ECLI:NL:RBOVE:2018:2349

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
ak_17 _ 1854
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijk strafontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim en onjuiste registratie van werktijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over het onvoorwaardelijk strafontslag van een ambtenaar van de gemeente Dalfsen. De eiser, die sinds 2008 werkzaam was bij de gemeente, kreeg met onmiddellijke ingang strafontslag wegens plichtsverzuim. Dit besluit volgde op herhaaldelijke waarschuwingen over zijn registratie van werktijden, die niet in overeenstemming waren met de werkelijke uren die hij had gewerkt. De rechtbank oordeelde dat de eiser zich schuldig had gemaakt aan frauduleuze registratie van zijn werktijden in december 2016, waarbij hij had geregistreerd dat hij gedurende de week cursus volgde, terwijl hij slechts drie dagen daadwerkelijk aanwezig was. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij toestemming had voor deze registratie en dat hij zich niet had gehouden aan de gemaakte afspraken over tijdregistratie. De rechtbank concludeerde dat het ontslag proportioneel was in verhouding tot de ernst van het plichtsverzuim, gezien de eerdere incidenten en waarschuwingen die de eiser had ontvangen. Het beroep van de eiser tegen het ontslag werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1854

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.Th. Waterman, advocaat te Zwolle,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen, verweerder,

gemachtigde: mr. A.C.C. Balke, advocaat te Zwolle.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met onmiddellijke ingang onvoorwaardelijk strafontslag verleend.
Bij besluit van 17 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. J.Th. Waterman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. [naam] en L.L.M. Kampman, bijgestaan door
mr. A.C.C. Balke.

Overwegingen

1.1
Eiser was sinds begin 2008 werkzaam bij de gemeente Dalfsen, sinds 1 januari 2015 in de functie van “medewerker handhaving II” bij de eenheid Openbare Ruimte. Tot eisers werkzaamheden behoorden het regelmatig afleggen van bedrijfsbezoeken en het verrichten van handhavingscontroles.
1.2
Op 12 januari 2015 heeft eisers eenheidsmanager [naam] eiser een e-mail gestuurd met – onder meer – de volgende tekst:
“Ik heb het besproken met [eiser] en hier afspraken over gemaakt. Concreet komt het er op neer dat ik hem gevraagd heb om zijn activiteiten;
A.
nauwkeuriger en concreet in zijn agenda te vermelden. Dus niet meer ‘vrij’ te vermelden en vervolgens wel bezoekverslagen van controles uit te werken en deze te vermelden in timetell als telewerken
B.
telewerken in Timetell nader te specificeren wat precies, zodat er ook een match ontstaat met zijn agenda
C.
mij vooraf regelmatiger te informeren wanneer hij er voor kiest om thuis te werken i.p.v. op het kantoor. Het gaat hierbij niet expliciet om toestemming om thuis te werken, maar meer informeren.
De nieuwe werktijdenregeling geeft die mogelijkheid nu eenmaal en het past ook mooi binnen taakvolwassenheid en persoonlijk leiderschap. Het gaat nu eenmaal om de resultaten die vastliggen in het JWP en persoonlijke JWP’n. Afspreken wat er moet gebeuren en minder over ‘hoe en wanneer’.
Naar aanleiding van incidenten met – onder meer – de registratie van zijn werk- en verloftijden, is eiser vanaf 2015 regelmatig door [naam] , aangesproken op zijn werktijdenregistratie. Bij brief van 5 augustus 2015 heeft verweerder eiser een officiële waarschuwing gegeven en hem er op gewezen dat hij de gemaakte afspraken dient na te komen.
Op 26 november 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam] en eiser. [naam] heeft eiser daarin aangesproken op zijn registratiegedrag. In dat gesprek is eiser duidelijk gemaakt dat dat gedrag niet geaccepteerd wordt. In het verslag is vermeld dat [naam] tegen eiser heeft gezegd: “ [eiser] bungelt aan een zijden draadje.” Voorts is vermeld dat [naam] eiser verwijt dat hij laks omgaat met tijdschrijven en dat eiser toegeeft dat hij laks is geweest in het tijdschrijven en hij zich daarvan bewust is.
In het verslag zijn de afspraken die [naam] en eiser met elkaar maken opgenomen.
Bij besluit van 8 december 2015 heeft verweerder eiser formeel gewaarschuwd en hem gewezen op de afspraken rondom de werktijdenregistratie waaraan hij zich dient te houden. Letterlijk staat in dit besluit:
“ Via deze brief bevestigen wij nogmaals de gemaakte afspraken:
-
je werkt je weekstaat elke week bij. Achterstanden worden niet meer getolereerd. Mutaties achteraf zijn uit den boze.
-
Je kloktaltijd uitals je naar buiten gaat voor een controle (dienstreis) en komthier weerterug om de dienstreis te beëindigen. Dus uitklokken op de terminal en niet een mutatie achteraf invoeren.
-
Werk je na terugkomst van een dienstreis nog dingen uit op kantoor dan zorg je dat je gewoon weer in geklokt staat en daarna meldt je je op correcte wijze af op het systeem via de terminal met einde werktijd wanneer je naar huis gaat. Dus ook hier blijven de einde werktijd dagen niet meer wekenlang open staan en m.b.v. mutatie achteraf gecorrigeerd.
-
Verder vul je het info veld in bij dienstreizen in timetell en moet e.e.a. ‘matchen’ met je agenda.
-
Je hebt maandelijks een gesprek met [naam] over je werkvoorraad. Jij neemt hiervoor het initiatief om een afspraak in te plannen en voor te bereiden.
-
Tot slot is thuis werken voor jou tot nader order niet meer toegestaan.
Wij rekenen erop dat jij jouw verantwoordelijkheid serieus neemt en je daarom dus gevolg geeft aan de gemaakte afspraken.”
Vervolgens vinden er in 2016 op regelmatige basis gesprekken plaats tussen [naam] en eiser waarin de naleving van de gemaakte afspraken een terugkerend onderwerp vormen. Uit de verslagen komt naar voren dat het [naam] ernst is en dat expliciet wordt verklaard dat de werkrelatie onder grote druk staat en eiser in overweging wordt gegeven om uit te zien naar een andere betrekking elders.
1.3
In de week van 12 december 2016 heeft eiser een cursus ‘asbestdeskundige’ gevolgd, met op 16 december 2016 een afsluitend examen. In het kader van de registratie van zijn werktijden is geregistreerd dat hij van maandag 12 december tot en met vrijdag 16 december 2016, van 8:00 uur tot 16:00 uur afwezig was in verband met deze cursus. Uit de presentielijst is verweerder nadien echter gebleken dat eiser alleen de eerste drie dagen van de werkweek deze cursus heeft gevolgd. Op donderdag 15 december had eiser geen cursus. Tevens is gebleken dat het examen op 16 december 2016 om 10:30 uur was afgelopen. Tevens is op 22 december 2016 een urenverantwoording van eiser over de periode van oktober 2016 tot en met december 2016 afgekeurd nadat werktijden handmatig waren aangepast door eiser.
1.4
Verweerder heeft vervolgens ingezet op ontslag van eiser. Bij het primaire besluit is aan eiser met onmiddellijke ingang onvoorwaardelijk strafontslag verleend wegens plichtsverzuim.
2.1
Verweerder heeft aan eiser onvoorwaardelijk strafontslag verleend omdat eiser, die reeds meerdere keren was gesommeerd om zich aan afspraken over het registreren van werktijden te houden, maar deze afspraken niet naleefde, zich in december 2016 twee maal schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim doordat hij frauduleus handelde met betrekking tot de registratie van zijn werktijden. Dit kan eiser worden toegerekend.
2.2
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan fraude. Dat hij achterliep met de registratie van zijn werktijden, betekent niet dat hij meer uren heeft verantwoord dan hij daadwerkelijk heeft gewerkt. De aard van zijn werk, in de buitendienst, brengt mee dat precies tijdschrijven vaak niet mogelijk is. In de week van
12 december 2016 heeft eiser niet alleen cursus gevolgd en examen gedaan, maar heeft hij ook voor het af te leggen examen in de avonduren en op donderdag 15 december 2016 gestudeerd. In totaal heeft eiser die week zeker 40 uur gewerkt. Voor zover al sprake is van plichtsverzuim, is ontslag, mede gezien de grote consequenties die dit voor eiser heeft, niet proportioneel in verhouding tot de ernst van de geconstateerde gedragingen.
3. Het aan eiser verleende ontslag is gebaseerd op artikel 8:13 van de CAR-UWO. Op grond van deze bepaling kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag worden verleend. Ingevolge artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR-UWO kan disciplinaire bestraffing plaatsvinden, indien sprake is van plichtsverzuim. Volgens artikel 16:1:1, tweede lid, van de CAR-UWO omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
4.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser op donderdag 15 december 2016 geen cursus heeft gevolgd en voorts dat hij op vrijdag 16 december 2016 na 10.30 uur het examen had afgerond en dus weer beschikbaar was voor zijn werkzaamheden. De rechtbank stelt voorts vast dat niet in geschil is dat eiser op de weekstaat van die week heeft geregistreerd dat hij gedurende alle dagen van die week tot 16.00 uur cursus volgde. Weliswaar heeft eiser gesteld dat hij de wijze van registreren heeft voorbesproken met [naam] , doch deze heeft dat ontkend. Eiser heeft daarmee en ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat hij voorafgaand aan de cursus toestemming van [naam] heeft verkregen voor de registratie van zijn tijden op de wijze zoals hij die heeft gedaan. Niet in geschil is dat die registratie niet overeenkomstig de cursustijden waren. Hij heeft daarmee zijn tijden onjuist geregistreerd.
Voorts is gebleken dat eiser handmatig gewerkte uren heeft bijgeschreven, in de periode oktober 2016 tot en met december 2016. De rechtbank stelt vast dat deze mutaties niet in overeenstemming met de met eiser gemaakte afspraken zijn gedaan.
Hieruit volgt dat eiser zich meermalen niet heeft gehouden aan de regels met betrekking tot de registratie van gewerkte uren, waarop hij meermaals, onder meer bij verweerders besluit van 8 december 2015, schriftelijk is gewezen. Dat eiser stelt dat hij niet de bedoeling had om de gemeente Dalfsen te benadelen en voorts dat er ook geen sprake is geweest van benadeling, doet er, wat daarvan ook zij, niet aan af dat eiser de regels met betrekking tot de werktijdenregistratie heeft overtreden. Overigens heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is geweest van benadeling van verweerder. De rechtbank is daarom van oordeel dat zowel de wijze waarop eiser in de week van 12 december 2016 zijn werktijden heeft geregistreerd als het handmatig bijschrijven van gewerkte uren, in de periode van oktober 2016 tot en met december 2016, moeten worden aangemerkt als plichtsverzuim. Verweerder was dan ook bevoegd om eiser disciplinair te straffen vanwege dit plichtsverzuim.
4.2
Om gebruik te mogen maken van de bevoegdheid om een ambtenaar vanwege plichtsverzuim disciplinair te straffen, dient eerst vast te staan dat het plichtsverzuim aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank zal daarom nagaan of het plichtsverzuim dat aan het ontslagbesluit ten grondslag is gelegd aan eiser kan worden toegerekend.
Vast staat dat eiser in de week van 12 december 2016 vijf volledige dagen als cursusdagen heeft geregistreerd, terwijl hij wist dat hij die week maar drie dagen cursus en enkele uren examen had. Dat eiser stelt dat hij tijdens deze week ook heeft gestudeerd voor deze cursus, maakt niet dat dit plichtsverzuim niet aan hem kan worden toegerekend. Niet is namelijk gebleken dan wel aannemelijk geworden dat eiser zijn leidinggevende voorafgaand aan de registratie heeft gevraagd of hij zijn studietijd ook als tijd die verband hield met deze cursus mocht registreren. Van een gegeven toestemming daarvoor is niet gebleken. Dat eiser voorts vanwege de aard van zijn werkzaamheden niet in staat was om de regels met betrekking tot werktijdenregistratie na te komen en dat hij daarom in de periode oktober 2016 tot en met december 2016 handmatig uren moest bijschrijven, is niet aannemelijk gemaakt. Aan eiser is gedetailleerd aangegeven hoe hij de door hem gewerkte tijden kan registreren, ook als sprake is van een controle buiten de normale kantooruren. Dat eiser deze werkwijze onhandig vindt, betekent niet dat hij zich hieraan niet kon houden. Niet is overigens gebleken dat eiser tegen de ter zake gemaakte afspraken destijds bezwaar heeft gemaakt. Het plichtsverzuim kan dan ook aan eiser worden toegerekend.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, bij het nemen van het ontslagbesluit, rekening heeft mogen houden met wat in de jaren voorafgaand aan de incidenten in 2015 en eerder in 2016 is voorgevallen. Eiser is in 2015 en in 2016 regelmatig op indringende wijze aangesproken op de tekortschietende registratie van zijn werktijden, zonder dat dit tot een blijvende verbetering heeft geleid. Dat eiser de juistheid van een aantal eerdere incidenten, vooral incidenten in 2015, bestrijdt, doet er niet aan af dat ook al staat niet iedere gebeurtenis in deze periode vast, wel staat vast dat in 2015 en 2016 voorafgaand aan december 2016 bij eiser sprake was van een patroon van herhaaldelijk tekortschieten in de registratie van zijn werktijden. Eiser heeft ook erkend dat hij in dit opzicht laks is geweest. Daarbij komt dat eiser expliciet en regelmatig is gewaarschuwd voor de gevolgen die de tekortschietende registratie van zijn werktijden voor hem zou kunnen hebben. Onder deze omstandigheden is het strafontslag dan ook proportioneel in verhouding tot de ernst van het plichtsverzuim waarvan sprake is.
5.1
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
5.2
Het beroep is daarom ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, en mr. A.P.W. Esmeijer en
mr. R.J. van Lochem, leden, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.