn geweest, dienen door hem betaald te worden. Verder zijn bij het einde van het dienstverband schades aan de auto geconstateerd, die niet als gewone gebruiksschade kunnen worden aangemerkt. Het ontstaan van deze schade is door [verzoeker] niet tijdig gemeld. [verzoeker] dient de kosten voor het herstel van de schade te vergoeden.
3.3.
De reactie op het tegenverzoek
3.3.1.
[verzoeker] betwist dat hij schadeplichtig is jegens PSCS omdat hij van mening is dat hij geen dringende reden voor ontslag heeft gegeven. Verder betwist hij de hoogte van de kosten die PSCS nu vordert in verband met de inbeslagname van de auto en de verschuldigdheid van de kosten van de schades aan de auto. [verzoeker] voert aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de auto te inspecteren.

4.De beoordeling

van het verzoek

dringende reden
4.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 BW is het verzoek tijdig ingediend. Aangezien er in het onderhavige geval sprake is geweest van een gegeven ontslag op staande voet, dat wil zeggen een opzegging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, is het noodzakelijk om te beoordelen of er sprake is geweest van een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW die dit ontslag kan rechtvaardigen. Bij die beoordeling moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de arbeidsovereenkomst, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben (Hoge Raad 12 februari 1999, NJ 1999, 643 Schrijvers/Van Essen). Voorts moet het ontslag onverwijld zijn gegeven.
4.2.
[verzoeker] heeft allereerst aangevoerd dat in de ontslagbrief van 16 februari 2018 niet duidelijk wordt gemaakt wat nu precies de gedraging is geweest die voor PSCS aanleiding is geweest voor het ontslag op staande voet en dat PSCS daardoor niet heeft voldaan aan de in art. 7:677 lid 1 BW genoemde verplichting om de reden voor het ontslag onverwijld mede te delen.
4.3.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de reden voor het ontslag door PSCS wel voldoende duidelijk is medegedeeld, namelijk het bij herhaling niet naleven van het geldende leasereglement door misbruik te maken van de brandstofpas en door na te laten de kilometerstand bij elke tankbeurt op te geven. Dit verweer van [verzoeker] snijdt dan ook geen hout. Weliswaar lijkt de brief d.d. 16 februari 2018 te suggereren dat PSCS aan [verzoeker] het verwijt maakt dat hij op 4 januari 2018 benzine heeft gestolen/verduisterd (genoemd in art. 678 lid 2 sub d BW), maar dat verwijt wordt in het vervolg van de brief niet gehandhaafd. De gebeurtenis op 4 januari 2018 wordt genoemd als voorbeeld van het bij herhaling misbruik maken van de brandstofpas.
4.4.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de kern van het geschil, namelijk de vraag of de reden(en) die PSCS in haar brief d.d. 16 februari 2018 heeft opgegeven een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren, als bedoeld in art. 7:678 BW. De kantonrechter is van oordeel dat die redenen daarvoor ontoereikend zijn. Daarbij speelt mee dat PSCS aan [verzoeker] nog op 12 januari 2018 een officiële waarschuwing had gegeven wegens het nalaten van opgave van kilometerstanden bij elke tankbeurt en het onrechtmatig gebruik van de brandstofpas over de periode november en december 2017. Daarin heeft Payroll het belang benadrukt dat [verzoeker] zich conformeert aan het geldende leasereglement en [verzoeker] gewaarschuwd: “
Het niet nakomen van de gemaakt afspraken zal leiden tot verdere disciplinaire maatregelen en heeft mogelijk gevolgen voor de voortzetting van uw dienstbetrekking.” De kantonrechter is nu van oordeel dat het een te grote stap is om bij de eerstvolgende constatering van onrechtmatig gebruik van de brandstofpas meteen te besluiten tot een ontslag op staande voet. Dit geldt te meer nu het tankgedrag achteraf wordt gecontroleerd en op het moment van het versturen van de waarschuwingsbrief op 12 januari 2018 (naar aanleiding van het tankgedrag in november en december van 2017) het geval met de tankbeurt van 4 januari 2018 (genoemd in de ontslagbrief) feitelijk al was gepasseerd. Verdere disciplinaire maatregelen hadden daarom op het moment van de constateringen in februari 2018 (over de periode van de maand daarvoor) meer voor de hand gelegen. Van een goed werkgever mag verwacht worden dat bij herhaaldelijk geconstateerd misbruik van de brandstofpas eerst gewaarschuwd zou worden dat bij een eerstvolgende constatering ontslag op staande voet zou volgen, vooraleer tot die drastische maatregel wordt overgegaan. De kantonrechter oordeelt derhalve dat er in dit geval, onder de gegeven omstandigheden, (nog) geen sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. [verzoeker] moet zich echter wel realiseren dat hij hiermee door het oog van de naald kruipt.
Gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 Lid 10 BW
4.5.
Nu PSCS de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd tegen een eerdere dag dan die welke op grond van artikel 7:672 lid 2 BW tussen partijen gold, heeft [verzoeker] aanspraak op uitbetaling van de gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Deze vergoeding bedraagt € 1.834,96 bruto. Daarmee is [verzoeker] in elk geval voor een deel al gecompenseerd voor de gevolgen van het ontslag.
Billijke vergoeding
4.6.
[verzoeker] maakt tevens aanspraak op een billijke vergoeding van € 2.500,=. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW gaat het erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (‘New Hairstyle’ arrest, ECLI:NL:HR:2017:1187). De mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken speelt dus een rol bij de vaststelling van de vergoeding, evenals het antwoord op de vraag of de reden die de werknemer heeft om te berusten in het ontslag (en dus geen vernietiging daarvan te vragen) is gelegen in het handelen of nalaten van de werkgever. Bij het vaststellen van de vergoeding kan ook rekening worden gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd.
4.7.
Om met het laatste te beginnen overweegt de kantonrechter dat de inlenende werkgever (Aethon) op of omstreeks 9 februari 2018 te kennen heeft gegeven dat zij [verzoeker] niet meer zou oproepen om bij haar nog werkzaamheden te verrichten, zodat er (behoudens een situatie van ziekte) sprake zou zijn van loonuitsluiting totdat [verzoeker] eventueel bij een andere inlener te werk kon worden gesteld. Het is daarom niet klip en klaar welke loonbetalingen [verzoeker] is mis gelopen nu het ontslag niet is vernietigd. Het enige dat wel vaststaat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst in elk geval zou eindigen, namelijk op 6 juni 2018, aangezien het een overeenkomst voor bepaalde tijd betreft.
4.8.
Zoals reeds is overwogen, heeft PSCS als werkgever te grote stappen gemaakt naar aanleiding van de constateringen rond het gebruik van de tankpas en de gevolgen die dat zou kunnen hebben voor [verzoeker] . Dat neemt niet weg dat er aan de kant van [verzoeker] wel sprake is van op z’n zachtst gezegd dubieus gebruik van die pas. De suggestie dat [verzoeker] in strijd met het leasereglement gebruik heeft gemaakt van de tankpas heeft [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling niet op een geloofwaardige manier kunnen wegnemen. En los daarvan blijft in ieder geval overeind dat [verzoeker] daarin, ook ondanks een officiële waarschuwing, geen openheid betracht en geen kilometerregistratie bijhoudt. Dat de werkgever naar aanleiding daarvan op te rigoureuze wijze, namelijk door een ontslag op staande voet, een einde aan de arbeidsovereenkomst heeft gemaakt, neemt niet weg dat de aanleiding daarvoor in overwegende mate op het conto van [verzoeker] moet komen. Een ontbindingsverzoek van de werkgever zou zeker kans van slagen hebben gehad.
Dat maakt in het onderhavige geval het verwijt dat aan de werkgever kan worden gemaakt minder zwaarwegend. Dat [verzoeker] ervoor heeft gekozen om geen vernietiging van het ontslag te verzoeken, kan ook kwalijk aan het handelen van de werkgever worden toegeschreven. Dit alles geeft aanleiding om de billijke vergoeding fors naar beneden bij te stellen.
4.9.
Al met al komt de kantonrechter daarom tot het oordeel dat [verzoeker] voldoende is gecompenseerd met de vergoeding op grond van artikel 7:672 lid 10 BW en dat de billijke vergoeding daarom op nihil wordt bepaald.
Achterstallig salaris
4.10.
In zijn aanvulling op het verzoekschrift heeft [verzoeker] nader onderbouwd dat hij wegens achterstallig salaris over de periode tot 16 februari 2018 nog recht heeft op een bedrag van € 2.712,35 bruto. De verschuldigdheid van dit bedrag is door PSCS erkend, zodat dit bedrag toewijsbaar is. Vanwege de vertraging in de betaling is tevens de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119BW toewijsbaar te rekenen vanaf de dag van verzuim.
4.11.
[verzoeker] heeft tevens verzocht om toekenning van de wettelijke verhoging over voornoemd salarisbedrag. Vaststaat dat dit deel van het salaris niet tijdig is betaald. Volgens PSCS is de vertraging deels te verklaren doordat Aethon de salarisgegevens niet tijdig aan PSCS heeft doorgegeven en deels doordat PSCS meende de vordering van [verzoeker] te kunnen verrekenen met haar eigen tegenvorderingen. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 25%. Dat is een bedrag van € 678,09 bruto. Over dit bedrag is tevens de wettelijke rente toewijsbaar. Deze wordt toegewezen vanaf de dag van deze uitspraak tot de dag van algehele voldoening.
4.12.
Ten slotte vraagt [verzoeker] om afgifte van deugdelijke salarisspecificaties over de maanden januari en februari van 2018 en om de afgifte van een deugdelijke en gespecificeerde eindafrekening. Aangezien [verzoeker] een gerechtvaardigd belang heeft bij de afgifte van deze stukken en PSCS dit belang overigens ook heeft erkend, zal dit verzoek worden toegewezen.
4.13.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
van het tegenverzoek
4.14.
Nu reeds is overwogen dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, bestaat er geen grond voor de vordering van PSCS tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 juncto lid 3 BW. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.15.
Voorts heeft PSCS verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van diverse kosten (in totaal € 2.295,66) die [verzoeker] in verband met het gebruik van de leaseauto heeft veroorzaakt. [verzoeker] heeft de kosten voor verkeersboetes niet betwist, zodat het gevorderde bedrag van € 168,56 in verband daarmee toewijsbaar is. Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 150,= wegens eigen risico voor een schade op 22 januari 2018. In verband met de buitengebruikstelling van de auto op last van het CJIB zijn de sleep- en stallingskosten bij Aethon in rekening gebracht, welke zij onder verwijzing naar de leaseovereenkomst en het leasereglement wenst door te berekenen aan [verzoeker] . De kantonrechter acht deze kostenpost toewijsbaar. Het staat immers vast dat deze kosten door toedoen van [verzoeker] zijn ontstaan en uit het mailbericht van 16 februari 2018 van Wittebrug Lease aan Aethon volgt bovendien dat de opgave van de kosten overeenstemt met de bij factuur van 1 maart 2018 aan Aethon berekende kosten (€ 510,= excl BTW).
De kosten van € 75,= voor de aanvraag van een nieuw kenteken zijn niet bestreden, zodat dit bedrag ook toewijsbaar is.
4.16.
Dan resteert ter beoordeling de kostenpost van € 1.285,= die is opgekomen na inlevering van de auto bij de garage van Wittebrug Lease, wegens niet binnen 24 uur gemelde schades, waarbij het niet gaat om gewone gebruiksschade maar om onacceptabele schades. [verzoeker] heeft tegen deze kosten aangevoerd dat hij niet bij de inspectie van de auto aanwezig is geweest, zodat hij de juistheid van de schade niet zelf heeft kunnen beoordelen. De auto is immers buiten zijn invloedsfeer geweest toen de auto door het CJIB in beslag is genomen en is daarna bij Wittebrug gebracht en is buiten zijn aanwezigheid geïnspecteerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit een omstandigheid die door toedoen van [verzoeker] is ontstaan. Daar kan [verzoeker] dan ook nu niet over klagen. Als [verzoeker] bij de inspectie aanwezig had willen zijn, had het op zijn weg gelegen om daarvoor initiatieven te nemen. Bovendien heeft [verzoeker] bij aanvang van zijn werkzaamheden een nieuwe auto ter beschikking gekregen en heeft hij middels ondertekening van de ‘Overeenkomst lease auto met privégebruik’ verklaard dat hij de auto in goede staat heeft ontvangen. De schade die bij inname van de auto is geconstateerd is nauwkeurig gespecificeerd in het innamerapport. Anders dan dat [verzoeker] niet bij de inspectie aanwezig heeft kunnen zijn, heeft hij tegen de in het rapport genoemde schades geen verweer gevoerd. Wat betreft de suggestie dat de schades ook (deels) kunnen zijn ontstaan bij of in het kader van de buitengebruikstelling, geldt dat die kosten dan in de rechtsverhouding tussen PSCS en [verzoeker] ook voor rekening en risico van [verzoeker] dienen te komen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [verzoeker] is gehouden om de schade die als gevolg van zijn handelen aan de auto is ontstaan, althans aan zijn handelen moeten worden toegerekend, te voldoen.
4.17.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat het verzoek van PSCS tot vergoeding van de diverse kosten met betrekking tot het gebruik van de leaseauto geheel toewijsbaar is.
4.18.
PSCS heeft verzocht om hetgeen zij aan [verzoeker] verschuldigd is, te mogen verrekenen met hetgeen [verzoeker] aan haar verschuldigd is. Nu hiertegen door [verzoeker] geen verweer is gevoerd, zal de kantonrechter de verzochte verrekening toestaan.
4.19.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
op het verzoek:
5.1.
veroordeelt PSCS om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te voldoen:
a. een bedrag van € 1.834,96 bruto wegens vergoeding voor onregelmatige opzegging als bedoeld in artikel 7:672 lid 10 BW;
b. een bedrag van € 2.712,35 bruto wegens achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van verzuim, tot aan de dag van algehele voldoening;
c. een bedrag van € 678,09 bruto wegens wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van deze uitspraak tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt PSCS tot afgifte van deugdelijke salarisspecificaties over de maanden januari en februari 2018 en tot afgifte van een deugdelijke en gespecificeerde eindafrekening,
op het tegenverzoek:
5.3.
veroordeelt [verzoeker] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan PSCS te voldoen een bedrag van € 2.295,66;
5.4.
verklaart voor recht dat voornoemd bedrag verrekend mag worden met hetgeen PSCS nog aan [verzoeker] verschuldigd is;
op het verzoek en op het tegenverzoek:
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018. (AP)