ECLI:NL:RBOVE:2018:235

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
08/770305-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijke brandstichting op een boot in Kampen

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 oktober 2017 in Kampen heeft geprobeerd brand te stichten op een boot. De verdachte, die op dat moment in het PPC te Zwolle verbleef, werd beschuldigd van het gooien van een jerrycan met benzine tegen de boot van de aangever, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de aangever met zich meebracht. Tijdens de zitting op 11 januari 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. G.C. Pol, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. L.J.H.M. Achten, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de jerrycan met brandstof tegen de boot gegooid, wat leidde tot een gevaarlijke situatie door de nabijheid van een hete kachelpijp. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot brandstichting, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij zich niets kon herinneren van de gebeurtenis. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot brandstichting en hem een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770305-17 (P)
Datum vonnis: 25 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [1978] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
nu verblijvende in het PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en de raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 oktober 2017 heeft geprobeerd om brand te stichten op/aan een boot gelegen in de buitenhaven van Kampen, dan wel voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor dit misdrijf.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2017 te Kampen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten op/aan een boot, gelegen in de buitenhaven van Kampen aan de Havenweg 1, met dat opzet een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare vloeistof op/tegen die boot heeft gegooid, ten gevolge waarvan die benzine/die vloeistof uit die jerrycan op die boot terecht is gekomen in de directe nabijheid van een hete kachelpijp, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die boot en/of goederen op die boot en/of de zich op dat moment op die boot bevindende [X] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [X] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [X] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2017 te Kampen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting, opzettelijk
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof en/of
- een aansteker en/of
- een (verf)blik gevuld met onder meer één of meer brandbare stof(fen) en een
stuk lont/touw erin
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de vroege ochtend van zondag 15 oktober 2017 is er bij de politie een melding binnengekomen dat er zich een persoon bevond in de omgeving van het clubgebouw van de Buitenhaven aan de Havenweg in Kampen. Deze persoon droeg volgens aangever een witte bouwhelm op zijn hoofd en zou daar volgens aangever niets te zoeken hebben. Reagerend op deze melding zijn er meerdere agenten naar de Buitenhaven gegaan. Ter plaatse gekomen is door de agenten een knal- en plonsgeluid waargenomen nabij de boot van aangever. Vervolgens zagen zij een persoon met een opvallend wit hoofddeksel wegrennen vanaf die plek. Na een korte achtervolging kon deze persoon (verdachte) worden ingerekend. Nadien is gebleken dat er een jerrycan met brandstof tegen de boot van aangever is gegooid en dat er benzine op het dek, dicht bij de uitlaat van een hete kachelpijp, is terechtgekomen. Verdachte is ten laste gelegd dat hij deze jerrycan met brandstof tegen de boot heeft gegooid ten gevolge waarvan er gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor aangever te duchten was.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van aangifte, de processen-verbaal van verschillende verbalisanten en het rapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 8 december 2017. Volgens de officier van justitie was er door het handelen van verdachte gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aangever [X] te duchten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat zijn cliënt veroordeeld kan worden voor het primair tenlastegelegde en refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring dan ook aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ondanks de omstandigheid dat verdachte zich - naar eigen zeggen - niets meer kan herinneren van de bewuste zondagochtend 15 oktober 2017 acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een veroordeling te komen. De rechtbank baseert zich daarbij op het proces-verbaal van aangifte in combinatie met de processen-verbaal van bevindingen van verschillende verbalisanten. Ook baseert zij zich op de omstandigheid dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding sterk rook naar brandstof, in combinatie met de omstandigheid dat het rapport van het NFI uitwijst dat de brandbare stof uit de jerrycan motorbenzine betrof.
(voorwaardelijk) opzet
Met betrekking tot het ten laste gelegde opzet op het stichten van brand, overweegt de rechtbank dat in ieder geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Verdachte is de bewuste nacht/vroege ochtend uit eigen beweging naar de boot van aangever gegaan, terwijl hij in onmin leefde met aangever. Verdachte heeft daarnaast de wetenschap gehad dat aangever (in ieder geval) ten tijde van het delict op zijn boot woonde. Bij zijn bezoek die nacht heeft hij een geopende jerrycan gevuld met motorbenzine tegen de boot - met op het dek een kachelpijp - aan gegooid, waardoor de benzine ondermeer op de voorkant van de boot is terecht gekomen. Door zo te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg (brand) in zou treden, deze kans ten tijde van zijn gedraging bewust aanvaard en op de koop toegenomen.
gevaar
Door het handelen van verdachte was er gemeen gevaar voor goederen (waaronder de boot van aangever) én levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor aangever [X] te duchten. Op de boot bevond zich blijkens het proces-verbaal van aangifte en wat daarover door verbalisant [A] is geverbaliseerd, namelijk een hete kachelpijp. Door het gooien van de geopende jerrycan met motorbenzine is er benzine terecht gekomen op de boot in de directe nabijheid van deze kachelpijp. Onder de gegeven omstandigheden was daardoor naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat op de boot een brand zou ontstaan die een verwoestend effect gehad zou kunnen hebben op de boot en op de zich daarin/-op bevindende goederen en die aangever het leven had kunnen kosten of voor hem zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben gehad.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 15 oktober 2017 te Kampen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten op een boot, gelegen in de buitenhaven van Kampen aan de Havenweg 1, met dat opzet een jerrycan gevuld met benzine, tegen die boot heeft gegooid, ten gevolge waarvan die benzine uit die jerrycan op die boot terecht is gekomen in de directe nabijheid van een hete kachelpijp, en daarvan gemeen gevaar voor die boot en goederen op die boot en levensgevaar voor [X] , of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [X] , te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot het misdrijf
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
Poging tot het misdrijf
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn justitiële documentatie, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden dienen volgens de officier van justitie dadelijk uitvoerbaar verklaard te worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt en de omstandigheden van het geval. Ook moet worden meegewogen dat zijn cliënt geen relevante justitiële documentatie heeft op het gebied van brandstichting en dat er geen noemenswaardige schade is ontstaan. De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die qua duur het voorarrest niet overtreft en heeft betoogd dat zijn cliënt akkoord gaat met de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging brandstichting. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zijn handelen onaanvaardbaar grote risico’s voor (in ieder geval) aangever [X] in het leven heeft geroepen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de poging brandstichting plaatshad aan de bovenzijde van een in het water gelegen boot en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Een scenario waarbij brandende benzine zich onder de invloed van de zwaartekracht van boven naar beneden een weg had gezocht naar een benedendeks slapende [X] , was alleszins voorzien- en voorstelbaar geweest. En dan was het maar zeer de vraag geweest of [X] tijdig uit/van de boot had kunnen komen. Evenzeer voorzien was geweest dat het vuur de boot en de zich daarin bevindende goederen zou hebben aangetast. Aangaande die goederen kan nog het volgende worden opgemerkt. Aan de hand van de foto’s kan worden vastgesteld dat de boot een zgn. motorjacht betrof. Bovendien verklaart aangever dat de kachel van de boot ten tijde van het incident ‘aan’ was. Hieruit volgt dat het ervoor moet worden gehouden dat er ook brandstof aan boord was. Deze vaststelling onderstreept het gevaarzettend en potentieel desastreuze karakter van verdachtes actie. Dit soort feiten doen afbreuk aan het veiligheidsgevoel in het algemeen en die van aangever in het bijzonder.
diagnostiek en mate van toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het Pro Justitia (PJ) rapport van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 8 januari 2018. Uit dit rapport blijkt, zakelijk weergegeven, onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een stoornis in gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne en amfetamine. Er is ook sprake van psychotische episodes waarvoor volgens de rapporteur het gebruik van middelen als belangrijkste oorzaak te beschouwen is. Diverse observaties wijzen uit dat verdachte voorafgaand en ten tijde van het plegen van het delict psychotisch was. De psychotische symptomen hebben waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld in verdachtes gedragskeuzes en zijn realiteitstoetsing was gestoord. De rapporteur kan niet onderbouwen dat onderzochte geen enkele verantwoordelijkheid kon nemen ten aanzien van het gebruik van middelen. Dit alles maakt dat de rapporteur adviseert om verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De reclassering onderschrijft dit advies. Dit blijkt uit het reclasserings-rapport van 10 januari 2018, opgesteld door A.G.J.E. van Eijck, reclasseringswerker.
De rechtbank zal het advies om verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen, volgen.
(motivering van) de straf
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit de oplegging van een forse vrijheidsstraf zonder meer rechtvaardigt. De rechtbank acht het aangewezen om, gezien de ernst van het feit, de mate van gevaarzetting en de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft begaan, af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarbij speelt mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 december 2017 blijkt dat verdachte al eerder in aanraking is gekomen met justitie. Wel zal de rechtbank een groot deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan gekoppeld een behandelverplichting en een lange proeftijd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het delict en dit baart de rechtbank zorgen. Het voorwaardelijke strafgedeelte kan dienen als stok achter de deur om, enerzijds, een ambulante behandeling te ondergaan en, anderzijds, verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbaar gedrag.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
bijzondere voorwaarden:
Uit bovengenoemde rapportages blijkt dat behandeling en begeleiding is aangewezen om het risico op recidive te reduceren. Het risico op herhaling van het tenlastegelegde wordt zonder behandeling als hoog ingeschat. De belangrijkste risicofactoren zijn de combinatie van de zwakke gestructureerdheid, het alcohol- en middelengebruik en de vermijdende “coping” van verdachte. Rapporteur Van Os adviseert om verdachte ambulant te behandelen binnen een setting waar expertise is op het gebied van bipolaire stoornissen en verslaving. Deze behandeling kan volgens de reclassering het beste plaatsvinden bij Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke behandelinstelling. Daarbij wordt van belang geacht dat een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, ten behoeve van crisis - de rechtbank begrijpt: crisisbeheersing - , detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, tot de mogelijkheden behoort.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt en zal het advies om verdachte een ambulante behandeling te laten ondergaan, volgen. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegenomen dat uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte gemotiveerd is voor een behandeling. Daarnaast is het ook voor de samenleving van het grootste belang dat verdachte behandeld en begeleid wordt om zo veel mogelijk te voorkomen dat hij in herhaling valt. Naast een ambulante behandelverplichting zal de rechtbank aan een voorwaardelijk op te leggen strafgedeelte, de meldplicht bij de reclassering koppelen.
dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
De persoon van verdachte in combinatie met de aard van het delict maken dat de maatschappij zoveel mogelijk direct beschermd moet worden tegen verdachte. Uit de rapportages over de persoon van verdachte blijkt dat de risico op herhaling van het tenlastegelegde groot is indien verdachte niet wordt behandeld en begeleid in verband met zijn stoornissen. Daarbij komt dat het recidiverisico volgens de rapporteur Van Os, wordt versterkt door diverse persoonlijkheidseigenschappen zoals impulsiviteit, beperkte empathie en problematische agressieregulatie. Ook het beeld dat de rechtbank heeft gekregen van verdachte ter terechtzitting is zorgwekkend. Verdachte stelt zich niets van het delict te kunnen herinneren, maar was, uitgaande van de juistheid van deze verklaring, desondanks in staat om het bewezenverklaarde te plegen. Het handelen van verdachte ten tijde van psychotische episodes is dermate onvoorspelbaar dat dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop, aangewezen is. De bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen rechtvaardigt dit.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
poging tot het misdrijf
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
poging tot het misdrijf
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Tactus, Dr. Stolteweg 58, 8025 AX Zwolle, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de Tactus Verslavingszorg, of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van deze instelling zullen worden gegeven. Verdachte dient mee te werken aan een kortdurende opname van 7 weken ter detoxificatie en stabilisatie, indien de reclassering/deze instelling dit noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. W.F. Boele en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
1. het proces-verbaal van aangifte van [X] van 15 oktober 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 19-23):

(…) Ik doe aangifte van poging brandstichting (…) tegen [verdachte] , gepleegd op zondag 15 oktober 2017. (…) Ik woon op een boot aan de Buitenhaven, Havenweg 1 te Kampen. (…) Rond 5.45 uur zag ik een persoon lopen. (…) Ik zag dat deze persoon een witte bouwhelm op had. (…) Ik had de politie nog aan de lijn toen ik zag dat de man voor mijn boot stond. (…) Ik zag op dat moment ook dat het [verdachte] was. (…) Ik zag dat [verdachte] een jerrycan in zijn handen had en ik zag dat hij deze tegen mijn boot aan gooide. (…) Ik zag dat er vloeistof uit de jerrycan spatte, over mijn boot heen. Ik zag dat [verdachte] hierop gelijk wegrende in de richting van de Veerweg. Ik ben hierop gelijkt mijn stuurhut uitgekomen en ik rook dat het om benzine ging, wat op mijn boot was gegooid. (…) Ik zag dat er over de voorzijde van mijn boot benzine was gegooid, bij mijn voorhoef en bij de uitlaat van mijn kachel. Wanneer hier benzine bij komt is de kans op brand zeer groot aanwezig vanwege de hitte van de kachelpijp. Mijn kachel stond deze nacht aan. (…);

2. het proces-verbaal van bevindingen van 20 oktober 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 33-36):

(…) Ik verbalisant [A] , kwam op zondag 15 oktober 2017 omstreeks 05:51 uur ter plaatse aan de Havenweg te Kampen samen met mijn collega [B] . (…) Ik verbalisant, [A] , ben samen met mijn collega’s het terrein van de haven op gelopen (…) Ik hoorde (…) een knal. (…) Ik zag dat collega [B] met zijn zaklamp in de richting van de boot van, naar later bleek, aangever [X] scheen. Ik zag op dit moment een persoon met een wit hoedje wegrennen in de richting van het trappetje naar de Veerweg. (…) Ik zag op de grond een man liggen welke door collega’s [C] en [D] vast werd gehouden. Ik zag naast de man hetzelfde opvallende witte hoofddeksel liggen als welke de persoon die slecht enkele seconden eerder gevlucht was, op had. Ik zag dat de man geboeid werd (…) ik rook op dit moment een enorme benzinelucht. Ik stond op dit moment ongeveer 1 meter van de man af. (…) Ik ben vervolgens samen met collega [B] teruggelopen naar de Haven. (…) Ik zag aan de waterkant een man (de rechtbank begrijpt: aangever) op een boot staan. (…) Ik rook een enorm sterke benzinelucht bij de boot van deze aangever. (…) Ik zag dat aangever naar een jerrycan in het water wees. Ik hoorde dat de aangever vertelde dat [verdachte] zojuist deze jerrycan op de boot had gegooid. Ik zag vervolgens een jerrycan in het water liggen op ongeveer 1 meter van de boot van de aangever af. Ik zag dat de dop van deze jerrycan geopend was. (…) Ik rook een enorm sterke benzinelucht bij deze jerrycan. (…) Ik zag een vlek op de boot van aangever. (…) Ik zag dat de vlek rondom de kachelpijp van de boot zat. (…) Ik voelde dat de kachelpijp zeer heet was. (…);

3. een schriftelijk stuk, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, ‘Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen’, van 8 december 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
(…)
(…)
(…).